Hoofdstuk 4. Toegang individuele voorzieningen
Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente
- 1.
Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks melden tot een aanbieder van een algemene voorziening, zoals genoemd in artikel 2, lid 1 van deze verordening.
- 2.
Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het loket van gebiedsteam 1.Hoorn.
- 3.
De aanbieder van een algemene voorziening kan namens een jeugdige en/of ouder(s) een hulpvraag melden bij het college wanneer de algemene voorziening niet toereikend is.
- 4.
In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening.
Artikel 5. Toegang jeugdhulp via een wettige verwijzer
- 1.
Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder.
- 2.
De jeugdhulpaanbieder stelt, in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouders een perspectiefplan op. De jeugdhulpaanbieder kan daarin inbreng vanuit de informatie vanuit de verwijzer of vanuit eigen onderzoek en/of instrumenten toevoegen. Het perspectiefplan wordt beoordeeld door de lokale toegang.
- 3.
De school heeft verwijsrecht naar een jeugdhulpaanbieder op het gebied van ernstige enkelvoudige dyslexie (EED). Deze zorg wordt alleen verstrekt als en voor zover de betreffende jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat het gaat om EED volgens landelijk protocol voor de kwaliteitseisen van het Nederlands Kwaliteitsinstituut Dyslexie. Het college kan in nadere regels voorwaarden stellen voor de inzet van EED.
- 4.
Het college legt bij EED een afwijzing vast in een beschikking als bedoeld in artikel 12.
Artikel 6. Toegang jeugdhulp via rechter of gecertificeerde instelling
- 1.
Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.
- 2.
De gecertificeerde instelling stelt in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouders, een perspectiefplan op. De gecertificeerde instelling kan daarin inbreng vanuit informatie van eigen onderzoek en/of instrumenten toevoegen. Het perspectiefplan wordt beoordeeld door de lokale toegang.
Artikel 7. Toegang tot hoogspecialistische jeugdhulp
- 1.
In aanvulling op de algemene voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van hoogspecialistische jeugdhulp.
- 2.
Toegang tot hoogspecialistische jeugdhulp kan alleen worden toegekend wanneer specialistische jeugdhulp niet mogelijk of toereikend is. Voor de beoordeling is er een positief advies van het regionaal adviesteam HS nodig.
Hoofdstuk 5. Behandeling aanvraag criteria voor een individuele voorziening
Artikel 8. Het gesprek, de aanvraag en het perspectiefplan
- 1.
Het lokale team stelt namens het college, middels het stappenplan van de Centrale Raad van Beroep, in één of meer gesprek(ken) samen met de jeugdige en/of zijn ouders ten behoeve van de aanvraag vast:
- a.
wat de hulpvraag is en met welke beperkingen en kwaliteiten van de jeugdige en het gezin, op de verschillende leefgebieden, rekening gehouden moet worden om de hulpvraag te beantwoorden;
- b.
wat de jeugdige, zijn ouders en het sociale netwerk zelf kunnen doen om de hulpvraag te beantwoorden;
- c.
of en welke ondersteuning nodig is vanuit de algemene voorzieningen;
- d.
of en welke extra ondersteuning nodig is in de vorm van een individuele voorziening;
- •
voor zover het onderzoek naar de nodige in te zetten individuele voorziening specifieke deskundigheid vereist, kan de lokale toegang externe deskundigen om advies vragen.
- e.
op welke wijze de ondersteuning bedoeld onder b, c en d wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;
- f.
wat de doelen (beoogde resultaten) zijn van de ondersteuning.
- 2.
Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders reeds een familiegroepsplan hebben opgesteld, vormt dit het uitgangspunt voor het gesprek zoals beschreven in het eerste lid.
- 3.
Het gebiedsteam en de jeugdige en/of zijn ouders leggen de zaken genoemd in het eerste lid vast in een perspectiefplan dat door de jeugdige en/of zijn ouders wordt ondertekend.
- 4.
