Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noord-Holland Noord
Betreft: Besluit tot vaststelling van de gewijzigde Gemeenschappelijke regeling Regionale Omgevingsdienst Noord-Holland Noord.
- •
- •
- •
- •
De Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noord-Holland Noord met ingang van 1 juli 2024 te wijzigen;
Hiermee komt de Gemeenschappelijke Regeling als volgt te luiden:
Hoofdstuk 2: Omgevingsdienst Noord-Holland Noord
Artikel 5: Overige milieutaken en taken betreffende de fysieke leefomgeving
- 1.
In aanvulling op de taken uit het basistakenpakket omgevingsdienst kan de Omgevingsdienst op verzoek van een deelnemer voor deze deelnemer ook andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden verrichten op het gebied van de fysieke leefomgeving, voor zover daartoe mandaat of opdracht is verleend. Het gaat daarbij onder andere om de volgende taken. Adviestaken ten aanzien van omgevingsvisies, omgevingsplannen en programma’s. Het geven van specialistische adviezen behorende bij overige taken zoals klimaat, duurzaamheid, milieuzorg, geluid, lucht, externe veiligheid, bodem en water. Het gaat tevens om de verzorging van de uitvoering van programma’s en projecten voor de deelnemers, waaronder begrepen het ontwikkelen en handhaven van een gemeenschappelijke uitvoerend milieubeleid, het leveren van milieutechnische – en natuurkennis, het uitvoeren van onderzoek en metingen en het leveren van een bijdrage aan beleidsontwikkeling.
- 2.
Op verzoek van een deelnemer kan de Omgevingsdienst voor deze deelnemer naast de in lid 1 van dit artikel vermelde taken, ook andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van de fysieke leefomgeving verrichten. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op bouwen, zwemlocaties en landschap.
- 3.
- 4.
Een deelnemer kan een verzoek tot vermindering van het takenpakket of taakuitvoering schriftelijk ter kennis brengen van de omgevingsdienst. Het algemeen bestuur regelt de financiële en organisatorische gevolgen van de vermindering van taken en stelt de verschuldigde schadeloosstelling vast, conform het daarover bepaalde in artikel 38, lid 16 van de regeling.
- 5.
Artikel 7: Overige bepalingen met betrekking tot de taken
- 1.
- 2.
- 3.
Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen, ter bescherming van de leefomgeving, uitvoerende werkzaamheden als bedoeld in de artikelen 4 en 5 gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van deze gemeenschappelijke regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die artikelen 4 en 5 aan de dienst opdragen.
- 4.
Het algemeen bestuur beslist over de vraag of de omgevingsdienst bereid en in staat is om de in de artikelen 4 en 5 genoemde taken voor een deelnemende partij of een derde, als bedoeld in artikel 6 die daartoe een verzoek indient, uit te voeren op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst. Het algemeen bestuur bepaalt daarbij onder welke condities en in welke omvang deze uitvoering mogelijk wordt gemaakt.
- 5.
Hoofdstuk 3: Inrichting en samenstelling van het bestuur
Artikel 9: Inrichting en samenstelling van het bestuur
- 1.
- 2.
- 3.
De colleges kunnen voor de door hen benoemde leden van het algemeen bestuur plaatsvervangende leden aanwijzen, die de door hen benoemde leden bij afwezigheid vervangen. Het bepaalde in deze regeling ten aanzien van de leden van het algemeen bestuur is op de plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.
- 4.
- 5.
- 6.
Artikel 10: Incompatibiliteiten
Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van de wet is het lidmaatschap van het algemeen bestuur onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van een der deelnemers dan wel door of vanwege het bestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met een ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die in dienst van een der deelnemers dan wel de omgevingsdienst op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
De voorzitter roept de leden van het algemeen bestuur ten minste twee weken van tevoren schriftelijk tot de vergadering op. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de stukken waaromtrent geheimhouding is opgelegd, worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.
- 5.
- 6.
- 7.
Op de vergadering, bedoeld in het zesde lid, is het vijfde lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het vijfde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
- 1.
Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken, of de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welk bestuur hij behoort.
- 2.
- 1.
Elk lid van het algemeen bestuur heeft in de vergadering een vastgesteld aantal stemmen, waarbij de stemverdeling voor de leden van het algemeen bestuur aangewezen door de colleges van burgemeester en wethouders is gebaseerd op de combinatie van inwonertal en in te brengen budget en het aantal stemmen voor de leden van het algemeen bestuur aangewezen door gedeputeerde staten is gebaseerd op het in te brengen budget. Het totaal aantal stemmen in het algemeen bestuur bedraagt 100. Het algemeen bestuur stelt nadere regels vast aangaande deze stemverdeling.
