BOVENKARSPEL – Op 9 maart 2019 organiseert Stichting Veteranenziekte een herdenkingsbijeenkomst bij de Bomentuin aan de Spoorsingel (ter hoogte van nr. 72) in Bovenkarspel. Deze herdenking markeert de legionellaramp van 12 maart 1999 tijdens de Westfriese Flora.
De bijeenkomst start om 11.00 uur en herdenkt dat het 20 jaar geleden is dat de legionellaramp zich voltrok. Lotgenoten en betrokken kunnen zich bij de stichting aanmelden voor de herdenking.
Congres
Stichting Veteranenziekte organiseert op 10 oktober 2019 een congres over de Veteranenziekte. De locatie en het programma wordt medio april via de website van de stichting bekend gemaakt.
Stichting
De Stichting Veteranenziekte, voorheen Stichting Flora Veteranenziekte, is ontstaan na de grootste legionella-uitbraak ter wereld in maart 1999. Na deze legionella-explosie tijdens de Westfriese Flora overleden 32 mensen aan de gevolgen van de veteranenziekte; meer dan 200 mensen werden ernstig ziek. Veel van deze mensen sloten zich aan bij de stichting.
12 maart 1999
Hieronder een video met enkele fragmenten van de nieuwsprogramma’s ten tijde van de ramp. De muziekmix is soms wat overduidelijk aanwezig, waardoor de tekst wat moeilijker te horen is.
de tekst gaat door onder de video
Burgemeester
Ten tijde van de ramp was Jan Haanstra de burgemeester van Stedebroec. In een groot interview met burgemeesters.nl geeft hij aan dat het in zijn ogen de legionella-uitbraak op de Westfriese Flora in
Bovenkarspel de geschiedenis ingegaan is als ‘de vergeten ramp’. Hieronder een copy van dat interview welke een chronologisch verhaal geeft over deze ramp, door de ogen van de toenmalige burgemeester.
JAN HAANSTRA, oud-burgemeester van Stedebroec:
‘De schuldvraag is in veel gevallen slechts een uiting van ongeloof en onzekerheid’
Jan Haanstra was van 1981 tot 2002 burgemeester van Stede Broec, de
Westfriese gemeente waar onder meer de kern Bovenkarspel in ligt. In de
ogen van Haanstra is de legionella-uitbraak op de Westfriese Flora in
Bovenkarspel de geschiedenis ingegaan als ‘de vergeten ramp’. Een gesprek
over een ramp met 32 slachtoffers.
Jan Haanstra spreekt gedecideerd als hij terugblikt op de uitbraak van
legionella op de Westfriese Flora in februari 1999. Als voorzitter van de
Westfriese Flora en als burgemeester werd hij langs twee wegen
geconfronteerd met de uitbraak van een infectieziekte, die in heel Nederland
zijn tol eiste. De Westfries Flora in Bovenkarspel was al een week achter de
rug als de eerste signalen van een infectieziekte binnenkomen. ‘Het lastige
van een legionellabacterie is de lange incubatietijd. De eerste aanwijzingen
komen uit het Westfries Gasthuis in Hoorn, waar met name het aantal
patiënten met dezelfde ziekteverschijnselen de longarts zorgen baart. Via
meldingen bij de Inspecteur Infectieziekten van het ministerie van VWS en de
Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziekten wordt men op de hoogte
gesteld van het grote aantal ernstige longontstekingen in het Westfries
Gasthuis. Bij de patiënten wordt in allerijl een vragenlijst doorgenomen over
hun eetgewoontes van de afgelopen dagen en de activiteiten die zij hebben
ondernomen. Al snel komt een gemeenschappelijke factor naar boven: elk van
de patiënten blijkt in de weken ervoor de bloemententoontstelling in
Bovenkarspel te hebben bezocht’.
