10 januari 2015 – Column Sjaak Grosthuizen: Ik ben Sjaak
Woensdagmiddag gingen we op bezoek bij goede Turkse vrienden van ons. De tv stond aan en het eerste dat ons werd gevraagd was of we het al gehoord hadden wat er in Parijs was gebeurd. ‘Dat zijn geen moslims!’ riep mijn vriend geëmotioneerd uit. Ik snapte volledig wat hij bedoelde. Dit soort daden worden niet gepleegd vanuit zijn opvatting van het geloof en natuurlijk weet ik dat allang. Zijn en mijn levensovertuiging zijn niet dezelfde, maar ze bijten elkaar nooit. Ze versterken onze overtuiging dat de grondwaarden eruit bedoeld zijn om een leefbare wereld voor elke kleur en variatie mogelijk te maken. En zo genieten we alle vier van elke ontmoeting.
In onze gemeenteraad zitten ‘ze’ ook. Moslims.
Wij hebben meer vrienden die moslim zijn en daar staan we zelden bij stil. Ik wil niet dat zij nu tegenover ons roepen dat zij zich distantiëren van de terroristen. Dat zou de ontkenning zijn van de basis van onze relatie. In onze gemeenteraad zitten ‘ze’ ook. Moslims. Ik ga ze niet vragen hoe zij over de acties denken. Ik zou ze ermee beledigen. Ik hoef ook niet van hen te horen hoe belangrijk zij hun geloof ervaren. Ik vraag dat aan geen enkel raadslid, ook niet van CDA-raadsleden.
Donderdagavond liepen wij ’s avonds tegen zessen over De Groote Markt in Groningen. Toevallig, omdat wij een restaurant zochten. Het plein stond vol met mensen. Stil en afwachtend. Hier en daar een pen of potlood aan een stok gebonden. Geen fractie van een seconde bedreigend. We zagen er zo gauw geen duidelijke vertegenwoordigers van volksgroepen waarvan je direct zou kunnen vermoeden dat het moslims zijn. We zagen overigens in de twee dagen dat we daar waren niet of nauwelijks Turken of Noord-Afrikanen. Groningen, een ideale stad voor PVV’ers.
Hij sprak, zonder de woede van mijn Turkse vriend.
In Hoorn was op hetzelfde tijdstip ook een dergelijke manifestatie. Onno van Veldhuizen hield daar als onze burgemeester een toespraak. Hij zal zeer zinnige dingen hebben gezegd. Als hij moslim geweest zou zijn, zouden ze op tv zijn speech hebben uitgezonden, samen of in plaats van Aboutaleb. Hij sprak, zonder de woede van mijn Turkse vriend. En zo wil ik kunnen blijven spreken. Over mensen die op zoek gingen naar God en een religie vonden. Een allesbepalende religie namens een allesbepalende gedachte. Wanneer ben je zo ver dat je eindeloos misleid kunt worden? Is elke moslim al te ver heen, wanneer hij de daad noemt en de zin af maakt met maar…? In dat maar schuilt namelijk de werkelijke gedachte van de spreker.
Er waren veel schrijvers, journalisten, grappenmakers en columnisten met het bordje ‘Je suis Charlie’. Had ik niet ergens moeten staan met dat bordje? Non, parce que je ne suis pas Charlie. Ik ben schrijver. Ik ben columnist en ik maak opmerkingen over allerlei zaken in onze samenleving. Vooral over de Hoornse samenleving en de Hoornse politiek. Maar daaraan kleeft eigenlijk geen enkel risico. Bovendien vrees ik dat ik vaak veel te mild ben. Ik ken veel Hoornse politici en dat is misschien mijn fout. Ik zie aardige en bevlogen mensen met een grote inzet. Bij elke vermeende knulligheid, vraag ik mezelf af: kun jij dat dan beter? Toch maak ik er graag een grap over. Ik ervaar op korte afstand hoe hier de democratie werkt. Er zijn politici die elkaars tegenstanders zijn. Maar die staan na afloop van een raadsvergadering meestal gezellig met elkaar na te praten, met een drankje. Sans rancune.
Dit hebben we en dit bewaren we als een kostbare schat.
Tijdens de Nieuwjaarsreceptie heb ik politici van diverse pluimage hartelijk de hand geschud en allen keken oprecht verheugd wanneer ze mijn hand vasthielden. Ik zag ze onderling het nieuwe jaar inluiden. Tegenstanders en geestverwanten spraken elkaar op hartelijke wijze, elk hopend op een jaar met meningsverschillen, want alleen in verschillen kun je je onderscheiden. Er zijn tegenstellingen in de raad, verdeeld over misschien iets teveel fracties en elke week wordt onze democratie beschaafd gevierd in raadzaal en daarbuiten. Dit hebben we en dit bewaren we als een kostbare schat.
Ik ben Charlie niet. Ik ben Sjaak en dankzij onze lokale politieke opvattingen niet de Sjaak.