In het perspectiefplan worden afspraken opgenomen over het moment en de wijze waarop de resultaten van het perspectiefplan met de jeugdige en/of zijn ouders, het gebiedsteam en de jeugdhulpaanbieder worden besproken.
- 5.
Het ondertekende perspectiefplan, dan wel de inhoud van een gespreksverslag, wordt door het gebiedsteam opgeslagen in het registratiesysteem.
- 6.
Het ondertekende perspectiefplan wordt, voor zover van toepassing voor een effectieve uitvoering van de individuele voorziening, door de jeugdige en/of zijn ouders, of in voorkomende gevallen door het gebiedsteam, gedeeld met de betrokken jeugdhulpaanbieder met inachtneming van de geldende privacyregelgeving.
- 7.
Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het gesprek zoals bedoeld in dit artikel wordt gevoerd.
- 8.
Indien blijkt dat het gaat om een spoedeisende situatie treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening.
Artikel 9. Aanspraak voor individuele voorzieningen
- 1.
Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:
- a.
binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen (eigen kracht), waaronder in ieder geval wordt verstaan:
- I.
gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;
- II.
het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten.
- b.
door, al dat niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een algemene voorziening of een voorliggende voorziening of wetgeving (Wet Langdurige Zorg, Passend onderwijs etc.)
- 2.
Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopste en meest passende voorziening.
- 3.
Het college verleent geen individuele voorziening als het hulpverleningstraject waarvoor de jeugdige en/of de ouders die voorziening vragen op het moment van aanvraag al is afgerond.
- 4.
Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouder voorafgaand aan de aanvraag al heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:
- a.
op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet en;
- b.
voor zover het college achteraf nog kan beoordelen of sprake was van een noodzakelijke en passende voorziening
- 5.
De voorziening als bedoeld in het derde lid kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal drie maanden vóór de aanvraag.
- 6.
Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste lid.
Artikel 10. Gebruikelijke hulp en eigen kracht
- 1.
Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp en zorg die ouders geacht worden aan hun kinderen te bieden. Voor minderjarige kinderen (tot 18 jaar) behoren ouders hen te verzorgen, op te voeden en toezicht te bieden, ook als er sprake is van een kind met een ziekte, aandoening of beperking. Extra handelingen die hiervoor nodig zijn vallen ook onder de gebruikelijke hulp en worden in principe niet vergoed.
- 2.
Het college behoeft geen jeugdhulp toe te kennen, indien de jeugdige en/of zijn ouder(s) zelf, met gebruikelijke hulp, kunnen zorgen voor de oplossing van hun problemen, zoals blijkt uit de artikelen 2.3 lid 1 en 2.9 lid 1 van de Jeugdwet. Dit wordt ‘eigen kracht’ genoemd.
- 3.
Er wordt onderscheid gemaakt in een kortdurende en langdurige ondersteuningsbehoefte;
- a.
Kortdurend: er is uitzicht op een dusdanige verbetering van de problematiek en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige, dat ondersteuning daarna niet langer is aangewezen. Richtlijn van maximaal drie maanden.
- b.
Langdurend: het gaat om chronische situaties waarvoor de hulp langer dan drie maanden nodig is.
- 4.
Hoe korter de verwachte duur van de ondersteuning, hoe meer men mag verwachten van een ouder of huisgenoot. Van een partner worden andere dingen verwacht dan van een huisgenoot.
En van een minderjarig kind kan minder verwacht worden dan van een meerderjarig kind.
- 5.
Als ouders en/of andere verzorgers of opvoeders in staat zijn de benodigde hulp te leveren wordt in beginsel geen individuele voorziening toegekend.
- 6.
Het college stelt nadere regels op voor de (onderzoeks)criteria voor gebruikelijke- en nietgebruikelijke hulp.
Artikel 11. Onderzoek en beoordelingskader eigen kracht
- 1.
De gebiedsteams van 1.Hoorn onderzoeken namens het college de aanspraak op een individuele voorziening.