Haanstra is op een bijeenkomst van de burgemeesterskring van WestFriesland
op het gemeentehuis van Wervershoof als hij door de directeur van
de gewestelijke gezondheidsdienst van de sterke vermoedens op de hoogte
wordt gebracht. ‘Hij vertelde dat er inmiddels sterke aanwijzingen waren dat
een groot aantal bezoekers van de Westfriese Flora was getroffen door een
ernstige longziekte.’ De directeur praat Haanstra bij over de onderzoeken die
inmiddels zijn uitgevoerd en de kenmerken van de vermoedelijke boosdoener.
‘Men ging er vanuit dat er sprake was van een legionella-uitbraak. Dan moet
je weten dat er 48 varianten zijn van legionella, waarvan er vier
ziekteverwekkend zijn en één dodelijk. Op hoofdlijnen werd mij verteld dat de
ziekte tot zeer ernstige longaandoeningen kon leiden. Patiënten en artsen
moesten zo snel mogelijk worden geïnformeerd. Omdat veel artsen geen link
legden tussen de ziekteverschijnselen en de legionella-bacterie, bestond
namelijk een gerede kans dat artsen de verkeerde antibiotica zouden
toedienen. Dat zou ertoe kunnen leiden dat de ziekteverschijnselen bij
patiënten verergerd werden.’
Haanstra staat stil bij het feit dat die eerste mededeling hem behoorlijk
overviel. ‘In de praktijk zie je dat het vaak blijft steken op die bekende
oefening met een LPG-tank die ontploft. Wat moet je anders in dit brave land
nog verzinnen? Het hele begrip infectieziekte is in de voorbereiding op rampen
en zware ongevallen onderbelicht gebleven.’ Op het moment dat de directeur
van de gewestelijke gezondheidsdienst belt, schieten Haanstra twee zaken
door het hoofd. ‘Ik dacht direct aan mogelijke verwijten richting de organisatie
van de Westfriese Flora. Bovendien dacht ik in mijn hoedanigheid als
burgemeester dat de slachtoffers voor een belangrijk deel in het dorp zelf te
vinden zouden zijn.’
Persconferentie
Na het telefoontje wordt binnen het medisch circuit opgeschaald en besluit
Haanstra om ook vanuit de bestuurlijke kant de nodige voorbereidingen te
treffen. ‘Ik heb contact gezocht met de burgemeester van Hoorn. Hoorn is de
grootste gemeente in de regio en heeft het grootste gemeentelijk apparaat tot
zijn beschikking. In gezamenlijk overleg met de directeur-geneesheer van het
Westfries Gasthuis en de longarts van het ziekenhuis hebben we besproken
hoe we moesten communiceren om zoveel mogelijk slachtoffers te
voorkomen. Daarbij realiseerden wij ons dat ook veel huisartsen niet eens van
het bestaan van de Veteranenziekte op de hoogte waren. Die moesten er bij
wijze van spreken via de medische encyclopedie achterkomen. Om alle
potentiële slachtoffers te bereiken hadden we de pers nodig. Alleen met een
landelijke pers konden we iedereen op tijd bereiken.’
Om de communicatie op poten te zetten gaat Haanstra consciëntieus te werk.
‘Het leven heeft mij geleerd dat je bij dit soort zaken eerst de basis goed op
orde moet hebben. Ik noem dat altijd nestwarmte. Dat betekende dat ik er op
moest kunnen vertrouwen dat men op het gemeentehuis kon doen wat van
hen verwacht werd. Het is fijn om op zulke moeilijke momenten terug te
kunnen vallen op een gemeentesecretaris waarmee je kunt lezen en
schrijven’. De gemeentesecretaris, Willem de Weijer en de chef Kabinet, Frans
Kemerink, werken op dat moment al 18 jaar onafgebroken met Haanstra. ‘Ik
moest die middag naar Utrecht toe voor een belangrijke bijeenkomst. Ik zou
mensen werkelijk teleur hebben gesteld als ik daar, al was het voor korte tijd,
niet was verschenen. Heen en weer rijdend naar Utrecht heb ik met de
gemeentesecretaris en het ziekenhuis in Hoorn een aantal dingen via de
autotelefoon geregeld.’
