Nadere regels Wonen met Ondersteuning
Het college van Burgemeester en Wethouders;
- •
- •
1. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, 1.2.1 onder b en c, 1.2.2, 2.3.2, 2.3.3 en 2.3.6
3. Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoorn 2025
Nadere regels Wonen met Ondersteuning
Artikel 2 Algemene toegangscriteria voor Wonen met Ondersteuning
Artikel 3 Eerste opvang binnen kantoortijden
Artikel 4 Eerste opvang buiten kantoortijden
Hoofdstuk 4 Melding ondersteuningsvraag en het onderzoek
Artikel 6 Onderzoek, gesprek, perspectiefplan
Artikel 7 Toegangscriteria specifiek voor Kortdurende Opvang
Artikel 8 Toegangscriteria specifiek voor een safehouse
Artikel 9 Toegangscriteria specifiek voor Beschermd Thuis
Artikel 10 Toegangscriteria specifiek voor Ondersteund Wonen
Artikel 11 Toegangscriteria specifiek voor Beschermd Wonen
Artikel 12 Toegangscriteria specifiek voor overbruggingszorg
Artikel 13 Afwijzings- en beëindigingscriteria Wonen met Ondersteuning
Artikel 14 Toewijzing en vervolg
Artikel 15 Herindicatie Wonen met Ondersteuning
Artikel 16 Stapeling Wonen met Ondersteuning
Hoofdstuk 6 Persoonsgebonden budget (pgb)
Artikel 17 Vereiste Pgb-vaardigheden
Artikel 18 Kwaliteit in te kopen ondersteuning bij verstrekkingsvorm Pgb
Artikel 19 Pgb-toetsgesprek en een (tussentijds) evaluatiegesprek
Artikel 20 Betalingen via een pgb
Artikel 21 Terug- en invordering
Artikel 22 Omvang van de eigen bijdrage
Artikel 25 Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel
Bijlage 2: Landelijke toegankelijkheid
Bijlage 3: Onderzoeksvragen in het kader van landelijke toegankelijkheid
Wonen met Ondersteuning is bedoeld voor mensen met psychische kwetsbaarheden die een woon- en ondersteuningsbehoefte hebben. Binnen Wonen met Ondersteuning onderscheiden we vijf voorzieningen: Kortdurende Opvang, Ondersteund Wonen, Beschermd Wonen, Beschermd Thuis en Overbruggingszorg. Gemeente Hoorn is door de andere zes Westfriese gemeenten gemandateerd tot het behandelen van aanvragen en het nemen van besluiten op dit gebied en het vaststellen van nadere regels. De Regionale Toegang (RT) behandelt de aanvragen en neemt besluiten in dit kader.
- –
- –
- –
- –
- 1.
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
- a.
Aanvrager: In het kader van landelijke toegankelijkheid gebruiken we de term ‘aanvrager’. De persoon uit onze regio, die een aanvraag doet bij een andere gemeente dan de zeven Westfriese gemeenten in het kader van de landelijke toegankelijkheid. Of een persoon die bij de RT een aanvraag doet en uit een andere regio komt. De term ‘aanvrager’ werkt verwarrend in dit kader, wat maakt dat er is gekozen voor de term ‘aanvrager’.
- a.
- b.
Beschermd Thuis (BT): Wonen in een (huur)woning met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Er is sprake van een woonruimte waar de cliënt, ook nadat de ondersteuning stopt, kan blijven wonen. Er is sprake van 24 uurs bereikbaarheid en aanwezigheid binnen 30 minuten.
- c.
Beschermd Wonen (BW): wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Er is sprake van 24 uurs toezicht en nabijheid en aanwezigheid binnen 10 minuten.
- d.
- e.
- f.
- g.
- h.
- i.
- j.
Landelijke toegankelijkheid: In de wet is opgenomen dat een aanvrager van Nederland zich in alle gemeenten kan melden voor Wonen met Ondersteuning op het moment dat de aanvrager hier aanspraak op wil maken. De gemeente waar iemand zich meldt, doet onderzoek naar de hulpvraag en beoordeelt op basis van de vastgestelde criteria of er een succesvol traject gevolgd kan worden.
- k.
Maatschappelijke Opvang (MO): Onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie (onvrijwillig) hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, niet zijnde personen die de thuissituatie hebben verlaten in verband met acute risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld.
- l.
Ondersteund Wonen (OW): Een woonvoorziening van een aanbieder met veelal gedeelde voorzieningen waarbij ondersteuning op geplande en ongeplande momenten wordt geboden. Er is sprake van 24 uurs bereikbaarheid en aanwezigheid binnen 30 minuten. Ondersteund Wonen is een van de voorzieningen van Wonen met Ondersteuning.