- 2.
Het onderzoek naar de aanspraak op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet in relatie tot gebruikelijke hulp van ouders aan kinderen richt zich allereerst op het bepalen van de stoornissen en beperkingen die voortkomen uit een aandoening.
- 3.
Het onderzoek naar gebruikelijke hulp en eigen kracht vindt plaats op basis van onderzoek als genoemd in artikel 11 lid 1. Dit onderzoek richt zich op de volgende aspecten:
- •
wat mag redelijkerwijs van de ouders en/of huisgenoot verwacht worden; en
- •
is die ouder/huisgenoot hiertoe ook daadwerkelijk in staat?
- •
- •
Raakt de ouder niet overbelast?
- •
Kunnen er grote financiële problemen ontstaan, doordat de hulp wordt geboden?
- •
Hierbij geldt dat iemands persoonlijke voorkeur en/of levensovertuiging geen rol speelt bij de beoordeling of iemand – objectief gesproken – gebruikelijke hulp kan leveren.
- 4.
Uitgangspunt is, dat gebruikelijke hulp geleverd kan worden, tenzij uit het onderzoek blijkt dat dit niet het geval is. Een ouder/huisgenoot kan bijvoorbeeld geen gebruikelijke hulp leveren:
- •
bij aanwezigheid van geobjectiveerde beperkingen op het gebied van de noodzakelijke ondersteuning;
- •
bij gebrek aan kennis/vaardigheden om de ondersteuning te bieden. Hier geldt wel dat tijdelijk een individuele voorziening ingezet kan worden om de ouder/huisgenoot de gelegenheid te bieden de noodzakelijke vaardigheden aan te leren. Het leervermogen speelt hier wel een rol;
- •
bij (dreigende) overbelasting. Er wordt dan geen gebruikelijke hulp verwacht totdat deze (dreigende) belasting is opgeheven. Onderzocht moet worden welke mogelijkheden de huisgenoot heeft om de (dreigende) overbelasting op te heffen. Onder andere mag verwacht worden dat de huisgenoot bereid is maatschappelijke activiteiten te beperken om zo de (dreigende) overbelasting op te heffen;
- •
bij fysieke afwezigheid. Deze afwezigheid moet wel een verplichtend karakter hebben, bijvoorbeeld vanwege werk (in het buitenland, offshore of als internationaal chauffeur). Daarnaast moet gekeken worden naar de aard van de ondersteuning en de duur van de afwezigheid. Als ondersteuning uitstelbaar is dan wordt pas uitgegaan van afwezigheid van gebruikelijke hulp als het om een aaneengesloten periode van tenminste zeven etmalen gaat.
Artikel 12. Inhoud en geldigheidsduur van de beschikking
- 1.
In de beschikking op een aanvraag wordt vastgelegd:
- a.
tot welk besluit het college is gekomen en welke resultaten worden beoogd
- b.
de motivering van het besluit en
- c.
op welke wijze bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.
- 2.
Indien de beschikking een besluit tot het geheel of gedeeltelijk verstrekken van de aangevraagde voorziening(en) betreft, wordt in ieder geval benoemd of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.
- 3.
Het perspectiefplan wordt in de beschikking expliciet benoemd als integraal onderdeel van de beschikking.
- 4.
Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
welke de te verstrekken individuele voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;
- b.
wat de ingangsdatum en duur van de individuele voorziening is;
- c.
hoe de voorziening wordt verstrekt en, indien van toepassing,
- d.
welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
- 5.
Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
voor welk resultaat het pgb is bedoeld / perspectiefplan
- b.
welke kwaliteitseisen gelden voor de ingekochte jeugdhulp vanuit het pgb;
- c.
wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
- d.
wat de geldigheidsduur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en
- e.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
- 6.
