23 april 2016 – Column Sjaak Grosthuizen: Dag Yvon
Ze keek glimlachend de raadszaal rond. Op één na waren ze er allemaal. Ze kende ze nu allemaal bij naam, bedacht ze. In sommige opzichten kon ze dit deel van haar werk vergelijken met dat van een schooljuf. 35 leerlingen, met allen een paar leuke eigenheden. Ze wist uit ervaring dat ze in het begin wat strenger moest zijn. Ze zat hier als voorzitter, niet als speelbal. Ze keek de zaal weer even rond en zag de gezichten van de jongens en meisjes die haar in het begin een beetje hadden uitgeprobeerd. Roger bijvoorbeeld, die je niets meer hoefde te vertellen, maar die dat zelf nog wel zo graag doet. Of Symen en Robert, die zulke fijne neuzen hebben voor misstanden. Mathé, Jeroen, Arthur, Jos en Dirk, die de ondersteunende fracties voor het college aanvoeren, ze doen zo hun best om niet al te volgzaam over te komen. Ronald, Aart, Alex, Roger, Nico, Robert en de beide Jokes die zich zo roerend roeren om het college onderuit te halen in het belang van de stad, en al die andere raadsleden en niet te vergeten al die commissieleden die maar komen en gaan, zou ze hen gaan missen? Af en toe waren het donders, maar stuk voor stuk hadden ze iets liefs.
Af en toe waren het donders, maar stuk voor stuk hadden ze iets liefs.
Het had zo’n uitdaging geleken toen ze aan de baan begon. Invaljuf voor Hoorn. Zoveel groter dan Winsum of Hoogezand-Sappemeer. Ruim zeventigduizend inwoners en vijfendertig raadsleden. Tweeduizend per raadslid had ze uitgerekend. En maar liefst dertien fracties. Dat was gelukkig wat meegevallen. Al die afsplitsingen of actiepartijtjes met slechts enkele issues als focus hadden veel lastiger kunnen uitpakken. Maar elk partijtje trachtte zich manmoedig te manifesteren als politieke generalist.
Je kunt je best verkijken op de bestuurlijke kracht van al die partijtjes. Ze dacht aan de collegeleden waarmee ze de afgelopen maanden had samengewerkt. Drie van de vijf fracties waren niet in staat om voor de post van wethouder of invallende wethouder iemand te rekruteren uit de eigen lokale achterban. Dat geeft te denken. Toch goed dat er nu dus de mogelijkheid bestaat om wethouders aan te trekken van buiten de gemeente.
Ze had ze allemaal leren kennen en toch wel enigszins in het hart gesloten. Ze gaven haar het gevoel, dat ze geslaagd was. Ze had enkele bloemen van de bos in het emmertje boven het muurtje achter haar zien uitsteken en ze vermeed tactisch nog verder achterom te zien. Ze keek de raadzaal rond en zag nog meer vertrouwde gezichten. De publieke tribune zat niet vol, maar dat gaf niet. Het duurt zeker twaalf jaar voordat je in een stad zo geliefd bent bij het volk dat ze je met betraande ogen laten gaan. Ze ontwaarde zowaar een oud-burgemeester. Ze wist dat achter haar een columnist ijverig informatie zat te verzamelen voor weer een nieuw cursiefje over de Hoornse politiek. Zou hij het deze week over haar gaan hebben? Grappig, dat de Hoornse politiek zo’n persoon heeft en jammer dat hij af en toe zo weinig van de hoed en de rand wist. Of was dat juist prettig?
Arthur en Judith vroegen of ze na de vergadering nog even het woord mochten hebben. Leuk natuurlijk. Zou de bos bloemen door Arthur of Judith worden overhandigd of zouden ze dat samen doen?
Ze was wat dat betreft een beetje met haar neus in de boter gevallen.
Ach, het was een mooie tijd. Leerzaam ook. Er hadden zich gelukkig geen grote rampen voorgedaan en wanneer die nog een maandje zouden uitblijven, zou ze dat prima vinden. Anderzijds zou een geslaagd optreden bij zoiets heel mooi staan op haar CV. Het reisje naar Chili had ze ook voor geen goud willen missen. Ze was wat dat betreft een beetje met haar neus in de boter gevallen.
Ze opende de vergadering. Haar laatste raadsvergadering in Hoorn. Die verliep zoals gewoonlijk. Nog even en dan zouden de mooie afscheidswoorden klinken. Ze wist dat ze die niet moest beschouwen als een serieus verslag van een functioneringsgesprek. Ze had haar eigen dankwoordje ook al voorbereid. Even had ze overwogen die te beëindigen met woorden naar Gijsbrecht van Aemstel: ‘Vaer wel mijn Coenstad, verwacht een’andren heer.’ Ze zou dat niet doen. Niet omdat ze al wist wie haar zou opvolgen, maar ze zou dat doen zoals zijzelf was en altijd zou blijven: Yvon van Mastrigt.