28 maart 2015 – Column Sjaak Grosthuizen: Westfriesland, maar niet te gek natuurlijk
De zuider Triton heeft tot zijn trompet gekoren
De Hoofdstadt van zijn zee, den uitgelezen Hooren.
Dit zijn de eerste twee regels uit het gedicht dat onze eerste dichter des vaderlands, Joost van den Vondel, op onze mooie stad schreef. Onze burgervader stuurde mij het gedicht toe, misschien met de hoop mij hiermee te kunnen beïnvloeden. En ik geef direct toe: ik word wekelijks voor mijn stukjes enorm beïnvloed door de lokale politici.
Een mooi gedicht in heerlijke gezwollen Gouden Eeuwtaal over de voortreffelijke kwaliteiten van onze glorieuze stad, die na de Olympus een favoriete pleisterplaats voor de goden zou kunnen zijn. Toen al en sinds die tijd is Hoorn natuurlijk alleen nog maar mooier, aantrekkelijker en leefbaarder geworden. Dit alles hartstochtelijk liefdevol in stand gehouden en uitgebouwd door de opeenvolgende colleges en ondersteunende en corrigerende raden. En moge dat nog eeuwen zo blijven!
‘Zoo draeght Westvrieslandt moedt op d’ eere van zijn steên.’
De laatste versregel luidt: ‘Zoo draeght Westvrieslandt moedt op d’ eere van zijn steên.’ En zie, niet slechts in het gedicht wordt gewag gemaakt van het vruchtbare achterland van de Coenveste, maar het gedicht wordt ermee afgesloten. Westfriesland, zonder streepje tussen West en Friesland hoort in het slotakkoord van de korte reeks opgetogen trompetklanken. En dat geeft te denken.
Het toeval wil – en hoe toevallig is het eigenlijk? – dat deze week een collegevoorstel werd besproken over de samenwerking met de regio. Niet een concreet onderwerp waarover samen moet worden besloten, maar de kaders voor zo’n samenwerking. En afspraken daarover maken blijkt nodig. Het Westfriesland waarbinnen wellicht hechtere afspraken moeten worden omkaderd bestaat uit zeven gemeenten. Gezamenlijk beschikken wij op dit moment, volgens mijn telling van gisteren, over 54 raadsfracties, waarin 145 raadsleden functioneren. Gemiddeld bestaat een Westfriese fractie uit bijna 2,7 raadslid. Kampioen reuzenfractie is het CDA in Koggenland met maar liefst zes zetels. 21 partijtjes hebben geen landelijke binding, maar dienen lokale doelgroepen. Dat doen zij met 56 raadsleden. Dat is ongeveer 38,6%.
Hoeveel eigen belangen wil je in regionale samenwerking opgeven?
Een meerderheid van de Westfrieze raadsleden maakt deel uit van een landelijke politieke partij en ik vraag mij af of dat ook inhoudt dat zij een welwillender oog bezitten voor de wereld buiten de eigen gemeente. Is het dus te verwachten dat in de huidige situatie gemakkelijk goede regionale samenwerkingsafspraken kunnen worden gemaakt? Het antwoord is nee. Met 54 verschillende partijen tot alleen al een datumafspraak te kunnen komen is bijna onmogelijk. Niet alleen in Hoorn, maar ook in de andere gemeenten is vorig jaar door elk van de fracties fel gedebatteerd om de lokale kiezersgunst, door te getuigen van de liefde voor de eigen vierkante kilometers.
Hoeveel eigen belangen wil je in regionale samenwerking opgeven? Hoe groot is de gunfactor? Over hoeveel zaken mag je nog gezellig met z’n allen kissebissen binnen de eigen raad? Hoeveel vertrouwen kun je hebben in een veel kleinere groep Westfriese overleggende raadsleden die voor je het weet met werkzame voorstellen zou kunnen komen? Kun je dan nog met goed fatsoen tegenstemmen, omdat een door jouw partijtje gekoesterd achtertuintje iets wordt aangedaan? Waar blijft dan het vertrouwde hulliezulliedenken?
Gelukkig hebben we de griffiers nog. Die overleggen al wel en wanneer zij met een voorstel komen, kun je dat met grote verontwaardiging blijven afwijzen. Wat denken die boeren wel? Wij gaan niet voor hun betalen! Zijn we dan nu al vergeten dat ze in Medemblik blij waren dat Floris V daar een burcht bouwde? Waarom denk je dat Hoorn groter is dan de rest? Wie heeft het meest betaald aan de ijsbaan en de schouwburg? Denk je even aan de scheve stemverhoudingen? De boeren worden met hun pakweg 114.000 inwoners vertegenwoordigd door 110 raadsleden, dus 1036 per raadslid en in Hoorn moeten 72000 inwoners zich behelpen met 35 leden, oftewel 2057 inwoners per afgevaardigde. Wanneer hebben we ooit na de veldslagen tegen de Hollandse graven een eenheid gevormd met alle Westfriezen samen? En tegen wie moet dat dan nu wel? Nee, als we nu zeggen dat Westfrieze samenwerking een heel mooi streven is, waar we volledig achter staan, dan doen we al meer dan genoeg.
Ik vrees dat echte vruchtbare samenwerking tot meerdere eer en glorie van de regio een speeltje blijft voor de burgemeesters. ‘Zoo draeght Westvrieslandt moedt op d’ eere van zijn steên,’ schreef Vondel ooit. Maar die wist het toen al mooi te zeggen.