6 mei 2017 – Column Sjaak Grosthuizen: Begraafschrift
Doodgaan doen we allemaal. In grote meerderheid zien we daar het grootste deel van ons leven tegen op, maar je houdt dat niet eeuwig tegen. Dankzij de onverbiddelijkheid en de angst ervoor zijn in het verleden nuttige godsdiensten bedacht, die hoop en troost dienen te leveren. Om een godsdienst wat meer body te geven is er doorgaans ook een beloningssysteem in verwerkt. Na je dood in je een soort salaris waarmee je eeuwig kunt uitkomen. Het mooiste daarbij is het motto: we’ll meet again. Godsdienst is gesublimeerde doodsangst.
Godsdienst is gesublimeerde doodsangst.
Dood gaan heeft sinds de mensheid daarover kon nadenken interessante begrafenisrituelen opgeleverd. Antropologen met archeologische en sociaal-culturele achtergronden hebben boeiende zaken ontdekt over de vele manieren van omgaan met de dood en konden daarmee volkeren en culturen plaatsen en volgen op hun zoektochten naar leefbare plekken op de aarde. In Nederland zijn geen piramides aangetroffen, maar wel grafheuvels, urnenvelden en hunebedden. Zelfs zijn hier en daar al of niet beschilderde botresten aangetroffen in slootjes. Achter alle manieren om doden de laatste eer te bewijzen staken culturele opvattingen, passend in de toenmalige tijdgeest. Dat geldt nog immer zo.
In Nederland gelden steeds meer verschillende opvattingen over hoe om te gaan met de overledenen. Grotendeels door verschillende geloven, waar in een aantal gevallen nog sterk wordt vastgehouden aan tradities. Binnen de christelijke opvattingen bestaan echter al grote verschillen. Wie geen geloof heeft zal zich minder willen laten leiden door opvattingen over afscheidsrituelen uit de diverse oude dozen, maar daar zelf een mooie manier voor willen vinden.
Ik heb in de afgelopen jaren diverse keren afscheid genomen van dierbaren en dat betrof steeds vaker crematies dan teraardebestellingen. In een groeiend aantal gevallen hoorde ik dat men met de as van de overledene in de meest intieme kring een ritueel uitvoerde dat al met de overledene was overeengekomen. Er zijn mooie boeken over geschreven.
In Hoorn gaan mensen ook dood. Dat ga ik waarschijnlijk ook eens. We hebben in Hoorn begraafplaatsen en af en toe wil iemand daar terecht komen. Ik niet. Het is me te duur. Ik zal toch al niet zo’n grote erfenis nalaten en om mijn nazaten dan ook nog op te zadelen met periodiek stijgende kosten voor het behouden van een graf dat ze waarschijnlijk zelden zullen bezoeken lijkt me niet zo’n goed idee. En natuurlijk speelt mijn zorg voor het milieu ook mee.
Ik wil wel kwijt dat ik behoorlijk de pest in zou hebben wanneer mensen als Henry Keizer ook dankzij mijn crematie heerlijk oneerlijk verder opstoten in de Quote 500. Verzorgen van overledenen mag van mij gerust een verdienmodel zijn, maar geen verrijkingsmodel. Wie van een afscheid van een van mijn dierbaren een smaakvolle en herdenkingswaardige gebeurtenis weet te maken mag daar best een extra plakje kaas op zijn boterham mee verdienen.
Mag de stad Hoorn verdienen aan de dood?
Mag de stad Hoorn verdienen aan de dood? Daar ging het eigenlijk om in de commissievergadering van deze week. Een overgrote meerderheid van de fracties vindt van niet. Maar moet het de gemeente dan extra kosten? Daar begint de schoen te knellen. Moet ik meebetalen aan de afscheidsopvattingen van anderen, terwijl die niets hoeven bij te dragen aan die van mij? Vroeger, toen geen mens dacht aan lijkverbranding en er zelfs voor iedereen die het niet kon betalen nog wel een plekje op een dodenakker te vinden was, was dit geen punt. In de dood is ieder gelijk, maar voor wie iets meer gelijk was dan de ander, was de laatste rustplaats iets ruimer bemeten op een mooi lommerrijk plekje.
In Hoorn is, na kennelijk diep nadenken, een nieuwe begraafplaats, Zuiderveld, aangelegd. Kaal, want nog te jong voor lommerrijkdom, en met een zeer bescheiden plekje om bij elkaar te komen. Zonder koffieautomaat, zonder gordijnen en zonder wc. Daar wil je niet dood gevonden worden, terwijl dat eigenlijk wel de bedoeling is. Doen we daar wat aan? Als gemeente? Respect voor de overledene maakt deel uit van de mate van onze gemeentelijke beschaving. Maar hoeveel mag dit kosten? Ziedaar het onderwerp waarover politici prudent mogen discussiëren.
Ik zal daar nooit komen te liggen. Hoeveel reclame er ook voor deze plek zal worden gemaakt. Mijn kist zal in een oven worden geplaatst en ik ga vanaf nu nadenken over de plek waar mijn nazaten de as mogen verstrooien. Dat hoeft de gemeente natuurlijk niets te kosten. Zo ben ik dan ook weer geweest.