In aanvulling op het gestelde in het vierde lid onderdeel b, wordt de beschikking opnieuw van kracht wanneer een jeugdige en/of zijn ouders zich binnen vier maanden na een volgens plan beëindigd jeugdhulptraject dat gericht was op herstel, opnieuw met dezelfde hulpvraag bij de jeugdhulpaanbieder melden.
- 7.
De beschikking vervalt wanneer de jeugdhulpaanbieder niet binnen zes maanden na het afgeven van de beschikking is gestart met de zorg.
- 8.
De beschikking wordt genomen:
- a.
indien er overeenstemming is tussen het gebiedsteam en de jeugdige en/of zijn ouders over de in te zetten individuele voorziening, direct na de ondertekening van het perspectiefplan door jeugdige en/of ouders;
- b.
indien er geen overeenstemming is tussen het gebiedsteam en de jeugdige en/of zijn ouders over de in te zetten specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp – er is dan sprake van een afwijzing – binnen vijf werkdagen na ontvangst van het eenzijdig door de jeugdige en/of zijn ouders ondertekende perspectiefplan;
- c.
indien een gesprek en perspectiefplan op grond van artikel 9 niet nodig is, binnen drie werkdagen na het verzoek om toewijzing van de jeugdhulpaanbieder.
- 9.
Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen en kan hieromtrent nadere regels stellen.
Artikel 13. Clientondersteuning, vertrouwenspersoon, second opinion, opt-out en klachtregeling
- 1.
Het college zorgt er voor dat een jeugdige en/of zijn ouders een beroep kunnen doen op kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning, gericht op het geven van informatie en advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie. Het gebiedsteam 1.Hoorn wijst de jeugdige en/of zijn ouders op deze mogelijkheid.
- 2.
Het college zorgt er voor dat een jeugdigen en/of zijn ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon, die hen bij kan staan bij problemen in het kader van de geboden jeugdhulp. Het gebiedsteam 1.Hoorn wijst de jeugdige en/of zijn ouders er op dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door deze onafhankelijke vertrouwenspersoon.
- 3.
Indien de jeugdige en/of zijn ouders en de jeugdhulpaanbieder geen overeenstemming kunnen bereiken over het perspectiefplan, heeft de jeugdige en/of zijn ouders de mogelijkheid van een second opinion. De second opinion wordt uitgevoerd door een ander wijkteam binnen 1.Hoorn, door een (of meerdere) deskundige(n) met tenminste overeenkomstige jeugdhulp kwalificaties. De second opinion heeft het karakter van een tweede beoordeling van het bestaande dossier, er wordt niet opnieuw (diagnostisch) onderzoek gedaan. Het perspectiefplan wordt opgesteld met inachtneming van de bevindingen van de second opinion.
- 4.
Wanneer een jeugdige en/of zijn ouders zwaarwegende bezwaren hebben tegen de betrokkenheid van het gebiedsteam 1.Hoorn kunnen zij gebruik maken van een opt-out-regeling. Het college neemt dan het besluit enkel op basis van de aanwijzing van de jeugdhulpaanbieder, dat inzet van hoogspecialistische jeugdhulp noodzakelijk is en dat hiervoor een perspectiefplan is opgesteld. Hulp van de onafhankelijke cliëntondersteuning bij het opstellen van het perspectiefplan kan hierbij ook een oplossing bieden.
- 5.
De Jeugdwet regelt het klachtrecht met betrekking tot jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen in artikel 4.2.1, lid 1 van de Jeugdwet. Op klachten met betrekking tot de lokale toegang, uitgevoerd door het gebiedsteam 1.Hoorn is “De klachtenregeling en instellen klachtencommissie Sociaal Domein van gemeente Hoorn, van 22 september 2015”, van toepassing, of de daaropvolgende klachtenregelingen.
Hoofdstuk 8. Toezicht en Handhaving
Artikel 17. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet
- 1.
Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
- 2.
Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet doen de jeugdige of zijn ouders aan het college of lokale toegang op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.
- 3.
