Noodverordening van de voorzitter van Veiligheidsregio Noord-Holland Noord houdende voorschriften ter voorkoming van verdere verspreiding van het coronavirus/COVID-19 (Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Noord-Holland Noord 10 augustus 2020)
De voorzitter van Veiligheidsregio Noord-Holland Noord,
gelet op artikel 176 van de Gemeentewet en artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s,
gelet op de aanwijzingen van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, van 26 juni 2020 nr. 1712697-207530-PG, van 10 juli 2020 nr. 1720717-208077-PG en van 7 augustus 2020 nr. 1730398-208872-PG.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Deze verordening is van toepassing op het grondgebied van de gemeenten die behoren tot Veiligheidsregio Noord-Holland Noord, te weten Alkmaar, Bergen (NH), Castricum, Den Helder, Drechterland, Enkhuizen, Heerhugowaard, Heiloo, Hollands Kroon, Hoorn, Koggenland, Langedijk, Medemblik, Opmeer, Schagen, Stede Broec en Texel.
- 1.
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- –
- –
- –
- –
- –
- –
- –
- –
- –
- –
- –
- –
vitale processen: vitale processen bedoeld op https://www.nctv.nl/onderwerpen/vitale-infrastructuur/overzicht-vitale-processen; - –
- 2.
Artikel 2.1 Verboden samenkomsten
- 1.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het verboden een samenkomst in een gebouw, voertuig of vaartuig, niet zijnde een woning, te organiseren, te laten organiseren, te laten plaatsvinden of te laten ontstaan zonder de aanwezigen te placeren en, indien de samenkomst uit meer dan 100 personen (exclusief personeel) per zelfstandige ruimte bestaat, zonder de gezondheid van de aanwezigen te verifiëren en zonder te werken met reservering.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het verboden een samenkomst van meer dan 250 personen (exclusief personeel) in de open lucht, te organiseren, te laten organiseren, te laten plaatsvinden of te laten ontstaan zonder de aanwezigen te placeren, zonder de gezondheid van de aanwezigen te verifiëren en zonder te werken met reservering. Dit verbod geldt niet voor samenkomsten op een bij een woning behorend erf.
- 4.
- 5.
- 6.
- 7.
Artikel 2.1a Maatregelen bij introductie-activiteiten voor studenten
- 1.
Het is verboden een samenkomst in de publieke ruimte of in een besloten plaats, niet zijnde een woning of een daarbij behoren erf, in het kader van de werving en introductie van studenten van het middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs te organiseren, te laten organiseren, te laten plaatsvinden of te laten ontstaan.
- 2.
Artikel 2.3 Verbod openstelling dansvoorziening
Het is verboden een in een eet- en drinkgelegenheid aanwezige dansvoorziening geopend te houden voor publiek.
Artikel 2.4 Verbod gezamenlijk zingen of schreeuwen
Het is verboden in de publieke ruimte of in een besloten plaats, niet zijnde een woning of een daarbij behorend erf, in groepsverband te zingen of te schreeuwen. Dit verbod geldt niet voor zangers, zangkoren en zanggroepen en voor zang als onderdeel van de belijdenis van godsdienst of levensovertuiging, mits de richtlijnen die zijn opgenomen in het advies van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu van 30 juni 2020 in acht worden genomen.
Artikel 2.6 Verboden onderwijsactiviteiten
Het is tot het studiejaar 2020-2021 verboden onderwijsactiviteiten in onderwijsinstellingen in het middelbaar beroepsonderwijs, het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderwijs te bieden. Dit verbod geldt niet voor het houden van examens, tentamens, toetsen, praktijk(gericht)onderwijs en begeleiding van kwetsbare studenten op de onderwijsinstelling, voor zover dit online niet afdoende kan.
Artikel 2.7 Inrichting en beëindiging voorziening personenvervoer
- 1.
Vervoerders richten voorzieningen voor openbaar vervoer en overig bedrijfsmatig personenvervoer zodanig in en nemen daarmee samenhangende maatregelen, zodat reizigers in staat worden gesteld zoveel mogelijk een afstand van tenminste 1,5 meter ten opzichte van alle andere in de voorzieningen aanwezige personen in acht te nemen en reizigers van 13 jaar en ouder een niet-medisch mondkapje dragen in voertuigen en vaartuigen.
- 2.
De voorzitter kan na overleg met de vervoerder voorzieningen voor openbaar vervoer en overig bedrijfsmatig personenvervoer beëindigen of beperken, indien:
- a.
de inrichting van deze voorzieningen en de daarmee samenhangende maatregelen reizigers niet of onvoldoende in staat stelt zoveel mogelijk een afstand van tenminste 1,5 meter ten opzichte van alle andere in de voorzieningen aanwezige personen in acht te nemen of het dragen van een mondkapje door reizigers van 13 jaar en ouder niet in acht wordt genomen; en
- b.