Haanstra geeft aan dat de crisis zich ook voor een meer planmatige aanpak
leende. ‘Vanuit de auto heb ik de afspraak gemaakt om later die middag
bijeen te komen. We wilden een persconferentie beleggen. We realiseerden
ons dat we de pers nodig hadden om zoveel mogelijk verbreiding aan het
nieuws te geven. We hadden te maken gehad met 80.000 bezoekers. Volgens
de medische literatuur moet je dan uitgaan van ca 10% van de mensen die
een kans loopt op besmetting. Gelukkig houdt besmetting niet altijd ziekte of
overlijden in, maar je kunt met een snelle rekensom toch verwachten dat we
duizenden telefoontjes zouden krijgen als het nieuws naar buiten zou komen.’
Opschaling
Om de situatie beheersbaar te houden besluit Haanstra slechts beperkt op te
schalen. ‘Mijn vrees bestond eruit dat een grote opschaling zou leiden tot het
ontstaan van allerlei circuits. Aparte circuits die binnen de geneeskundige tak
hun eigen verantwoordelijkheid geven, zelfstandig gaan communiceren en het
totaalbeeld vertroebelen. Vandaar dat we met de GGD en het Westfries
Gasthuis uiteindelijk hebben aangestuurd op een persconferentie van zes uur
’s avonds, om het nieuws juist en tijdig in de avondjournaals te krijgen’.
Haanstra heeft nog een tweede argument om niet te kiezen voor een breed
opgezet crisisteam. ‘Het ging ons er ook om de snelheid in het proces te
houden. Als de communicatie via andere kanalen zou verlopen, zou mogelijk
tijd verloren gaan omdat iedereen zich dan met alles wil bemoeien. Wij wilden
ons via de avondjournaals op patiënten, huisartsen en longspecialisten richten.
Die konden we niet anders bereiken dan via de landelijke media. Als er
slachtoffers waren gevallen doordat we te terughoudend met informatie
zouden zijn geweest, dan lijkt me dat toch een ernstige tekortkoming.
Ondanks een embargo geeft een commerciële tv-zender voorafgaand aan de
persconferentie om vijf uur al een bericht. Het storende is daarbij dat de
feitelijkheden werden verminkt.’
Op de drukbezochte persconferentie in het ziekenhuis in Hoorn geven
Haanstra, de directeur-geneesheer en de longarts van het ziekenhuis de
feitelijke informatie over de ziekteverschijnselen en roepen zij mensen met
klachten op om hun huisarts te raadplegen. ‘Uiteindelijk zie je dat op sommige
plaatsen de boodschap dan verminkt overkomt. Want om vijf uur was er toch
ook informatie op het nieuws gekomen. Een van de journaals kwam rellerig
over met het verhaal dat je een grote kans had om ernstig ziek te worden als
je de Westfriese Flora in Bovenkarspel had bezocht. Dat is later wel weer
rechtgezet, maar de toon was in eerste instantie gezet’. Naar aanleiding van
de vragen op de persconferentie realiseert Haanstra zich dat hij de stands die
in de veilinghal in Bovenkarspel nog niet zijn afgebroken, moet veiligstellen.
‘Een journalist zocht het in een een-op-een gesprek direct in de persoonlijke
verwijtbaarheid. Hij wist dat ik de voorzitter was van de Westfriese Flora en
legde een verband tussen de ziekteverschijnselen en het intensieve gebruik
van bestrijdingsmiddelen in de bollen. Daarnaast zag ik dat de zoon van een
slachtoffer werd geïnterviewd, die er schande van sprak dat dit in Nederland
kon voorkomen. Juist door die vragen over de schuld en verwijtbaarheid
schoot mij als verantwoordelijke voor de politie dat ik de veilinghal moest
veiligstellen. De bloemenflora was al enige dagen voorbij, maar een aantal van
de stands stonden er nog. Uiteindelijk stond daar ook de stand tussen met het
bubbelbad, waarvan uiteindelijk bleek dat het de oorzaak van de uitbraak is
geweest’.
