2 augustus 2014 – Column Sjaak Grosthuizen: Aan de overkant
Afgelopen week mocht ik een reportage maken over een probleem dat bewoners van de Rotiusstraat hebben met het kapbesluit van de gemeente. De gemeente zou juist in de vakantietijd, wanneer veel mensen er een tijdje tussenuit knijpen, de kans schoon zien om een paar bomen in die straat te kappen. Wanneer je in de materie duikt, ontdek je interessante ontwikkelingen die rond zo’n besluit van de gemeente opdoemen.
Een bewoner van deze straat stuurde namens bewoners van de straat berichten op hoge poten naar de gemeente en naar de fractievoorzitters. Wakkere fractievoorzitters in Hoorn voelen zich altijd geraakt door bestuurlijke overlast die goedwillende burgers wordt aangedaan. Vooral voor fractievoorzitters van de oppositie is dit koren op hun molen. Denk je dan. Ik las de brief die misschien de wakkerste fractieleider van Hoorn, Arthur Helling, van de Rotiusstraatbewoner mocht ontvangen. Redenen te over om hier via de media aandacht voor te vragen en dat deed Arthur dus ook. In vakantie tijd nog wel. Ik las het bericht in de krant en meende op dat moment dat het een goede zaak is, waar Arthur en bewoners van de Rotiusstraat voor staan. Ook als het formeel allemaal in orde is, moet je evengoed serieuze pogingen doen om bewoners van een straat op tijd kond te doen van overheidshandelingen die in hun leefomgeving gaan voordoen.
‘Dat begrijpt u toch wel?’ vroeg hij meerdere malen.
Ik zag het allemaal haarscherp voor me. In de vakantietijd een mooi item met een politiek glazuurlaagje produceren, zodat HoornTV iets interessants te melden heeft. Lokale overheden die over burgerwensen heen walst is iets waarvoor ik een neus aan het ontwikkelen ben. Ik zocht contact met de Rotiusstraatbewoner die de zaak bij de Hoornse politici aanhangig maakte. Tot mijn verrassing kreeg ik een reactie die ik als amateurpsychloog niet meteen kon verklaren. De Rotiusstraatbewoner was een beetje gebelgd over het feit dat D66-fractievoorzitter Arthur Helling, een coalitieraadslid van formaat, via de media een vergrootglas op de zaak hanteerde. En Arthur zou Arthur niet zijn wanneer hij de zaak niet breder zou trekken om inspraakhobbels aan te wijzen. De Rotiusstraatbewoner wilde ons van HoornTV niet voor de camera te woord staan. Er was al contact gelegd met het stadsbestuur en hij vond dat afwachten wat hun reactie zou zijn de enig passende vervolgstap was. Hij vond het principieel verkeerd van ons dat we zijn zaak op een zo wijd mogelijke manier wilden tentoonstellen. ‘Dat begrijpt u toch wel?’ vroeg hij meerdere malen. Ik begreep hem niet. Er zijn voor minder redenen lokale partijen opgericht, hield ik hem voor.
Een dame was het eens met de zelfbenoemde Rotiusstaatbewonersbelangenvertegenwoordiger
Er waren buurtbewoners die langs kwamen en nieuwsgierig werden naar het waarom van een levensgrote professionele camera in de straat. Een dame was het eens met de zelfbenoemde Rotiusstaatbewonersbelangenvertegenwoordiger waar het betreft het tegen houden van het kappen der bomen, maar voelde er niets voor dat voor het oog van de camera op te biechten. Met veel gevoel voor understatement liet de Rotiussrtaatbelangenvertegenwoordiger weten dat wat hem betreft de oplossing wel of niet kappen open bleef. Als spreker tussen de teksten door mocht ik aannemen dat hij de bomen het liefst ongemoeid liet. Iets later toen we van de overkant een nieuwsgierige dame zeggen dat de betreffende platanen wat haar en vele andere straatbewoners betrof liever gisteren dan vandaag gekapt zien. De overlast meneer. Elk jaar komt dat prachtige groen verkleurd, nat en beschimmeld in hun tuinen. Je blijft bezig meneer en ik haar vooral niet de bek openbreken.
Uit de Rotiusstraatperikelen kan men twee zaken leren
Bij mij kwamen herinneringen terug uit mijn studietijd aan het einde der 60-er jaren. Ik hield om een maatschappijscriptie op te fleuren een enquête in mijn straat betreffende het parkeren van auto’s. Aan het begin van de straat stonden aan even kant van de straat huizen met een tuintje ervoor. Verderop in de straat was een strook grasveld, eveneens aan de even kant. Wij, van de oneven kant, hadden alle te parkeren auto’s van de straat langs de stoep. Gevraagd naar het gevoel van overlast gaven bijna alle onevennummerburen aan dat het best anders mocht. De evenkanters vonden de bestaande situatie prima. Er veranderde echter niets en dit wasvoor mij aanleiding om voor het eerst in mijn leven een ingezonden protestbrief te laten plaatsen.
Uit de Rotiusstraatperikelen kan men twee zaken leren. De ver-van-mijn-bedshow kan al gaan over de overkant van de straat en voor politici is het van groot belang te weten dat er altijd wel een overkant is.