- a.
Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving
Artikel 4.1 Opvolgen aanwijzingen
Alle ambtenaren van de politie als bedoeld in artikel 141, onderdeel b, buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142, eerste lid, en militairen van de Koninklijke Marechaussee als bedoeld in artikel 141, onderdeel c, van het Wetboek van Strafvordering zijn bevoegd aanwijzingen en bevelen ter uitvoering van deze verordening te geven. Alle aanwijzingen en bevelen ter uitvoering van deze verordening gegeven door daartoe bevoegde functionarissen dienen stipt en onmiddellijk opgevolgd te worden.
Artikel 5.1 Bekendmaking en inwerkingtreding
Deze verordening wordt bekendgemaakt op de publiekswebsite van Veiligheidsregio Noord-Holland Noord, www.vrnhn.nl, en treedt na bekendmaking hiervan in werking met ingang van 10 augustus 2020.
Artikel 5.2 Intrekking vorige noodverordening
Noodverordening COVID-19 Veiligheidsregio Noord-Holland Noord 15 juli 2020 wordt ingetrokken.
In Nederland, maar ook wereldwijd, is er een uitbraak van het coronavirus (COVID-19), behorende tot groep A van de infectieziektes. Ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid worden maatregelen genomen om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan.
Aangezien de uitbraak van COVID-19 een crisis van meer dan plaatselijke betekenis betreft, zijn in verband met deze crisis ten behoeve van de crisisbeheersing ingevolge artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s alle in dat artikel genoemde bevoegdheden van de tot de regio behorende burgemeesters overgegaan naar de voorzitter van de veiligheidsregio. Daartoe behoort ook de bevoegdheid om in geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, algemeen verbindende voorschriften te geven die ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig zijn (artikel 176, eerste lid, van de Gemeentewet).
In deze noodverordening worden de opdrachten van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), mede namens de minister van Justitie en Veiligheid (JenV), in de aanwijzingen van 26 juni 2020, nr. 1712697-207530-PG, van 10 juli 2020 nr. 1720717-208077-PG en van 7 augustus 2020 nr. 1730398-208872-PG waar nodig uitgewerkt in algemeen verbindende voorschriften. Deze opdrachten zijn gebaseerd op artikel 7 van de Wet publieke gezondheid.
Handelen of nalaten in strijd met de voorschriften uit deze verordening is strafbaar gesteld in artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht. Dit wordt bestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Ook kan de voorzitter van de veiligheidsregio een last onder bestuursdwang of dwangsom opleggen.
Deze verordening staat er niet aan in de weg dat de voorzitter van de veiligheidsregio gebruik maakt van andere bevoegdheden om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen, zoals de bevoegdheid tot het geven van voorschriften van technisch-hygiënische aard in artikel 47 van de Wet publieke gezondheid, bevoegdheden in de Wet openbare manifestaties en de bevoegdheid tot het geven van bevelen ter beperking van gevaar in artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet (in combinatie met artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s). Dit betekent in geval van een demonstratie dat de voorzitter op grond van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, bij uitsluiting bevoegd is om toepassing te geven aan de bevoegdheid bedoeld in de artikel 5 tot en met 9 van de Wet openbare manifestaties.
In het algemeen gelden voor een ieder de volgende uitgangspunten:
- –
- –
- –
- –
Het begrip ‘publieke ruimte’ is opgenomen om te verduidelijken dat daaronder zowel de openbare ruimte als de voor het publiek openstaande gebouwen, locaties en daarbij behorende erven vallen, al dan niet met enige beperking. Het gaat bijvoorbeeld om de openbare weg, parken, parkeerterreinen en plantsoenen, het publieke gedeelte van het gemeentehuis en voor het publiek toegankelijke winkels en andere gebouwen. Ook vaartuigen en voertuigen in de openbare ruimte en voor het publiek openstaande ruimte worden tot de publieke ruimte gerekend, met uitzondering van de zich daarin bevindende woongedeelten.
Onder placeren wordt verstaan het aanwijzen van een zitplaats of in het geval van wellness-, sauna-, sport-spel-, theater- en dansactiviteiten het aanwijzen van een afgebakende locatie waar gebruik van kan worden gemaakt voor de activiteit. Bij placering in de vorm van toewijzing van een afgebakende locatie gaat het om de beoefening van de activiteiten. Bij het kijken naar sport-, spel-, theater- en dansactiviteiten bestaat placeren uit het aanwijzen van een zitplaats.