Dubbelrol
Haanstra vertelt stellig over de manier waarop hij de eerste dagen is
doorgekomen. Ook over de dubbelrol die hij speelde, als voorzitter van de
Westfriese Flora en de burgemeester, lijkt hem op geen enkel moment in een
moeilijke positie te hebben gebracht. ‘De persconferentie vond op vrijdag
plaats. Op maandag heb ik de gemeenteraad bijeen geroepen die vervolgens
voltallig aanwezig was. Ik heb daar de situatie toegelicht en voorgelegd dat ik
de rol van voorzitter van de Westfriese Flora niet wilde laten ondersneeuwen.
Men vond dat de rol van burgemeester niet beet met de rol van voorzitter. De
betrokkenheid bij de crisis werd breed gevoeld en de gemeente realiseerde
zich dat er nog een hele nasleep op ons af zou komen. Men stelde unaniem
vast dat het een verantwoordelijkheid was van het lokale bestuur om de crisis
in goede banen te leiden en gaf mij zonder uitzondering de steun die ik nodig
achtte.’ Haanstra stipt ook het logboek aan, dat hij vanaf het eerste moment
heeft bijgehouden. ‘Je komt in een maalstroom terecht. Iedereen belt. Van de
Commissaris der Koningin, het kabinet, het COT tot individuele kamerleden.
Maar ook telefoontjes van collega-burgemeesters die je op en dergelijk
moment een hart onder de riem steken. Simpelweg door te zeggen ‘goh, wat
is jou toch overkomen? In zo’n situatie is dat veel waard.’
In zijn optreden voelde Haanstra zich gesteund door externe adviseurs en de
Commissaris der Koningin. ‘Het COT heeft mij op een paar pijnpunten
geadviseerd. Verder heeft men zich terughoudend opgesteld in termen als
‘denk hier eens aan en denk daar eens aan’. De CdK heeft zich evenmin
dirigerend opgesteld. Hij stond voor mij klaar, maar gaf mij niet het idee dat
hij alles op afstand nog eens dunnetjes over wilde doen. Dat geeft je in
dergelijke situaties een steun in de rug’.
Emotionele betrokkenheid
Terugkijkend herkent Haanstra een aantal lessen die Jan Mans uit de
Vuurwerkramp trok. ‘Je bent emotioneel betrokken. Bovendien moest ik op
een gegeven moment zelf ook worden getest op de legionellabacterie, waarbij
je toch angstig bent dat je mogelijk zelf getroffen bent. Gedurende de crisis
heb je enorm veel adrenaline en krijg je weinig slaap. Op een gegeven
moment ben je dan niet meer in staat om te beoordelen dat je vermoeid raakt
en je bepaalde zaken aan een ander moet overlaten.’ Desondanks ziet hij het
wel als een voordeel van een kleine gemeente dat iedereen van meet af aan
de taken op zich neemt waar hij goed in is. ‘We kenden elkaar door en door.
Met de loco-burgemeester heb ik al 20 jaar opgetrokken, waardoor je dus van
elkaar het nodige weet en niet alles hoeft uit te spreken en te bediscussiëren.
Gezamenlijk hebben we nagestreefd om de korte lijnen die we aan het begin
hebben uitgezet vast te blijven houden. We wilden het met het kleine team
rooien, om te voorkomen dat het kluwe van besluitvormingsprocessen zou
worden waar allerlei instanties en gremia zich mee zouden gaan bemoeien’.
Terwijl Haanstra in Bovenkarspel besluitvaardig ten tonele verschijnt, wordt hij
in Rotterdam op het hoofdkantoor van Nationale Nederlanden op het matje
geroepen. ‘Nationale Nederlanden heeft de bloemententoonstelling verzekerd
en vroeg mij in dat kader, als voorzitter van de Westfriese Flora, om minder
stellig te zijn met de oorzaak van de legionellabesmetting. Men vroeg mij
nadrukkelijk of ik hun belang niet uit het oog wilde verliezen.’ Kort daarna
doen de slachtoffers, die zich later zullen verenigen in de stichting
Veteranenziekte, een beroep op de burgemeester om juist explicieter te zijn
met het aanvaarden van de schuld. ‘De slachtoffers waren er juist bij gebaat
wanneer ik zou uitspreken dat het een schande was dat de overheid dit had
laten gebeuren. Het is vanuit hun optiek logisch dat ze hun pijlen op de
overheid richtte als meest kapitaalkrachtige actor in de crisis. Zij stuurden aan
op het aanvaarden van schuld, omdat de overheid had geweigerd om geen
richtlijnen voor waterleidingen en het stoken van baden op te stellen.’