Onverminderd artikel 8.1.4 van de Jeugdwet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;
- c.
de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;
- d.
de jeugdige langer dan zes weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of
- e.
de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening.
- f.
de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.
- 4.
Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning of uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
- 5.
Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.
Artikel 18. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
- 1.
Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij verstrekking en uitvoering van individuele voorzieningen en pgb’s door een aanbieder en verwijst hierbij naar de toezichthoudend ambtenaar.
- 2.
Zowel gecontracteerde aanbieders als aanbieders die vanuit pgb zorg leveren doen onverwijld melding van calamiteiten en geweld bij de toezichthouder. De verantwoordelijkheid van de aanbieder blijft om passende maatregelen te treffen ter zake van de melding en voor het voorkomen van meldingen in de toekomst.
- 3.
Het college kan nadere regels stellen ter zake en met inachtneming van het voorgaande.
Artikel 19. Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s
- 1.
Het college wijst personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.
- 2.
Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit van dienstverlening en de recht- en doelmatigheid.
- 3.
Het in het vorige lid voornoemde onderzoek kan ook worden uitgevoerd door personen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zoals genoemd in het derde lid.
- 4.
Aanbieders verlenen alle medewerking aan de toezichthouder, die hij redelijkerwijs kan vragen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
- 5.
Aanbieders worden geacht binnen een redelijke termijn (uiterlijk binnen 6 weken) een gesprek in te plannen met de toezichthouder indien hij/zij daarom verzoekt.
- 6.
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de door het college gecontracteerde aanbieders en De regionale toezichthouder adviseert aan de colleges WF7, die gezamenlijk besluiten over vervolgacties.
- 7.
aanbieders die via een pgb worden betaald.
- 8.
De toezichthouder informeert de raad via een jaarverslag.
- 9.
Het college kan nadere regels stellen voor aanvullende voorwaarden.
Hoofdstuk 10. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 21. Overgangsbepalingen
- 1.
De Verordening Jeugdhulp 2020 gemeente Hoorn is van toepassing op alle aanvragen die vanaf 1 januari 2020 worden ingediend.
- 2.
Een aanvraag die is ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening wordt afgehandeld met inachtneming van de Verordening Zorg voor Jeugd gemeente Hoorn 2015.
- 3.
Beschikkingen van jeugdigen en/ of hun ouders die aflopen na 1 januari 2020, eindigen op de datum die in de beschikking gemeld staat, doch uiterlijk 31 december 2020.
- 4.
Beschikkingen van jeugdigen en/of hun ouders die doorlopen tot na 1 januari 2021, worden individueel her beoordeeld conform deze verordening, de Nadere regels en Beleidsregels van de gemeente Hoorn. Op grond van deze herbeoordeling geeft het college een beschikking af.
- 5.
In aanvulling op lid 2, 3 en 4 ontvangen jeugdigen en hun ouders aan wie een PGB is toegekend, voor de periode dat de afgegeven beschikking in 2020 nog doorloopt of tot aan de nieuwe beschikking na de herbeoordeling, een budget conform de door de gemeente eerder afgegeven beschikking.
Artikel 22. Indexering
- 1.
Het college kan ieder jaar besluiten om bedragen te indexeren op basis van de indexcijfers zoals bekend gemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit wordt via een besluit kenbaar gemaakt.
- 2.
Toegekende individuele voorzieningen voor een pgb worden gedurende de looptijd van de individuele voorziening niet geïndexeerd.
Artikel 23. Bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen voor de jeugdige of zijn ouders
Het college kan indien er zeer dringende redenen zijn, ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen leidt.
Artikel 24. Evaluatie
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per vier jaar geëvalueerd.
Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel
Deze verordening Jeugdhulp gemeente Hoorn 2025 treedt in werking op 1 januari 2025, onder gelijktijdige intrekking van de verordening Jeugdhulp gemeente Hoorn 2020. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp gemeente Hoorn 2025.
Gemeente Hoorn d.d. 10 december 2024
De griffier, De voorzitter,