- m.
- n.
- o.
Perspectiefplan: ondersteuningsplan zoals bedoeld in de wet, dat wil zeggen een document waarin de ondersteuningsbehoeften van de aanvrager zijn onderzocht en zijn vastgelegd samen met de resultaten waarin op verschillende leefgebieden de situatie in kaart is gebracht om een effectieve ondersteuning van de aanvrager mogelijk te maken.
- p.
- q.
- r.
Wonen met Ondersteuning: Wonen met Ondersteuning zijn voorzieningen met ondersteuning voor aanvragers met psychische kwetsbaarheden die 24 uurs toezicht en ondersteuning op geplande en ongeplande momenten nodig hebben. We onderscheiden vijf voorzieningen binnen Wonen met Ondersteuning: Kortdurende Opvang, Ondersteund Wonen, Beschermd Wonen, Overbruggingszorg en Beschermd Thuis. Binnen Wonen met Ondersteuning zijn de voorzieningen Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen ondergebracht.
- s.
Zelfredzaamheid: Het vermogen van mensen om zichzelf te redden met zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg. Zelfredzame aanvragers zijn in staat tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden. Ze kunnen zich handhaven al dan niet met sociaal netwerk op de volgende levensgebieden:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
- t.
- 2.
Artikel 2 Algemene toegangscriteria voor Wonen met Ondersteuning
- 1.
De aanvrager moet 18 jaar of ouder zijn om in aanmerking te komen voor Wonen met Ondersteuning. Voor cliënten onder de achttien jaar blijft de Jeugdwet inclusief de voorzieningen voorliggend, tenzij bij aanvang van het traject al blijkt dat overgang na de achttiende verjaardag naar een Wmo – voorziening de beste oplossing biedt. Onnodig verhuizen wordt op deze manier voorkomen.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
- 7.
- 8.
Hoofdstuk 4 Melding ondersteuningsvraag en het onderzoek
Artikel 6 Onderzoek, gesprek, perspectiefplan
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
- g.
- h.
- i.
- 6.
- 7.
Wanneer Wonen met Ondersteuning wordt toegekend, maken de aanvrager en de zorgaanbieder binnen de kaders van het perspectiefplan op basis van de resultaten afspraken hoe de ondersteuning eruit gaat zien. De RT onderzoekt welk product en intensiteit passend is bij de ondersteuningsbehoefte. De onderbouwing hiervan wordt vastgelegd in het perspectiefplan.
- 8.
- 9.
- 10.
- 11.
Artikel 14 Toewijzing en vervolg
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
De RT heeft de bevoegdheid en taak om waar nodig (bijvoorbeeld bij escalatie, conform AVE -methodiek) een aanvullend evaluatiemoment met aanvrager en betrokken partijen in te plannen om de voortgang te bespreken en nieuwe afspraken te maken. Dit kan ook gebeuren op verzoek van de procesregisseur, zorgaanbieder of de aanvrager.
- 5.
- 6.
Hoofdstuk 6 Persoonsgebonden budget (pgb)
Artikel 17 Vereiste Pgb-vaardigheden
- 1.
- a.
- b.
- c.
- d.
a. Kwaliteit van het pgb-budgetplan
Een budgethouder is in staat om de doelstellingen en de resultaten, uit het perspectiefplan te kunnen vertalen in een pgb-budgetplan. De budgethouder zal voordat het pgb wordt toegekend een pgb-budgetplan moeten overleggen inclusief een daarbij horende zorgovereenkomst. Het invullen van het pgb-budgetplan en zorgovereenkomst vereist bepaalde vaardigheden. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee die gesteld worden aan een budgethouder of budgetbeheerder:
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
Een budgethouder moet in staat zijn een administratie te kunnen voeren. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:
- •
- •
- •
- •
- •
- •
In staat zijn om de doelstellingen in het perspectiefplan te volgen en te bewaken. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
d. Werkgeverschap (3 dagen ondersteuning of meer)
De budgethouder moet in staat zijn de werkgeversverplichtingen voortkomend uit het pgb te kunnen vervullen (indien van toepassing). Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- 2.