Haanstra houdt zich overeind door zijn eigen bevoegdheden te benadrukken,
al kost dat in sommige situaties de nodige moeite. ‘In de loop der tijd ben ik
min of meer het gezicht van de legionella-uitbraak geworden. Ik heb het zelf
mede vorm gegeven door ook naar uitvaarten en begrafenissen te gaan van
de slachtoffers. Ik heb me ingezet om tot een schadeuitkering te komen voor
de slachtoffers, zonder mij te laten verleiden tot een werkelijke
schuldbekentenis namens de overheid. Het ging mij nadrukkelijk om het
gebaar: u is iets uitzonderlijks overkomen en daar hebben wij begrip voor als
overheid.’ Inmiddels, jaren na de uitbraak, ziet Haanstra zich dan ook vooral
als lotgenoot, ondanks de nodige distantie die hij vanuit professioneel opzicht
nog steeds tot de Stichting Veteranenziekte houdt.
Contacten met slachtoffers
In zijn contacten met slachtoffers heeft Haanstra veel steun aan zijn vrouw.
‘Mijn vrouw is er nooit bewust bij betrokken. Dat is zo gelopen. Je hebt steun
nodig in die situaties. Het is een steun geweest om het samen mee te maken
en te verwerken. Zij is spontaan met vreugde en spontaan met huilen. Ik
herinner mij nog goed dat ik een oud-voetbalmaatje tegenkwam. Zijn vrouw
was door de legionella-uitbraak in een rolstoel terechtgekomen. Je herkende
haar nauwelijks terug. Ze had vroeger een mooie bos haar. Daar was niets
meer van over’. Een tweede voorval dat Haanstra aanhaalt is een slachtoffer
uit Bovenkarspel. ‘Het staat in mijn geheugen gegrift dat ik bij de oude
mevrouw Bakker zat nadat haar man was overleden. Ik kom met mijn vrouw
condoleren, waarop zij zegt ‘burgemeester, ik wens ú eigenlijk sterkte.’ Dan
houd je je ogen niet droog.’
Haanstra refereert aan de situaties om duidelijk te maken dat elke
burgemeester op zijn eigen manier de rol van burgervader moet invullen. ‘Je
moet een rol op je nemen die bij je past. Als het je van slag brengt, moet je
dat niet doen. Maar als je er enigszins toe in staat bent, moet je het wel doen.
Dan is er niets mis om compassie en emoties te tonen. Je hebt als
burgemeester een keuze. Je hebt de keuze om smoel aan een situatie geven
of te zeggen dat je geen schuld op je neemt. Met mijn karakter en mijn
achtergrond heb ik de rol kunnen spelen die paste bij de verwachtingen die
men van mij had. Mede daardoor heb ik na afloop weinig verwijten gekregen
van slachtoffers. Ik leefde met hen mee en was een medestander. Ik heb nooit
het verwijt gekregen dat ik mijn eigen straatje schoon probeerde te vegen of
verwensingen van vergelijkbare strekking’.
Uitkeringen
Dat Stede Broec de crisis in eigen hand wilde houden uitte zich eveneens in de
manier waarop de uitkeringen richting slachtoffers werden toegewezen. ‘Het
Ministerie van VWS had daarvoor een bureau op het oog dat ca 30%
beheerskosten in rekening bracht. Van elke euro zou dus maar 70 eurocent bij
de slachtoffers terechtkomen. Dat vond ik volstrekt onverkoopbaar. In overleg
met ons hoofd Sociale Zaken en Bijstand hebben we besloten om de
uitkeringen richting de 250 slachtoffers in eigen huis toe te wijzen. In een
commissie met een raad van toezicht die werd voorgezeten door Apotheker,
de oud-minister van Landbouw, is vervolgens de toewijzingsprocedure
opgesteld, waarbij de slachtoffers in categorieën van letsel zijn ingedeeld. Op
basis van de medische dossiers is de toewijzing nauwgezet verlopen.
