21 april 2022 – Column Peter Ursem: Stolpwensen niet stelpen
Tijdens de vakanties in verre buitenlanden valt ons vaak op dat de wereld er daar anders uitziet dan bij ons thuis. Dan bedoel ik niet zozeer het landschap met bergen, meren, bossen of zo, maar de manier waarop huizen zijn gebouwd. Bij het woord chalet, dat we leerden kennen voordat in ons land een type vakantieonderkomen werd neergezet, dat zoveel afwijkt van het Zwitserse origineel, hebben we een beeldbepalende indruk van het land van de chalets. Wanneer we daar weer naar toe zouden gaan en er geen enkele meer zouden aantreffen, zouden we zonder enige twijfel het gevoel krijgen in een heel ander land op visite te zijn.
In Nederland geldt dit dan omgekeerd ook voor Zwitserse bezoekers, die naast het vlakke land de woningbouw hopen aan te treffen die ze kenden van vorige bezoeken of van plaatjes die door toeristenbureaus zijn geschoten van typisch Nederlandse landschappen en woningbouw. En daar zitten helemaal zeker weten ook plaatjes bij van Nederlandse boerderijen. Bij het zien van de Nederlandse vakantiechalets zouden zij waarschijnlijk een woord gebruiken dat de vertaling is van stacaravan.
Wij hebben hier de stolpboerderijen en dat worden er steeds minder
Wij in Westfriesland komen zo vaak typisch Westfriese boerderijen tegen dat we ze bijna niet eens meer zien. En dat is een bron van zorgen voor organisaties, die het Westfriese woningbeeldmerk zo zuiver mogelijk wil behouden. Wij hebben hier de stolpboerderijen en dat worden er steeds minder. De vraag is dan: is dat erg? Het antwoord hierop kan erg verschillen. Voor de een is het oude meuk, dat best tegen de vlakte gegooid kan, wanneer het gebouw niet meer de functie van boerderij heeft. En tegenwoordig kun je wellicht veel efficiënter bouwen wanneer je als agrariër ruimte zoekt om het werk te kunnen doen onder moderne omstandigheden. Voor de ander is het bestaan van stolpboerderijen van essentieel belang om de regio een eigen gezicht te laten behouden. Wat er ook met het gebouw wordt gedaan.
Boerderijtypen in Nederland, zo las ik ergens, zijn in te delen in vier hoofdtypen. Onze stolp past bij de Friese Huisgroep, aan te treffen in Noord-Holland, Groningen en de Waddeneilanden. Overigens is daar de onderverdeling in stolp, stelp en kop-hals-rompboerderij. En daarnaast verder naar het oosten toe de driekap-boerderij en het Oldambster type. Dat hangt ook af van de regio. Ik ben nu toch bezig de groepen te benoemen en dus dan ook maar de Hallehuisgroep genoemd. Dan weet je dat je rondtrekt door Drenthe, Overijssel, Gelderland, Het Gooi en op nog een paar plekken in ons land. De Dwarshuisgroep ofwel de Zuidelijke Huisgroep treffen we aan in Noord-Brabant en Limburg en het ligt voor de hand in Zeeland en Zeeuws Vlaanderen de Zeeuwse en Vlaamse Schuurgroep tegen te komen.
hoeveel onherstelbaars gaat er verloren voor de gemeente, wanneer we stolpen afbreken?
Elke streek heeft zijn eigen karakteristieke bouwvorm en dat vind ik leuk en interessant en ik zal beslist niet de enige zijn. De vraag is echter of het zo noodzakelijk is voor onze samenleving om die verschillen van stijl te bewaren. En wanneer je dat bijvoorbeeld voor Westfriesland van belang vindt: hoeveel exemplaren van de typische bouwvorm moet je overhouden om nog te kunnen spreken van een typisch Westfries landschap? En mag je, wanneer een woonkern bij uitbreiding stolpen heeft opgeslokt binnen de bebouwde kom, een stolp slopen omdat je op die plek een appartementencomplex met tien wooneenheden kunt realiseren? Moet je overheidssteun kunnen aanvragen om opknapbeurten aan mooie stolpen mogelijk te kunnen maken?
Het zijn wel de vragen die onze politici moeten beantwoorden. Gelukkig leeft ook bij de meesten van hen de vraag: hoeveel onherstelbaars gaat er verloren voor de gemeente, wanneer we stolpen afbreken? Ik hoop van harte dat nooit de vrees is kiezers te verliezen of de hoop juist kiezers te winnen bij sloopoverweging de overhand zullen krijgen. Ik zou het heel jammer vinden wanneer Westfriese politici al tevreden zullen zijn wanneer we één stolp overhouden in het Zuiderzeemuseum.