10 juni 2020 – Column Peter Ursem: Grijns
Politiek is zeer vermoeiend hoorde ik op de televisie beweren. Het betrof landelijke politici, de boegbeelden van de nationale politieke stromingen. Ferry Mingelen, de gepensioneerde politiekwatcher van de nationale omroep kon dat bevestigen.
Politici in Den Haag hebben niet alleen te maken met de zaken die op de agenda komen, ze moeten vooral duidelijk zijn naar hun kiezers en potentiële kiezers; een goede zaak dienen op zo’n manier dat het voldoende opvalt en dat er ook altijd een eigen geluid in het gelijk doorklinkt. Omdat ze doorgaans moeizamer geïnformeerd zijn dan de ministers en staatssecretarissen kost ook het opgraven van passende en bruikbare informatie veel energie. Een burn-out schijnt de dames en heren volksvertegenwoordigers niet vreemd te zijn.
Zou wat geldt voor landelijke politici ook gelden voor de lokale politici? Ik kan dat moeilijk inschatten. De politici die ik spreek of zie lopen hebben meestal een joviale grijns. Slechts een enkeling is aan te zien dat hij of zij het vak zo serieus neemt, dat het gewicht van de niet aflatende zorgen om het welzijn van de burgerij hen zwaar op de schouders drukt. In Hoorn zou ik er zo drie of vier kunnen aanwijzen, die zichtbaar gebukt gaan doordat echte politiek geen kattenpis is. Zeker in deze tijd waarin menige partij bestaat uit slechts een handvol raads- en commissieleden en misschien enkele fractiemeedenkers.
Nu zit één echter gemeente zonder college. Uit elkaar gespat
In tijden van overvloed en tegen de plinten klotsende staatsbijdragen aan de gemeentekas is het vast wat gemakkelijker besturen, maar die tijd is er nu niet. Er moet te weinig geld naar teveel noodzakelijke zaken en dan komt het er op aan dat je als partijtje zo goed mogelijk naar je achterban kunt duidelijk maken welke onvermijdelijke of triomfantelijke keuzes je maakt. Zeker de colleges van B&W maken zware tijden door. Nu met die coronaperikelen kan dat extra zwaar zijn. Voor alle gemeenten van Westfriesland zal dit opgaan. Nu zit één echter gemeente zonder college. Uit elkaar gespat. Dat was nu eens niet in Enkhuizen, maar in Opmeer.
Als je mij aan het begin van deze raadsperiode zou hebben gevraagd in welke gemeente het eerst wethouders de pijp aan Maarten zouden geven, had ik niet met onwrikbare stelligheid beweerd dat het Opmeer zou zijn. Hoorn zou misschien meer voor de hand liggen en daar is inderdaad een wethouder voortijdig opgestapt. In de verkiezingstijd heb ik het voorrecht gehad voor de regionale omroep mee te werken aan verkiezingsdebatten in elke gemeente. Dan spreek je enige tientallen lijsttrekkers en je kunt dan een heel klein beetje een beeld krijgen van het in de kuip aanwezige vlees. Maar ik heb me niet alvast gewaagd aan een voorspelling welke figuren de meeste opschudding zouden veroorzaken. Nou ja, van een paar wel en die hebben dan ook af en toe van zich laten horen.
Constructief meedenken prima, maar het moet niet te gek worden
In Opmeer spelen een paar zaken mee in de beslissing om de stekker eruit te trekken. Allereerst is daar natuurlijk de steen des aanstoots, de verhoging van een belastingonderdeel met 30%. Als lokaal politicus is dat moeilijk uit te leggen aan je achterban. Het CDA met de onuitroeibare rentmeesterschapseigenschap in de genen is minder van het uitgeven dan lokale partijen. Simpel gezegd: de meest noodzakelijke taken van een gemeente dienen te worden uitgevoerd en wanneer dat meer moet kosten, dan kost dat helaas meer. Veel andere politici zouden dat als burger niet over zich willen horen uitspreken en zullen dat dan ook niet gauw als politicus gaan opleggen. Dat is dan de tweede zaak die een politicus te allen tijde in het oog moet houden: wat vinden de burgers daarvan? Constructief meedenken prima, maar het moet niet te gek worden.
Ergens tussen het afwegen van die belangen gaat een enorme hoeveelheid energie verloren. In deze tijd zou je van minder een burn-out kunnen oplopen. En nu zit ik me af te vragen hoe ik moet oordelen over politici die schijnbaar onaangetast door uitputtende wikken en wegenactiviteiten joviaal grijnzend de burgerij tegemoet treden. Zouden die hun werk nog wel goed doen?