Bij spelactiviteiten als hier bedoeld gaat het niet alleen om spelactiviteiten in bijvoorbeeld binnenspeeltuinen maar ook om spelactiviteiten in arcadehallen of casino’s.
Onder verificatie van de gezondheid wordt verstaan het vragen naar ziekteverschijnselen van COVID-19. Dit zijn de bekende verschijnselen als koorts, neusverkoudheid, keelpijn, hoesten, niezen e.d. Als blijkt dat deze klachten aanwezig zijn dan mag de persoon die deze klachten heeft niet worden toegelaten tot de activiteit of inrichting.
In dit artikel is geregeld wanneer samenkomsten nog verboden zijn.
Voor situaties waarbij reservering, verificatie van de gezondheid en placering mogelijk is en wordt toegepast, is het aantal bezoekers niet gemaximeerd, vooropgesteld dat er voldoende ruimte is om anderhalve meter afstand van elkaar te houden. Dit geldt voor binnen en buiten.
Voor situaties waarbij er sprake is van doorstroming en het onderlinge contact tussen mensen beperkt is, is het aantal bezoekers evenmin gemaximeerd, vooropgesteld dat er voldoende ruimte is om anderhalve meter afstand van elkaar te houden. Ook dit geldt voor binnen en buiten.
Voor situaties waarbij er geen doorstroming is en waarbij er geen reservering en verificatie van de gezondheid mogelijk is, geldt een maximum van 100 personen binnen (met placering), per zelfstandige ruimte en een maximum van 250 personen buiten (zonder placering). Op buitenterrassen bij eet- en drinkgelegenheden of op buitenterrassen op een evenemententerrein is placering altijd verplicht.
Bij samenkomsten binnen geldt dus altijd placering, tenzij er sprake is van doorstroming van bezoekers. Dit betekent dat men een vaste stoel toegewezen krijgt of dat een afgebakende locatie, zoals een sportschool of zwembad, wordt aangewezen.
Voor alle samenkomsten in een gebouw geldt dat maatregelen moeten worden getroffen om te waarborgen dat de stromen van de aan de samenkomst deelnemende personen die samenkomen in verschillende zelfstandige ruimten in dat gebouw, ook voor zover het hun gebruik van sanitaire voorzieningen betreft, worden gescheiden.
Voor eet- en drinkgelegenheden geldt dat altijd, ongeacht het aantal bezoekers, vooraf gereserveerd moet worden en dat bij aankomst van de bezoekers de gezondheid wordt geverifieerd en de bezoekers worden geplaceerd. Dit geldt ook voor buitenterrassen op een evenemententerrein.
Verder zijn exploitanten van eet- en drinkgelegenheden, een daarbij behorend buitenterras of een buitenterras op een evenemententerrein verplicht om aan alle bezoekers te (laten) vragen hun contactgegevens beschikbaar te stellen en toe te stemmen in verwerking en overdracht van die gegevens ten behoeve van de uitvoering van een eventueel bron- en contactonderzoek door de GGD. Het gaat om de volgende gegevens:
- •
- •
- •
- •
- •
Ten aanzien van placering van het bezoek is het voldoende om bijvoorbeeld het tafelnummer te noteren, dan wel op andere wijze de placering te registreren.
De gegevens mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt en kunnen alleen door de regionale GGD worden opgevraagd. De eet- en drinkgelegenheden moeten de gegevens 14 dagen bewaren en daarna vernietigen. Bezoekers zijn niet verplicht de gevraagde gegevens te verstrekken.
Daarnaast dienen hygiënemaatregelen te worden getroffen. In de noodverordening is niet uitgewerkt welke hygiënemaatregelen in een concreet geval moeten worden getroffen. Aangesloten kan worden bij de richtlijnen van de branche of het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
Bij samenkomsten binnen wordt een afgescheiden podium niet langer gezien als afzonderlijke ruimte.
Bij samenkomsten waarbij er sprake is van doorstroming geldt, zoals hiervoor reeds aangegeven, niet de plicht tot verificatie van de gezondheid, reserveren en placeren. Uit de plannen van de organisator of de indeling van het terrein of gebouw moet helder zijn dat doorstroming plaats zal vinden. Dit moet ook feitelijk kunnen en ook daadwerkelijk gebeuren. In dit geval kan gedacht worden aan winkels, musea en dierentuinen.
Ook bij een evenement met foodtrucks kan sprake zijn van doorstroming. Dat moet dan uit de opzet en indeling blijken. Indien er bijvoorbeeld sprake is van een groot terras in het midden, kan niet worden gesproken van doorstroming en gelden de regels voor de gevallen waarbij er geen sprake is van doorstroming.
