6 april 2019 – Column Sjaak Grosthuizen: Wonen in waan
Wonen is een van de eerste levensbehoeften. Je krijgt steevast mooie opbrengsten bij acties om mensen die door een ramp dakloos zijn geworden weer fatsoenlijk onder dak te brengen. Dat geldt dan voornamelijk voor dakbehoevenden in een ver buitenland. In Nederland kennen we ook wel daklozen, maar daar zijn ze volgens een meerderheid zelf debet aan. Dakzoekers die er zelf niks aan kunnen doen krijgen in Nederland krijgen wel steeds meer aandacht en support. Wanneer zoektochten naar daken niet van een leien dakje gaan, dan willen goedwillenden daar best welwillend over oordelen.
Het zijn de starters, de nestvlieders, de mensen die van een mager loontje of uitkering moeten zien rond te komen, die nu onze bijna onverdeelde sympathie genieten op hun zoektocht naar een betaalbaar onderkomen. Ze kunnen slechts moeizaam en na lang wachten iets vinden dat voor hen bij wetten geregeld bestemd is. Sociale huur- en koopwoningen zijn een schaars goed geworden en in toenemende mate groeit ergernis over de vraag waarom dat zo is.
Woningbouworganisaties die de taak hebben voor dit soort woningen zorg te dragen lijken meer aandacht te hebben voor hun eigen bedrijfsvoering. Huisjesmelkers die het onderste uit de kan willen hebben, hebben ingeboet aan respect, zeker wanneer je familie bent van het koningshuis. In steden waar de woningvraag het nijpendst is, trachten geldwolven zoveel mogelijk woningen op te kopen om daarmee goed te kunnen binnenlopen. Het is volkomen legaal en zij lopen rond met het air van honni soit qui mal y pense. Hartstikke Hollandse handelsgeest dus.
Men wil geen Amsterdamse toestanden
In Westfriesland en zeker in Hoorn roeren de politici zich steeds luider wanneer het onderwerp de huisvesting van de minder draagkrachtigen betreft. Men wil geen Amsterdamse toestanden en in de zorgdrang om iedereen fatsoenlijk te kunnen huisvesten put men zich uit in mooie en gloedvolle betogen. Nou ja, iedereen is misschien wat overdreven. Wanneer we spoedzoekers en Polen en dat soort volk niet meerekenen, nou, dan wel hoor! De bijdragen hebben af en toe zelfs een emotionele lading. Niet dat er sprake is van huil- schreeuw- of vloekpartijen, neen, alles met prettig beschaafde woordkeuzes.
Een zeer goed middel om gevoelens te uiten en de lezer en toehoorders meer te zeggen dan wordt verwoord is een gedicht. Immers, in een dichtere taalvorm kan met een paar woorden een complete gedachte- en gevoelswereld worden uitgedragen. Karin Hakhoff van VOCHoorn heeft zich aan deze kunstvorm gewaagd. Haar bijdrage over een nieuwe woonvisie startte met een gedichtje. Ontroerend en dapper, vond ik. Het gedichtje had een volstrekt uniek metrum, op een manier dat ik direct moest denken aan de gezellige pakjesavonden.
In huize Hakhoff zal het rond sinterklaas vast een dolle boel zijn. Het was geen gedicht die de volle pitchtijd moest duren en helaas bleek de boodschap in sprookjessfeer met prinsjes, prinsesjes en een heuse brombeer niet genoeg te zijn voor een complete weergave van het standpunt van de fractie over de nieuwe woonvisie. Karin had nog een volle minuut nodig voor de rest van het betoog. Een voortzetting zonder ongerijmdheden, dat dan weer wel.
We dienen te bouwen en zeker voor de sociale woonbehoefte.
Het college werd toch voor de voeten geworpen dat er geen enkele remmende invloed van een nieuwe aanpak woonvisie mag uitgaan voor de woningen die op dit moment moeten worden gerealiseerd. De geest van Jan Schaefer werd vaardig over velen en hoewel zijn strijdkreet ‘in gelul kun je niet wonen’ niet hardop werd herhaald, kwam de strekking duidelijk over het voetlicht. We dienen te bouwen en zeker voor de sociale woonbehoefte. En dan wordt duidelijk dat de overheid geen woningen bouwt, maar dat dit is overgelaten aan bedrijven die van die activiteit ook moeten zien goed rond te komen.
Er zijn partijen die aan de sterk gestegen woningbehoefte een mooie cent overhouden. Maar dat is de zakenwereld en dat is een andere wereld dan de lokale politieke wereld. Daar gelden andere regels en aandeelhouders investeren niet vaak in fatsoen dat weinig opbrengt. Gelukkig hebben onze huidige stadsvertegenwoordigers dat fatsoen wel en nu maar hopen dat het wat zal opleveren. Daar zou ik dan graag een rijmpje aan wijden.