Als de budgethouder niet zelf het pgb kan beheren is het mogelijk een vertegenwoordiger aan te stellen die het budget beheert. De vertegenwoordiger kan een wettelijk vertegenwoordiger zijn of een gemachtigde. Aan de budgetbeheerder stellen we de volgende eisen:
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
Artikel 18 Kwaliteit in te kopen ondersteuning bij verstrekkingsvorm Pgb
De kwaliteit van de in te kopen of ingekochte ondersteuning is belangrijk om de doelen en resultaten die in het perspectiefplan zijn opgesteld effectief in te zetten en uiteindelijk tot een goed eindresultaat te leiden. In de wet is als basiseis geformuleerd dat de ondersteuning veilig, doeltreffend, doelmatig en aanvragergericht moet worden verstrekt. De eisen zoals geformuleerd in de wet behoeft vertaling naar werkbare eisen, waarover duidelijke afspraken gemaakt kunnen worden. Om te kunnen spreken van goede kwaliteit van ondersteuning worden in aanvulling op artikel 9 van de verordening de volgende eisen gesteld:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
- g.
- h.
- i.
- j.
- k.
- l.
- m.
- n.
Eisen voor niet-professionele ondersteuning:
- a.
- b.
- c.
Eisen voor professionele ondersteuning:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
- g.
- h.
- i.
- j.
- k.
- l.
Artikel 19 Pgb-toetsgesprek en een (tussentijds) evaluatiegesprek
- 1.
Het pgb-toetsgesprek is een goed middel om vooraf te beoordelen of de budgethouder en/of budgetbeheerder pgb-vaardig zijn en of het pgb juist besteed gaat worden. Een toekomstig budgethouder kan zich door de RT laten informeren over de taken en verantwoordelijkheden als budgethouder. Alleen als de toekomstig budgethouder en de budgetbeheerder, als er sprake is van een vertegenwoordiger of gemachtigde, aanwezig zijn kan een pgb-toetsgesprek plaatsvinden. De eisen die gesteld worden voor een effectief pgb-toetsgesprek zijn:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
- 2.
Een evaluatiegesprek is noodzakelijk om te onderzoeken hoe de budgethouder en de zorgverlener werken aan de doelstelling. Tijdens een evaluatiegesprek kunnen de doelen bijgesteld worden en zo ook het budget. Uitgaande van een indicatietermijn van één jaar zou op de helft van de termijn een evaluatiegesprek moeten plaatsvinden teneinde nog te kunnen bijsturen op de doelen die gesteld zijn.
- 3.
Als na het eerste jaar blijkt dat ondersteuning nog nodig is kan het pgb gecontinueerd worden. Dit kan pas als vastgesteld is dat het pgb effectief is ingezet, de zorgverlener de juiste activiteiten levert en er geen budgetoverschrijding is. Pas dan kan een tweede indicatietermijn worden afgegeven voor twee jaar. Voor alle termijnen geldt:
- a.
- b.
Artikel 20 Betalingen via een pgb
- 1.
- a.
- b.
- c.
- d.
- 2.
Artikel 21 Terug- en invordering
- 1.
- 2.
Het college houdt zich het recht voor terug te vorderen bij een budgethouder, zijn budgetbeheerder of de aanbieder in geval van schuld of mede-schuld bij oneigenlijk gebruik, onrechtmatige besteding, misbruik of fraude bij opzettelijke verwijtbaarheid van de zijde van de cliënt als de budgethouder, budgetbeheerder of aanbieder daaraan heeft meegewerkt.
- 3.
- 4.
Het college kan afzien van (verdere) invordering: als de cliënt komt te overlijden en de vordering niet op de nalatenschap kan worden verhaald of op verzoek van de cliënt of van de schuldhulpverlener van de gemeente als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor het tot stand laten komen van een schuldregeling.
- 5.
De RT kan, indien er zeer dringende redenen zijn, in het voordeel van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze nadere regels, als toepassing van deze verordening tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen voor de aanvrager leidt.
Artikel 25 Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
Het college van Burgemeester en Wethouders
de secretaris, de burgemeester,
- •
- •
Hoofdstuk 1 Nadere regels landelijke toegankelijkheid
- 1.
- 2.
- 3.
- •
- •
- •
- •
- •
- 1.
In het besluit van de RT worden in ieder geval de zorginhoudelijke argumenten genoemd. Dit is van belang voor een mogelijke bezwaarprocedure van de aanvrager en voor het voorleggen van een geschil tussen gemeenten, aan de geschillencommissie. Onderzoek en besluit worden binnen 6 weken door de RT afgerond.
- 2.
- 3.
Als de wensgemeente positief besluit, maar de aanvrager op een wachtlijst plaatst, dan moet die gemeente besluiten of overbruggingszorg noodzakelijk is. Totdat de geschikte plek beschikbaar is, levert de instelling waar de aanvrager op dat moment verblijft de eventuele overbruggingszorg. De gemeente van herkomst is verantwoordelijk voor de financiering. Als een aanvrager in een behandelsetting (zorginstelling, forensische penitentiaire kliniek) verblijft vindt overleg plaats over de datum van uitstroom. Als de aanvrager al gebruik maakt van een plek in een voorziening voor Beschermd Wonen, blijft de bestaande situatie gehandhaafd tot de geschikte plek in de wensgemeente beschikbaar is.