Vanaf 1 juli 2020 mogen concertzalen weer programmeren. Voorwaarde is placeren en niet meezingen. De noodverordening staat evenementen, muziekconcerten en popconcerten toe. De burgemeester kan een verzoek om dit evenement te houden beoordelen op de opzet en inhoud van de plannen. Daarbij toetst de burgemeester ook of het evenement past binnen de noodverordening.
Meezingen is op grond van artikel 2.4 niet toegestaan. Het is aan de organisator om zorg te dragen dat hierop wordt toegezien en dit verbod wordt nageleefd.
Indien de burgemeester geen vertrouwen heeft in de voorgelegde plannen, dan kan de burgemeester de evenementenvergunning weigeren. Bij de weigering moet worden aangegeven dat de plannen niet voldoende voorzien in de voorwaarden om het evenement op een veilige en medisch verantwoorde wijze te laten plaatsvinden conform de normen die de noodverordening stelt. Een algemene beleidslijn waarin popconcerten categoraal worden verboden, is niet toegestaan.
Artikel 2.1a Maatregelen bij introductie-activiteiten voor studenten
Alle fysieke samenkomsten die worden georganiseerd in het kader van de werving en introductie van studenten van mbo, hbo en wo zijn verboden. De voorzitter van de veiligheidsregio kan een ontheffing verlenen voor fysieke samenkomsten die worden georganiseerd door onderwijsinstellingen, studentensportverenigingen en studieverenigingen, mits die samenkomsten geaccordeerd zijn door de desbetreffende onderwijsinstelling of de veiligheidsregio, gericht zijn op studie of sport, kleinschalig zijn, er geen alcohol gedronken wordt en de bijeenkomsten niet plaatsvinden tussen 22.00 uur en 06.00 uur. Studentengezelligheidsverenigingen mogen geen fysieke bijeenkomsten organiseren in het kader van de werving en introductie van studenten van mbo, hbo en wo.
Op grond van artikel 2.2, eerst lid, is het verboden om zich in de publieke ruimte of in een besloten plaats, niet zijnde een woning of een daarbij behorend erf, op te houden zonder tot de dichtstbijzijnde persoon een afstand te houden van ten minste 1,5 meter.
Met de huidige formulering is niet beoogd inhoudelijk af te wijken van de eerdere formulering (van voor 1 juni 2020) van artikel 2.2 waarbij het verboden was gesteld zich in de publieke ruimte in een groep van drie of meer personen op te houden zonder tot de dichtstbijzijnde persoon in die groep en andere personen een afstand te houden van ten minste 1,5 meter.
Dat betekent ten aanzien van dit verbod dat de 1,5 meter afstandsnorm pas gehandhaafd wordt vanaf drie personen.
Het begrip publieke ruimte is in de begripsbepalingen gedefinieerd als openbare ruimte en voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, alsmede zich daar bevindende vaartuigen en voertuigen, met uitzondering van de zich daarin bevindende woongedeelten
Op dit verbod is in het tweede lid een aantal uitzonderingen geformuleerd. Zo zijn personen die een gezamenlijk huishouden vormen onderling niet verplicht afstand tot elkaar te houden. Een gezamenlijk huishouden is gedefinieerd als de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel en ouders, grootouders en kinderen, voor zover zij volgens de basisregistratie personen op hetzelfde adres woonachtig zijn.
Ook is het niet verplicht 1,5 meter afstand te houden tot kinderen in de leeftijd tot en met 12 jaar.
Personen in de leeftijd tot en met 17 jaar zijn niet verplicht onderling afstand tot elkaar te houden, maar vanaf 13 jaar wel tot personen van 18 jaar en ouder. Leerlingen in het voorgezet onderwijs en het voorgezet speciaal onderwijs die 18 jaar of ouder zijn, zijn op school niet verplicht afstand te houden tot medeleerlingen. Er dient op school dus wel 1,5 meter afstand te worden gehouden tot het personeel. Een uitzondering is er in instellingen voor het middelbaar beroepsonderwijs, het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs. In die instellingen dienen personen van 13 jaar en ouder ook afstand tot elkaar te houden.
Onderdeel e bepaalt dat personen bij de uitoefening van hun beroep niet verplicht zijn 1,5 meter afstand te houden jegens of met wie de werkzaamheden worden uitgevoerd, mits die werkzaamheden in het kader van de uitoefening van het beroep noodzakelijk zijn en werkzaamheden niet kunnen worden uitgevoerd met inachtneming van een afstand van 1,5 meter.
