11 januari 2023 – Column Peter Ursem: Paal (in) zicht
Ik durf van mijzelf te beweren dat geschiedenis mij bijzonder boeit. Graven in archieven om beweringen over historische gebeurtenissen en plaatsen zo waarheidsgetrouw mogelijk te maken vind ik geen straf en elke nieuwe ontdekking over zaken uit het verleden brengt mij vreugde. Niet alleen archieven maar ook opgravingen en de verhalen die daarmee boven water komen kunnen wat vooraf ging aan wat we op dit moment kunnen waarnemen en beleven meer betekenis geven.
Een schatkaartje uit WOII kan echter ook pure hebzucht naar boven laten komen, maar opgravingen van bewoning van onze regio in de Steen- of Bronstijd zijn heel andere koek. Je graaft verhalen op en wat is er mooier dan kennis te nemen van die verhalen? De ouwe koek van heel lang geleden hebben mij geïnspireerd tot het schrijven van twee verhalen die zich zouden hebben kunnen afgespeeld in Westfriesland in de Bronstijd en in de tijd van Floris V. Verhalen die hun basis vonden in zaken die we nu niet of nauwelijks meer in onze eigen omgeving kunnen aanwijzen. Toch is het er nog, zei het in meer museale en literaire vorm gegoten.
Ik was meer ontdaan dan ik verwacht zou hebben.
Ik heb gewoond in Alkmaar, waar in de vijftiger jaren een nieuwbouwwijk was ingericht. De Kortenaerkade, waar ik de eerste 12 jaar van mijn leven doorbracht is er nog steeds, maar een ander deel met veel flats is tegen de vlakte gegaan en je vindt er zelfs niet meer het oorspronkelijke stratenplan terug. Kort geleden reed ik uit nostalgische redenen door de wijk en zag dat de Matthiasschool waar ik tot bijna het einde van de zesde klas les heb gekregen nagenoeg gesloopt was. Ik was meer ontdaan dan ik verwacht zou hebben. Daar lag de plek van mijn dierbare herinneringen.
De plek is weg en is dat erg? De wijk en de school hadden geen monumentale status en ik zou die zelf ook nooit hebben toegekend. Ik heb daar meegemaakt dat de huisjes in de Overdiestraat, veelal getooid met het bordje ‘Onbewoonbaar verklaarde woning’ ineens verdwenen waren. Ook in Den Helder en in Hoorn, waar ik nu woon, is oude meuk opgeruimd om plaats te maken voor nieuwbouw. Er wordt o.a. door een vereniging van mensen die de Hoornse historie een goed hart toedragen gezorgd voor het aanwijzen van wat onvervangbaar dient te zijn. Wanneer van een bouwsel – het hoeft geen gebouw te zijn – kan worden vastgesteld dat men met iets monumentaals te maken heeft, komen afspraken en procedures in werking die het behoud ervan zoveel mogelijk garanderen. Ook zo’n mening is wel eens arbitraal.
In Stede Broec zijn het op dit moment zijn honderd jaar oude palen op twee landtongen die onderwerp zijn geworden van mogelijke monumentale waarde. Ze zijn niet meer nodig voor de infrastructuur van een groenteveiling. Vroeger was aan- en afvoer van groente en fruit voor de veiling nog vooral via het spoor geregeld. Ruim zestig jaar geleden is gekozen voor andere en efficiëntere manier van vervoer. Intussen hebben de loze palen daar geen andere functie gehad dan er te staan voor ieder die nieuwsgierig was naar het nut ervan. De Stede Broec’ers die het historische besef nog niet wisten om te zetten in daadwerkelijke monumentenaanwijzing moeten tot hun afgrijzen aanzien hoe een deel van de palen, in de krant al wel historische palen genoemd, met sloopapparatuur verwerkt was tot sloopafval.
Een erfgoednota voor de gemeente is er nog niet. Overigens lijkt de noodzaak daarvoor politiek pas vorig jaar te zijn ontstaan. Over het plaatsen van zaken op zo’n lijst kunnen nog heel wat verhitte discussies losbarsten. Wanneer je niet meer te gebruiken plaatsinnemers wilt opruimen om er iets heel nuttigs en wellicht noodzakelijks voor in de plaats te zetten, dan kan daar gemakkelijk instemming voor gevonden worden. Stel nu, dat die palen zestig jaar geleden zouden zijn opgeruimd omdat men inzag dat ze geen functie meer zouden krijgen, zou men dan ook gesproken hebben van historische palen?
Wanneer men iets erg lang laat staan omdat men de noodzaak nog niet zag om het weg te halen, creëert men dan historische zaken? Het is heel goed om historische zaken te beschermen en niet alles zal museale waarde hebben. Of is er een schrijver die hier een boeiend verhaal over gaat vertellen?