Terugkijkend is dat zorgvuldig gegaan. Geen van de slachtoffers heeft ook
bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde uitkeringen, terwijl de mogelijkheid
daartoe via de Algemene Wet Bestuursrecht gewoon toe openstond’. Deze
ervaring en de efficiënte afhandeling van het letselschadefonds voor de
gedupeerden heeft ertoe geleid dat Haanstra ook bij het fonds voor
slachtoffers van de cafébrand in Volendam is betrokken. ‘Ook daar zijn de
centen uiteindelijk terechtgekomen bij de mensen die het nodig hadden. Er
zijn zelfs geen bedenkingen tegen gekomen. Mijn ervaring is dat als je
communiceert en uitlegt hoe je in redelijkheid tot een bepaalde verdeelsleutel
komt, je niets te verbergen hebt.’
Aanslag
Drie jaar na de legionellaramp wordt een aanslag gepleegd op Haanstra, als
hij na een vergadering ’s avonds laat thuiskomt en op de oprit van zijn huis
wordt beschoten. ‘Ik was in mijn wang geraakt. Ik heb de politie gebeld en de
Officier van Justitie, omdat ik wel begreep dat dit ernstig molest betrof.
Achteraf gezien is het te gek voor woorden, maar ik ben toen zelf naar het
ziekenhuis in Hoorn gereden waar ze die kogel uit mijn wang hebben
gepeuterd. Toen ik uit narcose bijkwam waren de loco-burgemeester en de
gemeentesecretaris al gearriveerd.’
In eerste instantie wordt de verdachte in de hoek van de slachtoffers gezocht,
maar later lijken aanwijzingen in de richting van een huisjesmelker te gaan,
die illegale krachten voor de bollenteelt in de regio onderbrengt. ‘Het
onderzoek is nooit rondgekomen, maar het lijkt een plausibele verklaring. Mijn
beleid was streng gekant tegen de uitbuiting door huisjesmelkers’. Haanstra
spreekt koel wanneer hij terugdenkt aan de bewuste avond. ‘Niemand heeft
me gedwongen om het openbaar bestuur in te gaan en zeker niet om
burgemeester te worden. Ik heb het ambt aanvaard zonder mitsen en maren.
Ik ben ook geen huwelijk aangegaan met mitsen en maren.’
Ondanks de aanslag ging voor Haanstra het gewone leven door. ‘Bij mijn
vrouw is dat heel anders het geval geweest. De paniek van het moment zelf
heeft zich naderhand doorgezet in angsten over wat er allemaal gebeurd had
kunnen zijn. Zij begon te denken in doemscenario’s waar zij jaren last van
heeft gehad. Pas nadat zij via het programma Vinger aan de Pols een
ontmoeting had gehad met een professor in traumaverwerking zijn wij in staat
geweest om de gebeurtenis een plek te geven.’ Hijzelf zoekt geen contact met
andere burgemeesters, mede omdat de aanslag volgens minister De Vries op
dat moment voor Nederlandse begrippen nog een unieke gebeurtenis is.
‘Naderhand heeft een wethouder uit Brunssum wel contact met mij gezocht.
Hij werd na de aanslag geconfronteerd met ernstige bedreigingen. Het contact
kwam snel tot stand omdat ik in die tijd met burgemeester Jacobs van
Brunssum in het burgemeesterselftal speelde. Maar de angstgevoelens die hij
ervoer heb ik nooit gehad.’
