22 juni 2019 – Column Sjaak Grosthuizen: Verheven visies
Over de meest gewone onderwerpen zou je met meer dan twee handenvol partijen toch enorm goed kunnen steggelen. In lokale politiek geldt immers steeds vaker: zoveel hoofden, zoveel stemmen. Het is dan moeilijk origineel te blijven, maar soms lukt het uitstekend om een geheel eigen geluid te produceren. Over parkeren bijvoorbeeld.
In Hoorn dienen we ons eens goed achter de oren te krabben, wanneer het op het parkeren in de stad aankomt. Wij hebben op dit moment een parkeerprobleem in de stad, hetgeen leidt tot zieltogende middenstanders bij wie op de stoep voor de zaak geen auto = klant mag staan. Wij weten met elkaar vast wel, dat wanneer de moeite om een winkel te bereiken ingewikkelder wordt dan een bestelling via internet te doen, de klant afziet van een hindernissenparcours door smalle straatjes, de winkels dan na de opheffingsuitverkoop hun deuren sluiten, automobiele clientèle gewoon thuisblijft (waarmee diverse klimatologische doelstellingen kunnen worden gehaald) en Hoorn is veranderd in een spookstad met prachtige historische puntjes bij de prachtige historische pandjes.
Onze 12 à 13 fracties hebben gelukkig altijd een blik op de toekomst van de stad, maar wie gaat daarin het verst? Ik hoorde Jacob Jan Kooyman van de ChristenUnie spreken over een lacune in de beleidsvoornemens van ons college, waar het om parkeerzaken gaat. Hij schilderde het vooruitzicht waarin steeds meer mensen met de fiets de binnenstad zullen bezoeken en waar laat je dit voertuig dan op veilige wijze? En – hiermee bewees hij dat deze partij echt bij de tijd is – er zijn ook steeds meer mensen die dit doen met de e-bike.
Man, man, man, die kan er wat van!
Na enige woordenwisselingen over de vraag of we het bij de bespreking van het parkeerbeleid ook nog over de fiets moeten hebben kwam daar de inbreng van HOP-man Guido Breuker. Man, man, man, die kan er wat van! Hij nam ons mee naar nog wijdere uitzichten. De zelfrijdende auto, als deelauto of geheel zelfstandig, dat miste ik, terwijl ik ademloos aan zijn lippen hing. Guido noemde het verplaatsen per teleporteerapparaat. Dat zou nu nog niet zo dichtbij in de toekomst zijn, maar briljant dat HOP daar nu al aandacht voor vraagt. En, hield hij de goegemeente voor: we gaan nog niet met een drone naar ons werk.
Ik heb de rest van de ongetwijfeld nuttige en dus boeiende discussie nauwelijks meer gevolgd. Ik trachtte het beeld van de Hoornse binnenstad voor de geest te halen bij het gebruik van de echte transportmiddelen van de toekomst. Zwermen van drones die zich zouden verdringen voor de nog overeind gebleven winkels, landingsplaatsen op de daken van de neringdoenden, want waarom zou je je nog lopend verplaatsen? Bovendien zorgen landingsplaatsen op straatniveau voor constante luchtwervelingen met zand, plastic bekertjes en slordig weggeworpen foldertjes van de politieke stromingen in de stad. Mensen die je buiten aantreft dragen allemaal koptelefoons om het indringende geluid van duizenden zoemende propellertjes te dempen.
de plannen van dit college hopeloos ouderwets zijn
Of maatregelen die ook getroffen moeten worden bij het gebruik van teleporteerapparaten. Elke winkel is zo ingericht dat het teleporteren van jezelf pas mogelijk is nadat je hebt afgerekend. Een stad vol met verschijn- en verdwijnpunten met een heel speciale op de plek waar het beeld van Jan Pieterszoon Coen is vervangen door het borstbeeld van Guido Breuker. Deze en nog meer gedachten overtuigden mij ervan dat de plannen van dit college hopeloos ouderwets zijn, nog voordat ze de laatste ronden van amendementen en moties hebben doorstaan. Politiek is vooruitkijken. Dat is de les die de visionaire Guido ons voorhoudt. Smakelijk lachen om zijn fantastische stand-up comedyteksten doet hem schromelijk te kort.
Toen de laatste beelden mijn innerlijke netvlies verlieten zag ik voor mijn neus het glaasje jus-d’orange staan met het blokje kaas, dat de vriendelijke dames van de verzorging mij waarschijnlijk tijdens de vergadering hadden gebracht. De raadzaal was verder leeg, maar met een hoofd vol half vervolmaakte toekomstplannen toog ik huiswaarts. Gewoon in de oude milieuverpestende auto, waarmee ik me steeds dieper in een ver verleden weet.