Onderdeel h ziet op de uitoefening van sport, theater en dans in de vorm van sport of culturele uiting. Voor alle leeftijdsgroepen geldt dat zij normaal spelcontact mogen hebben. De 1,5 meter afstand tijdens het sporten, dient waar mogelijk in acht genomen te worden, maar als dat een normale sportbeoefening in de weg staat mag 1,5 meter afstand tijdelijk losgelaten worden. Voorafgaand en na afloop van de sportbeoefening dienen sporters van 18 jaar en ouder wél 1,5 meter afstand tot elkaar te houden, waaronder in de kleedkamers en in de kantines.
Bovenstaande betekent dat wel 1,5 meter afstand moet worden gehouden als dat een normale sportbeoefening niet in de weg staat. Denk hierbij aan bowlen, biljarten en darten.
Het niet in acht nemen van de 1,5 meter bij theater en dans geldt voor acteurs en dansers die een voorstelling geven of dansen in de vorm van sport op een dansschool.
Ook bij dansevenementen in de buitenlucht moet wel ten minste 1,5 meter afstand worden gehouden. Dan is er immers noch sprake van sport noch sprake van een culturele uiting. Dansen buiten mag wel op samenkomsten met maximaal 250 personen, maar wel met inachtneming van de 1,5 meter afstand tot elkaar.
Onderdeel i bepaalt dat het niet verplicht is 1,5 meter afstand te houden in het openbaar vervoer, overige bedrijfsmatig vervoer en vervoer voor privédoeleinden, mits het gaat om vervoer dat primair de verplaatsing van de ene locatie naar de andere locatie behelst. Wel moet een mondkapje worden gedragen vanaf 13 jaar, met uitzondering van het vervoer voor privédoeleinden waarvoor het dragen van een mondkapje een advies is, maar geen verplichting.
Dit betekent dat (bijvoorbeeld) bij recreatief vervoer met een pleziervaartuig zoals een rondvaartboot, sloep of tender het verbod om zich in de publieke ruimte op te houden zonder tot de dichtstbijzijnde persoon een afstand te houden van ten minste 1,5 meter, onverkort van toepassing is. In die gevallen is de verplaatsing immers niet primair gericht is op vervoer van de ene locatie naar de andere locatie.
In luchtvaartuigen is het niet altijd mogelijk om 1,5 meter afstand van elkaar te houden. Daarom moet in luchtvaartuigen een mondkapje worden gedragen. Onder luchtvaartuigen vallen ook luchtballonen.
Voor sommige activiteiten geldt dat zij onder verschillende artikelen van deze verordening vallen. Hierbij kan gedacht worden aan de bruine vloot. Voor zover daar de zeilsport beoefend wordt, is het niet verplicht 1,5 meter afstand tot elkaar te houden. Bevinden de aanwezigen zich echter in het eet- of slaapgedeelte dan moet wel afstand worden gehouden. Wordt een vaartuig uit de bruine vloot ingezet als veerdienst dan gelden de regels voor personenvervoer per boot.
Onderdeel j staat toe dat personen op een buitenterras bij een eet- en drinkgelegenheid die aan weerszijden van een tussen tafels geplaatst kuchscherm zitten, onderling geen 1,5 meter afstand houden. Deze uitzondering geldt uitsluitend op buitenterrassen bij eet- en drinkgelegenheden. De instructie kuchschermen waar in artikel 1.2, eerste lid, naar wordt verwezen is te vinden op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2020/06/30/instructie-kuchschermen
Artikel 2.3 Verbod openstelling dansvoorziening
Artikel 2.3 verbiedt het in een eet- en drinkgelegenheid aanwezige dansvoorziening geopend te houden voor publiek of aldaar gelegenheid te bieden tot dansen. Dansen in discotheken, nachtclubs en vergelijkbare dansgelegenheden is niet toegestaan. Indien in een discotheek, nachtclub of vergelijkbare dansgelegenheid een eet- en drinkgelegenheid is gevestigd, is het wel toegestaan deze eet- en drinkgelegenheid voor publiek geopend te houden.
Artikel 2.4 Verbod gezamenlijk zingen of schreeuwen
Op grond van dit artikel is het verboden buiten een woning en daarbij behorend erf gezamenlijk te zingen of te schreeuwen. Dit verbod geldt niet voor zangers, zangkoren en zanggroepen. Zij mogen buiten de woning en daarbij behorende erven gezamenlijk zingen, bijvoorbeeld tijdens een kerkdienst of tijdens een concert. Samenzang tijdens religieuze samenkomsten is eveneens toegestaan. Om besmetting te voorkomen is het wel verplicht de richtlijnen van het RIVM die zijn opgenomen in zijn advies van 30 juni 2020 op dit punt na te leven. Dit advies is te raadplegen op https://lci.rivm.nl/koren-zangensembles.