- 2.
Artikel 14: Ambtelijke bijstand
Het algemeen bestuur regelt op welke wijze ambtelijke bijstand wordt verleend aan de leden van het algemeen bestuur.
Artikel 16: Actieve informatieplicht van bestuur aan vertegenwoordigende organen
Het bestuur van het openbaar lichaam, verstrekt de vertegenwoordigende organen de inlichtingen die deze organen nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.
Bij de informatieverstrekking geldt dat
- •
- •
- •
Schriftelijke inlichtingen zendt het bestuur (dagelijks bestuur, algemeen bestuur en/of voorzitter) rechtstreeks naar en gelijktijdig aan de vertegenwoordigende organen en in cc aan de colleges van de deelnemers. Indien de informatie wordt verstrekt door dagelijks bestuur of voorzitter dan wordt het algemeen bestuur vooraf geïnformeerd.
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
Indien één lid van de op grond van de leden 1 of 3 tot en met 5 als voorzitter voor het dagelijks bestuur wordt aangewezen, kiest het algemeen bestuur uit zijn midden een ander vijfde lid voor het dagelijks bestuur. Dit lid is afkomstig uit de colleges van de gemeenten of de provincie, waaruit de voorzitter aangewezen is.
- 7.
Elk lid van het dagelijks bestuur, behalve de voorzitter, heeft één stem in het dagelijks bestuur. Indien bij stemming, anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de stemmen staken, wordt opnieuw gestemd. Bij het staken van de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel, beslist de voorzitter.
- 8.
- 9.
Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen. Het regelt de bevoegdheden en de samenstelling.
Artikel 21: Participatieregeling
Op grond van de artikelen 4 tot en met 6 zijn aan de omgevingsdienst adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving van de fysieke leefomgeving in mandaat opgedragen. De participatie van ingezetenen en andere belanghebbenden vindt plaats bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid bij onze deelnemers. In verband hiermee stelt de omgevingsdienst geen participatieregeling op.
Hoofdstuk 4: Bevoegdheden van het bestuur
Artikel 23: Bevoegdheden dagelijks bestuur
- 1.
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.
- 2.
- 1.
- 2.
Het algemeen bestuur kan besluiten een lid van het dagelijks bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen bestuur tot ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.
- 1.
- 2.
Twee keer per jaar, over het tijdvak van de eerste 4 maanden en het tijdvak van de eerste 8 maanden van het begrotingsjaar, licht het dagelijks bestuur het algemeen bestuur door middel van een bestuursrapportage in over de voortgang van de realisatie van de doelstellingen en over de afwijkingen op de daarvoor beschikbaar gestelde budgetten. Hierin zal ook aandacht worden besteed aan nieuwe ontwikkelingen, actualisering van het financieel perspectief, van het risicoprofiel en het weerstandvermogen alsmede de relevante besluitvorming van het algemeen bestuur.
Hoofdstuk 6: Financiën en beheer van de omgevingsdienst
- 1.
Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 december van het jaar voorafgaande aan dat waarin de kadernota wordt vastgesteld, in elk geval twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, de algemene financiële en beleidsmatige kaders (kadernota), opgesteld conform de Financiële Uitgangspunten Gemeenschappelijke regelingen Noord-Holland Noord aan de vertegenwoordigende organen van de deelnemers.
- 2.
- 3.
Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de vertegenwoordigende organen van de deelnemers voorafgaande aan het vaststellen van de kadernota schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het tweede lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
- 4.
- 5.
- 6.
Artikel 29: De meerjarenbeleidsplannen
- 1.
- 2.
- 3.
Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de vertegenwoordigende organen van de deelnemers voorafgaande aan het vaststellen van het meerjarenbeleidsplan schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het tweede lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
- 1.
- 2.
Het dagelijks bestuur zendt de voorlopige jaarrekening, die is opgesteld conform de financiële uitgangspunten Gemeenschappelijke regelingen, inclusief het accountantsrapport, uiterlijk twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de vertegenwoordigende organen van de deelnemers.
- 3.
- 4.
Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de vertegenwoordigende organen van de deelnemers voorafgaande aan het vaststellen van de jaarrekening schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijzen zijn vervat bij de voorlopige jaarrekening, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
- 5.
Artikel 32: Resultaatsbestemming
- 1.
- a.
- b.
- 2.
