13 februari 2020 – Column Peter Ursem: 51 keer niks
In de raadscommissie van Hoorn gonsde het al een beetje. Gemeenschappelijke regelingen kosten een hoop en dan is het wel de vraag hoeveel invloed je daarop als raadslid nog hebt. In een aantal regelingen betaalt Hoorn een behoorlijk groot aandeel, maar beschikt maar over één van de zeven stemmen om invloed te kunnen uitoefenen. En als je dan ook nog verneemt dat er in de regeling gemeenten zijn die hun financiële bijdrage willen verminderen, dan vraag je je af of die gemeenten dan ook nog over dat één zevende deel moet blijven beschikken.
Wie betaalt, bepaalt, is een te verdedigen uitgangspunt. In veel gevallen gebeurt dat ook gewoon, maar in ons Westfriesland, waar we spreken over zeven gemeenten met verschillende inwonersaantallen is afgesproken dat ieder een gelijke stem heeft in samenwerkingsprojecten. Om met iets meer precisie een mening hierover te kunnen ontwikkelen, zocht ik de inwonersaantallen even op. Drechterland: 19.604; Enkhuizen: 18.510; Hoorn: 73.037; Koggenland: 22.736; Medemblik: 44.833; Stede Broec: 21.792.
Wanneer mama snoepjes trakteert, krijgt ieder evenveel, maar dat is een valse vergelijking.
Deze cijfers dateren van niet al te lang geleden en geven duidelijk weer dat er sprake is van grote broer met kleinere broertjes. Wanneer mama snoepjes trakteert, krijgt ieder evenveel, maar dat is een valse vergelijking. De bijdragen per gemeente zullen vast wel gebaseerd zijn op de inwonersaantallen, maar om het aantrekkelijk te maken voor elke gemeente moet je de ruimte om mee te praten niet te klein houden. Drechterland en Enkhuizen past wel een beetje bescheidenheid, wanneer je op de aantallen af gaat.
We hebben ooit in een ver verleden in Westfriesland een mooi opgetuigd orgaan gehad, dat zaken regelde voor de hele regio, die toen ook nog meerdere handenvol gemeenten kende. Het was het Samenwerkingsorgaan Westfriesland, SOW, en daar is na een tijdje kennelijk de klad in gekomen, want het is nu een boeiend onderdeel van onze regionale geschiedenis.
Samenwerkingsverbanden in onze regio worden door maar liefst 51 fracties in de gaten gehouden. Je bent als politicus geen knip voor de neus waard, wanneer je niet af en toe laat weten dat je het niet eens bent met wat daar allemaal gebeurt. Je wilt als politicus van alles op de hoogte worden gehouden en elk stapje moet door jou zijn goedgekeurd.
De 51 fracties zouden best wel eens zelf de oorzaak kunnen zijn, dat samenwerken niet goedkoper is.
Dit levert per definitie spanningen, stroperigheid, besluiteloosheid en nog meer minder leuke toestanden op, waardoor je je na enige tijd vertwijfeld afvraagt, waarom dingen met de hele regio samen moet worden gedaan. De 51 fracties zouden best wel eens zelf de oorzaak kunnen zijn, dat samenwerken niet goedkoper is. Het moeizaam opzetten van een gezamenlijk gemeentelijk apparaat voor de SED-gemeenten lijken hiervoor het beste bewijs te leveren.
Er is ooit een gezamenlijke ambitie uitgesproken om van Westfriesland één van de aantrekkelijkste regio’s te maken. Alleen vrees ik dat de ambitieuze afspraken niet veel verder gekomen zijn dan de zeven colleges. Laatst zei mij een doorgewinterde politicus uit de regio dat Westfriesland één gemeente moet worden. Zoals we nu bezig zijn zal het nooit opschieten. Om er werkelijk iets moois van te maken zou die regionale ambitie ook moeten doordringen in de 51 stugge Westfriese fracties en via hen de aan de eigen zaken gehechte achterbannen.
Een radicalere oplossing voor het moeizame samenwerking kan natuurlijk ook liggen in een door de rest van Nederland totaal negeren van elke Westfriese gemeente en hun burgerij. In de verdrukking wil nog wel eens saamhorigheid ontstaan, maar zitten we echt op die variant te wachten?