Bij zangkoren en zanggroepen moet gedacht worden aan koren en groepen die als zodanig actief zijn. Onder zangkoren en zanggroepen wordt in ieder geval niet verstaan het gezamenlijk zingen in een stadion tijdens een (voetbal)wedstrijd of het gezamenlijk meezingen bij een concert.
Artikel 2.5 Verboden gebieden en locaties
Dit artikel drukt uit dat de voorzitter bepaalde gebieden en locaties kan aanwijzen waar niemand zich mag bevinden. Dat gaat verder dan het verbod op samenkomsten (artikel 2.1) en de verplichting om afstand te houden (artikel 2.2); in dit geval mag niemand zich meer in het gebied bevinden, behalve de personen genoemd in het tweede lid. Daarnaast gelden de algemene uitzonderingen genoemd in artikel 3.1 van deze verordening.
Een gebied kan ook een specifieke locatie zijn, zoals een winkel of een eet- en drinkgelegenheid. Ook vakantieparken, campings, parken, natuurgebieden, zwemgelegenheden en stranden kunnen worden aangewezen indien op deze locaties niet of niet in voldoende mate de beperkende maatregel met betrekking tot het houden van 1,5 meter afstand tussen daar aanwezige personen in acht wordt genomen of het niet in acht nemen daarvan dreigt. De voorzitter kan ook een gebied of locatie aanwijzen indien hij dat noodzakelijk acht om de zorgcontinuïteit in de regio te garanderen.
De bevoegdheid kan ook worden gebruikt om uitvoering te geven aan de aanwijzing van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 augustus 2020 waarin hij opdracht geeft om bij alle gebieden en locaties, niet zijnde woningen, die gekoppeld worden aan meerdere besmettingen of clusters van besmettingen via het bron- en contactonderzoek van de GGD, passende maatregelen te treffen om het risico op besmettingen in de toekomst te verkleinen.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport draagt de voorzitters van de veiligheidsregio’s in de aanwijzing op om over te gaan tot een sluiting van maximaal 14 dagen van locaties, specifiek recreatieve inrichtingen, waaronder in ieder geval eet- en drinkgelegenheden en pretparken, die gekoppeld worden aan meerdere besmettingen of clusters van besmettingen via het bron- en contactonderzoek van de GGD.
Het aanwijzen kan bij spoed ook mondeling geschieden. In de aanwijzing kan worden opgenomen dat deze enkel geldt voor een periode van de dag of week (bijvoorbeeld een weekend).
Onder noodzakelijke werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vallen bijvoorbeeld noodzakelijke werkzaamheden aan woningen en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de levering van water, gas en elektriciteit.
Indien het betreffende gebied toegankelijk moet blijven voor andere personen dan genoemd in het tweede lid, dan kan de voorzitter een specifieke maatregel treffen op grond van zijn wettelijke (nood)bevelsbevoegdheden.
Artikel 2.6 Verboden onderwijsactiviteiten
Het verbod op het bieden van onderwijsactiviteiten in onderwijsinstellingen is met ingang van 1 juli 2020 opgeheven, behalve voor instellingen in het mbo, hbo en wo. Die instellingen worden met ingang van het nieuwe studiejaar opengesteld voor alle onderwijsactiviteiten, onder voorwaarde van inachtneming van de 1,5 meter-afstand en overige RIVM-richtlijnen en op basis van de afspraken die gemaakt zijn over het openbaar vervoer, met het ministeries I en W en OCW, met de vervoerdersorganisaties en met de sectorraden van het mbo, hbo en wo.
Artikel 2.7 Inrichting en beëindiging voorziening openbaar vervoer
Dit artikel ziet op de voorzieningen en maatregelen die de vervoerder dient te treffen om het gebruik van de openbaar vervoer voorzieningen of van bedrijfsmatig personenvervoer mogelijk te maken met inachtneming van de beperkende maatregelen met betrekking tot het houden van 1,5 meter afstand tussen alle in de voorziening aanwezige personen en het dragen van een niet-medisch mondkapje door reizigers van 13 jaar en ouder in voertuigen en vaartuigen. Onder de te nemen maatregelen valt ook het op adequate wijze zichtbaar duidelijk maken van dergelijke maatregelen en het geven van aanwijzingen aan reizigers voor het juist gebruik van voorzieningen. Denk daarbij aan het éénrichtingsverkeer op de stations of perrons, het afplakken van stoelen in voertuigen en/of vaartuigen, verplichte ingang/uitgang van voertuigen en/of voorzieningen, het door middel van borden geven van aanwijzingen etc.