Via de arbocoördinator van de gemeente wordt Haanstra in contact gebracht
met een psycholoog-psychiater, ondanks het feit dat hij daar zelf weinig
behoefte toe voelde. ‘Het is vooral mijn vrouw geweest die gedeprimeerd
raakte door de gebeurtenis. Ik herinner me nog een optreden dat ik had bij
Barend en Van Dorp. Mijn vrouw heeft tijdens die uitzending vanuit het publiek
het woord gevoerd. Wat ik op dat moment te vertellen had was eigenlijk niet
meer interessant. Mijn vrouw was die avond het anker van het programma
omdat zij in haar emotie veel meer tot uitdrukking kon brengen wat een
aanslag in je eigen leven betekent. Bovendien hadden Barend en Van Dorp
toen net zelf te maken gehad met de Hell’s Angels. Daarnaast was het oudejongens-krentebrood met Jan Marijnissen, omdat Agnes Kant van de SP zich
weer had ingezet voor de legionella. Al met al werd het een memorabele
uitzending waarin zelfs Jan Mulder zich zeer netjes heeft gedragen.’
De aanslag heeft ertoe geleid dat de beveiliging rond het huis van Haanstra
werd opgevoerd, camera’s werden opgehangen en Haanstra gedurende een
aantal weken persoonsbeveiliging kreeg. ‘Je hebt ook rare mensen die je in
het holst van de nacht gaan bellen en dan direct weer ophangen. Er lopen een
boel gestoorden rond waar je last van hebt als je zo in het nieuws raakt. Maar
er gebeuren ook hartverwarmende dingen. Wij zijn de tel kwijtgeraakt van alle
brieven die wij vanuit het land hebben gehad. Mensen die wij totaal niet
kennen en een briefje schrijven.’
Lessen voor de toekomst
Voor collega-bestuurders heeft Haanstra een aantal lessen die hij mee wil
geven. ‘Ongeacht de crisis zul je je moeten realiseren dat de schuldvraag
komt. Of het vuurwerk, een bacterie of een vliegtuig is, altijd zal de
schuldvraag komen. Als getroffene is dat de vraag waar je als eerste een
antwoord op zoekt. Het is goed om je daarbij te realiseren dat de vraag niet
alleen gaat komen, maar dat de vraag in veel gevallen ook slechts een uiting
is van ongeloof en onzekerheid. Men wil een antwoord op de vraag ‘hoe heeft
mij dit kunnen overkomen’, meer dan dat men per definitie een boeman
zoekt. Het is dan ook les om een schuldvraag niet per definitie als een
persoonlijke aanval te zien’.
Volgens Haanstra zijn er partijen die een geweldige bedrevenheid hebben om
met die schuldvraag te pingpongen. ‘Houdt er rekening dat genoegdoening,
ook al is het oppervlakkig, bij de menselijke communicatie een rol speelt en
los staat van het accepteren van de schuldvraag. Je kunt compassie tonen
zonder de schuldvraag op je te nemen. Probeer die rol zuiver te spelen als je
als burgemeester de spin in het web bent.’
Voorts speelt volgens Haanstra de boegbeeldfunctie richting de bevolking een
belangrijke rol. ‘Zorg voor goede en tijdige vervanging, maar blijf je realiseren
dat je vervanger niet op jouw stoel gaat zitten. Daar bedoel ik het volgende
mee: als de paus ziek is, wordt hij vervangen. Toch weten wij allemaal, of wij
katholiek zijn of niet, dat de vervanger niet de paus is. Wanneer je
burgemeester bent is je vervanger, hoe deskundig ook, niet de burgemeester.
Die schijn moet je proberen te vermijden’. Haanstra doelt onder meer op de
Bijlmerramp, waarbij hij reflecteert op de wisselwerking tussen
brandweercommandant Ernst en burgemeester Van Thijn. ‘Van Thijn moest
naderhand een geweldige tussensprint maken om de bevolking duidelijk te
maken dat toch hij de burgemeester van Amsterdam was. De
brandweercommandant heeft in het begin op inhoudelijke punten alle regie
naar zich toegetrokken. Ieder heeft zijn eigen expertise, maar de
burgemeester blijft de voorzitter van het geheel. Anders loop je het risico dat
je hijgend achter allerlei circuits aanholt waar je niet meer de hand in hebt.’
bron: https://www.burgemeesters.nl/files/File/Crisisbeheersing/interviews/Haanstra.pdf