Indien de rekening sluit met een nadelig saldo, besluit het algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 31, dit saldo geheel of ten dele af te boeken van de algemene reserves, voor zover aanwezig. Indien het algemeen bestuur dit noodzakelijk oordeelt, wordt een plan opgesteld dat is gericht op het afbouwen en/of dekken van het nadelig exploitatiesaldo, waarbij tevens wordt bepaald of en zo ja, tot welk bedrag de deelnemers zullen bijdragen in het nadelig exploitatiesaldo. Dit plan wordt eerst vastgesteld door het algemeen bestuur nadat de vertegenwoordigende organen van de deelnemers gedurende een termijn van ten minste twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld hierover hun mening te geven.
- 3.
Wanneer het algemeen bestuur overeenkomstig het gestelde in het tweede lid een besluit heeft genomen omtrent het bijdragen door de deelnemers in het nadelig exploitatiesaldo, dan wordt dit door de deelnemers gedragen naar rato van ieders bijdrage, zoals deze op basis van artikel 30, zevende lid, van deze regeling is vastgesteld voor het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.
Artikel 33: Financiële administratie
Het algemeen bestuur stelt een reglement vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het financieel beheer van de omgevingsdienst.
Hoofdstuk 7: Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
Een lid van het algemeen bestuur kan slechts voor toetreding stemmen, dan nadat hij hiervoor de instemming van het college dat hem heeft aangewezen heeft verkregen. Dit college kan deze instemming pas verlenen na verkregen toestemming van zijn vertegenwoordigend orgaan als bedoeld in artikel 51, tweede lid, of ingevolge een soortgelijk artikel van de wet.
- 1.
- 2.
Een deelnemer kan (geheel of gedeeltelijk) uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van de daartoe strekkende besluiten van het vertegenwoordigende orgaan en het college van de deelnemer. De procedure voor uittreding vangt aan op de dag nadat het algemeen bestuur de betreffende besluiten heeft ontvangen. Van gedeeltelijke uittreding is sprake indien de deelnemer slechts een deel van de door het samenwerkingsverband ten behoeve van deze deelnemer uitgevoerde taken, als bedoeld in artikel 5 van deze regeling, wenst terug te nemen. De besluiten tot een vermindering van taken zoals bedoeld in artikel 5, leden 4 en 5, van deze Regeling wordt gelijkgesteld aan een (gedeeltelijke) uittreding voor wat betreft deze taken. Alle leden van onderhavig artikel zijn daarom tevens van toepassing in geval van vermindering van taken. Dit betekent dat onder ‘uittreden’ steeds ook wordt verstaan ‘vermindering van taken’.
- 3.
- 4.
- 5.
Na ontvangst van de in het tweede lid bedoelde besluiten, komen de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur, uiterlijk 6 maanden voor de datum van uittreding, een conceptuittredingsregeling overeen. De concept-uittredingsregeling wordt door de deelnemers vastgesteld. Hierbij worden de belangen van de uittredende deelnemer en die van de achterblijvende deelnemers op reële en evenwichtige wijze afgewogen. In de conceptuittredingsregeling worden de volgende gevolgen van de uittreding opgenomen. De personele, juridische, organisatorische en financiële gevolgen, waaronder de gevolgen voor het vermogen, van de uittreding worden geïnventariseerd. Voorts bevat de concept-uittredingsregeling de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan, de voorwaarden voor uittreding, de hoogte van de uittreedsom en de overname van personeel en/of overige verplichtingen door de uittredende deelnemer. Indien blijkt dat, als gevolg van een mogelijk verlies aan arbeidsplaatsen, een overleg met de bij de sector betrokken vakbonden noodzakelijk is ten behoeve van het opstellen van een sociaal plan, wordt de conclusie van dit overleg opgenomen in de conceptuittredingsregeling.
- 6.
Indien het algemeen bestuur constateert dat de besluiten tot uittreding van de bestuursorganen van de deelnemer de vraag oproepen of continuering van de samenwerking in de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noord-Holland Noord redelijkerwijs nog wel mogelijk is, doet zij de deelnemers een voorstel tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noord-Holland Noord als bedoeld in artikel 39 van deze regeling.
- 7.
Het algemeen bestuur van Omgevingsdienst Noord-Holland Noord en de uittredende deelnemer zullen zich inspannen om de nadelige gevolgen van de uittreding voor het openbaar lichaam en de uittredende deelnemer zo veel mogelijk te beperken, bijvoorbeeld door personeel of andere verplichtingen over te nemen of anderszins in stand te doen houden.
- 8.
Bij het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom is het uitgangspunt dat de uittredende deelnemer de reële schade van het openbaar lichaam én de overblijvende deelnemers dient te vergoeden, die rechtstreeks gevolg is van het (gedeeltelijk) uittreden uit de gemeenschappelijke regeling. Bij het bepalen van de hoogte van de schade wordt in beginsel een afbouwperiode van 5 jaar gehanteerd, te rekenen vanaf de datum van uittreding.