De afspraken tussen de overheid en het OV over de wijze waarop de 1,5m samenleving wordt ingevuld binnen het OV zijn hierbij ook van belang (https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-infrastructuur-en-waterstaat/documenten/kamerstukken/2020/05/14/afspraken-opschalen-openbaar-vervoer-en-ov-protocol). Het beëindigen of beperken van het openbaar vervoer kan bij spoed ook mondeling geschieden.
In de handhaving van die maatregelen is een belangrijke rol weggelegd voor de Buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s, domein IV) in dienst van de vervoerder. In voorkomende gevallen zullen deze aanwijzingen geven op grond van artikel 73 van de Wet personenvervoer 2000 in samenhang met artikel 53 van het Besluit personenvervoer 2000 (BP2000) in het belang van een juist gebruik van de voorzieningen van openbaar vervoer en de opvolging van de maatregelen die bijdragen aan het in acht nemen van de afstand van tenminste 1,5 meter ten opzichte van alle andere in de voorzieningen aanwezige personen en het dragen door reizigers van 13 jaar en ouder van een niet-medisch mondkapje in voertuigen en vaartuigen. Handhaving kan tevens plaatsvinden op grond van artikel 52 van het BP2000.
Immers uitgangspunt zal zijn dat BOA’s en ook de overige medewerkers van het OV, de reizigers er op wijzen, eventueel tot 2 keer toe, zich aan de maatregelen te houden, waaronder het dragen van een mondkapje in de voertuigen of vaartuigen, voordat er een aanwijzing wordt gegeven aan de reiziger. Die aanwijzing kan eruit bestaan dat de reiziger wordt gevraagd alsnog een mondkapje te dragen, danwel – bij weigering – het voertuig of vaartuig te verlaten. In geval dat de reiziger dan uiteindelijk de aanwijzing niet opvolgt dan wordt er proces-verbaal opgemaakt voor het niet opvolgen van de aanwijzing. Dit betreft dus veelal het niet opvolgen van de aanwijzing tot het dragen van een mondkapje, maar dat kunnen dus ook andere aanwijzingen zijn in het belang van de orde, rust, veiligheid en de goede bedrijfsgang in het OV.
De vervoerders zijn gehouden reizigers van 13 jaar en ouder te verplichten in de voertuigen een mondkapje te dragen. Het gaat hierbij om een niet-medisch mondkapje. In het openbaar vervoer is de uitzonderingsbepaling van artikel 1, tweede lid, onder b van de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding van toepassing nu de bescherming van de gezondheid tegen het COVID-19 virus het noodzakelijk maakt om in het openbaar vervoer een mondkapje te dragen en aan het mondkapje verder geen eisen zijn gesteld anders dan dat het de neus en mond moet bedekken. De gezichtsbedekking kan dienen ter bescherming van het lichaam in verband met de gezondheid. Er is dus geen sprake van overtreding van artikel 1, eerste lid, van de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding in het openbaar vervoer.
Artikel 2.8 Overig personenvervoer
Artikel 2.8 verplicht reizigers van 13 jaar en ouder in het overige bedrijfsmatige personenvervoer, niet zijnde openbaar vervoer, een niet-medisch mondkapje te dragen indien zij zich met meer dan twee personen van 13 jaar en ouder, de bestuurder daaronder begrepen, in een voertuig of vaartuig bevinden. Het begrip ‘overig bedrijfsmatig personenvervoer is gedefinieerd in artikel 1.2. De verplichting geldt dus ook als tot andere personen 1,5 meter afstand gehouden kan worden. De plicht geldt in alle vormen van bedrijfsmatig personenvervoer, dus ook in bijvoorbeeld touringcars, busjes en personenauto’s met minder dan 9 zitplaatsen waarmee personen van en naar werklocaties worden vervoerd. (al dan niet met chauffeur).
Naast de verplichting tot het dragen van een mondkapje mag een aanbieder van bedrijfsmatig personenvervoer, waarbij bijvoorbeeld gedacht kan worden aan touringcarbedrijven en taxivervoer, uitsluitend werken op basis van reservering. Ook is de aanbieder verplicht de reiziger te vragen naar ziekteverschijnselen die samenhangen met een besmetting met het COVID-19 virus. Deze verplichtingen gelden niet voor de aanbieder van openbaar vervoer of veerdiensten.
De plicht tot het dragen van een mondkapje geldt niet op rondvaartboten en andere vormen van recreatief vervoer. In die gevallen geldt de eis tot het houden van 1,5 meter afstand.
In de artikelen 2.7 en 2.8 is bepaald dat reizigers vanaf 13 jaar een niet-medisch mondneuskapje dienen te dragen. Op dit gebod wordt niet gehandhaafd bij personen die wegens een medische oorzaak geen mondkapje kunnen dragen. Reizigers zullen die medische oorzaak desgevraagd op enigerlei wijze aannemelijk moeten maken.
Artikel 2.9 Verboden toegang verpleeghuizen en woonvormen ouderenzorg
Dit artikel ziet op de toegang tot verpleeghuizen (onderdeel a) en kleinschalige woonvormen in de ouderenzorg (onderdeel b). De formulering van het artikel maakt duidelijk dat het niet aan de voorzitter van de veiligheidsregio is om op te treden tegen verpleeghuizen en woonvormen, maar uitsluitend tegen bezoekers die zonder toestemming van de beheerder (bestuur, directie of andere persoon die bevoegd is om namens het verpleeghuis of de woonvorm te handelen) in een verpleeghuis of woonvorm aanwezig zijn. Er is geen verbod op het bezoeken van bewoners in de genoemde locaties, behalve voor locaties waar zich nog één of meer COVID-19 besmettingen voordoen. Op die locaties is het bezoeken van bewoners zonder toestemming van de beheerder nog steeds verboden. De beheerder verleent wel toestemming voor bezoek indien het bezoek de beperking van de verspreiding van COVID-19 niet in de weg staat. Ook verleent de beheerder toestemming voor bezoek aan een bewoner die verkeert de stervensfase of daaraan vergelijkbare omstandigheden en voor het horen en beoordelen van een cliënt in het kader van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten. De beheerder kan op grond van het derde lid toestemming verlenen aan structurele vrijwilligers. Hij is daartoe, anders dan bij de situaties bedoeld in het tweede lid, niet verplicht.
Inherent aan de bevoegdheid om noodverordeningen vast te stellen, is de bevoegdheid om daarvan in concrete gevallen af te wijken. De voorzitter kan derhalve in alle situaties waarin hij dat noodzakelijk acht, afwijken van de bepalingen in deze verordening. Dit wordt uitgedrukt in onderdeel c. De voorzitter dient zich daarbij vanzelfsprekend wel te houden aan de opdrachten op basis van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid.
Daarnaast bevat artikel 3.1 uitzonderingen voor de betrokken hulpdiensten en toezichthouders (onderdeel a) en activiteiten die noodzakelijk zijn voor de voortgang van vitale processen (onderdeel b). De uitzondering in onderdeel b dient strikt te worden opgevat: ze biedt geen vrijbrief voor allerhande afwijkingen van de noodverordening ten behoeve van vitale processen, maar geldt alleen indien de toepassing van een verbod op bepaalde activiteiten de voortgang van vitale processen in gevaar zou brengen.
De uitzonderingen staan er niet aan in de weg dat de voorzitter in concrete gevallen van zijn wettelijke (nood)bevelsbevoegdheden gebruikmaakt.
Het schenden van voorschriften en beperkingen als bedoeld in het tweede lid is strafbaar gesteld in artikel 443 van het Wetboek van Strafrecht.
Op basis van de Politiewet 2012 en de Wet veiligheidsregio’s treden de politie en de Koninklijke Marechaussee op ter handhaving van deze verordening. Daaronder valt zowel de feitelijke handhaving met behulp van de politie (artikel 172, tweede lid, van de Gemeentewet in samenhang met artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s) als de strafrechtelijke sanctionering.
Daarnaast worden in artikel 4.2 toezichthouders aangewezen ten behoeve van de mogelijke bestuursrechtelijke handhaving van deze verordening. Naast ambtenaren van politie en militairen van de Koninklijke Marechaussee zijn dat ook de door de voorzitter aangewezen toezichthouders én door de voorzitters aan te wijzen toezichthouders en BOA’s als bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Alle BOA’s kunnen worden aangewezen en niet alleen de BOA’s zoals genoemd in artikel 142, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering. Voor zover de voorzitter voornemens zou zijn BOA’s aan te wijzen die werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een ministerie vindt voorafgaand aan de aanwijzing overleg plaats met het betreffende ministerie.
Artikel 5.1 Bekendmaking en inwerkingtreding
Deze verordening wordt bekendgemaakt door plaatsing op de publiekswebsite www.vrnhn.nl. Van deze verordening wordt voorts mededeling gedaan in de gemeentebladen van de betrokken gemeenten.
In verband met de mogelijke verlenging van de maatregelen bevat deze verordening geen vervaldatum. De verordening zal zo spoedig als mogelijk is ingetrokken worden.
Met deze overgangsrechtelijke bepaling wordt voorkomen dat besluiten op basis van de vorige noodverordeningen (zoals aanwijzingen van uitzonderingen en toezichthouders) hun geldigheid verliezen.