- 9.
De hoogte van de uittreedsom als bedoeld in lid 8 wordt slechts verhoogd indien er sprake is van substantiële langlopende en niet te mitigeren financiële verplichtingen, indien vast staat dat deze zich zullen voor doen én in die becijferde omvang, waarbij de bijdrage in de kosten door de uittredende deelnemer naar rato wordt vastgesteld.
- 10.
De uittreedsom bestaat uit de zakelijke gerechtvaardigde kosten, te weten de kosten die rechtstreeks ontstaan uit de uittreding (frictiekosten) en de bijdragen aan de overtollige kosten (desintegratiekosten) in de in lid 8 genoemde afbouwperiode, waarbij geen verrekening van het vermogen plaats vindt.
- 11.
Op de uittreedsom wordt het aandeel van de uittredende deelnemer in de algemene reserve van het openbaar lichaam op de datum van uittreding in mindering gebracht, voor zover deze algemene reserve het benodigde weerstandsvermogen overschrijdt. Het aandeel in de algemene reserve wordt berekend naar rato van de bijdrage die de uittredende deelnemer verschuldigd is als bedoeld in artikel 30, lid 7. Indien er sprake is van een tekort in de algemene reserve ten opzichte van het benodigde weerstandsvermogen wordt de uittreedsom met dit tekort verhoogd overeenkomstig de hiervoor benoemde berekeningswijze.
- 12.
Onder frictiekosten wordt verstaan alle incidentele kosten in verband met de uittreding van de deelnemer, zoals de kosten van inhuur externe dienstverlening, kosten onderzoek accountant, kosten boventallig primair personeel, kosten opstellen sociaal plan, kosten boventallig decentrale personele overhead, kosten afwaardering activa.
- 13.
-
De desintegratiekosten die direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, komen integraal voor rekening van de uittredende deelnemer voor de duur van maximaal 5 jaar. Desintegratiekosten die niet direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, zoals investeringskosten, afschrijvingskosten, kantoorhuur, salariskosten en inhuur van personeel etc. komen naar rato van de kostenverdeelsleutel als bedoel in artikel 30 van de regeling, voor rekening van de uittredende deelnemer bij algehele uittreding. Bij gedeeltelijke uittreding komen de desintegratiekosten voor rekening van de uittredende deelnemer naar rato van uittreding.
- 14.
De kosten als bedoeld in lid 12 en lid 13 worden door de accountant van het openbaar lichaam bepaald aan de hand van de jaarrekeningen over de afgelopen 3 jaar voorafgaand aan de datum van uittreding. De beoordeling van de kosten van uittreden wordt gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend zijn op het moment van de daadwerkelijke uittreding.
- 15.
Met het oog op het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom, als bedoeld in het achtste t/m tiende lid, vragen de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur gezamenlijk om een bindend advies aan een onafhankelijke externe deskundige. De kosten voor het inschakelen van de externe deskundige zijn, als onderdeel van de frictiekosten, voor rekening van de uittredende deelnemer.
- 16.
- 17.
- 18.
- 1.
Deze regeling kan op voorstel van het algemeen bestuur worden opgeheven door een daartoe strekkend besluit van ten minste drie vierde van het aantal deelnemers vertegenwoordigende ten minste twee derde van het aantal stemmen in het algemeen bestuur, na toestemming van hun vertegenwoordigende organen.
- 2.
Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan vast om tot opheffing van de omgevingsdienst te komen. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.
- 3.
Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam.
De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats. Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.
Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de gemeentelijke organen van het openbaar lichaam wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van Westfries Archief. Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van het provinciale orgaan van het openbaar lichaam wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van het Noord-Hollands Archief te Haarlem.
Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de gemeentelijke organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van Westfries Archief. Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van het provinciaal orgaan van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van het Noord-Hollands Archief.
- 1.
De archivaris van Westfries Archief en de archivaris van het Noord-Hollands Archief brengen minimaal tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.
- 2.
- 1.
- 2.
7. Beheer archiefbescheiden opgedragen taken
- 1.
- 2.
- 1.
- 2.
Het dagelijks bestuur van de regeling zorgt er voor dat 1 jaar vóór het tijdstip waarop een evaluatie zal plaatsvinden een signaal uit gaat naar de deelnemers van de regeling, met daarbij een procesbeschrijving over het aandragen van de onderwerpen en, wanneer een stemverhouding ontbreekt, het stemmen daarover.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.