- 4.
Het kan voorkomen dat een aanvrager uit gemeente A bewust tijdelijk in een instelling in een andere gemeente B verblijft. ‘Tijdelijk verblijf’ is verblijf korter dan een jaar, waarbij vanaf het begin de intentie aanwezig is om de aanvrager terug te laten keren naar een instelling van gemeente A. Of om uitstroom te realiseren. Gemeente A financiert in dit geval de plek voor de aanvrager in gemeente B. Dit maakt het tijdelijke verblijf mogelijk. Deze vorm van tijdelijk verblijf valt verder buiten de afwegingen van deze beleidsregels.
- 5.
- 6.
Als uit het onderzoek bij de gemeente van aanmelding (gemeente A) volgt dat Wonen met Ondersteuning het beste in een andere wensgemeente B kan plaatsvinden of als een aanvrager zelf naar wensgemeente B gaat, neemt de aangewezen contactpersoon van gemeente A, na overleg met aanvrager, contact op met de aangewezen contactpersoon van de andere wensgemeente B:
- a.
- b.
- c.
- 7.
- 8.
Hoofdstuk 2. Nadere regels landelijke toegankelijkheid Eerste Opvang
4. De RT onderzoekt met de aanvrager wat de woonplaats was van de aanvrager voor het ontstaan van dakloosheid.
5. Indien de RT vaststelt dat de aanvrager, voor het ontstaan van dakloosheid, woonachtig was in een bepaalde gemeente of regio en hierover overeenstemming heeft met de bepaalde gemeente of regio kan het college de uitvoering van het onderzoek overlaten aan de bepaalde gemeente of regio, waarbij bij overdracht van eventuele informatie artikel 4 lid 4 van toepassing is.
6. Indien de RT de woonplaats van de aanvrager voor het ontstaan van dakloosheid niet vaststelt of kan vaststellen, dan wel de uitvoering van het onderzoek niet wenst te laten uitvoeren door de gemeente of regio zoals bedoeld in lid 5 voert de RT het onderzoek uit. Dit geldt ook indien de RT niet tot overeenstemming komt met de in lid 5 bedoelde gemeente of regio.
7. Indien de RT het onderzoek zelf uitvoert, kan zij de in lid 5 bedoelde gemeente of regio verzoeken om informatie ten behoeve van het onderzoek aan te leveren.
8. De RT onderzoekt in welke gemeente of regio een traject in de Opvang de grootste kans van slagen heeft, dat wil zeggen het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie (en daarmee het duurzaam herstel) van de aanvrager.
9. De RT betrekt bij dit onderzoek in elk geval de wens van de aanvrager. Verder dient de RT ook in elk geval bij het onderzoek te betrekken:
a. of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting vergroten, zoals een sociaal netwerk welke een positieve invloed heeft of kan hebben;
b. of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de aanvrager en/of actuele criminele activiteiten van de aanvrager en/of maatregelen die opgelegd zijn aan de aanvrager.
10. Indien, gedurende het onderzoek, blijkt dat een traject in de Opvang mogelijk of waarschijnlijk in een andere gemeente of regio de grootste kans van slagen heeft, dan betrekt de RT deze gemeente bij het onderzoek.
11. Het onderzoek, zoals bedoeld in lid 6, wordt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen 2 weken uitgevoerd, tenzij er redenen zijn, buiten de invloed van de RT, die dit onmogelijk maken.
12. De uitkomsten van het onderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksverslag.
13. Indien de RT, conform lid 5, de uitvoering van het onderzoek overgedragen heeft aan een bepaalde gemeente of regio, dan vergewist de RT zich van de uitkomsten van het onderzoek.
- 1.
- 2.
Deelt de andere gemeente of regio het oordeel van de RT, zoals bedoeld in artikel 4 lid 14, dan vindt de overdracht van de gegevens én de aanvrager direct plaats. Dit tenzij met de andere gemeente of regio wordt overeengekomen dat het bijdraagt aan de kans van slagen van een traject, dat deze overdracht later plaatsvindt.
- 3.
- 4.
- 5.
- a.
- b.
- c.
- 6.
Bijlage 3: Onderzoeksvragen in het kader van landelijke toegankelijkheid
- a.
De gemeente (of regio) die het onderzoek uitvoert, onderzoekt in welke gemeente (of regio) een traject in de Eerste Opvang de grootste kans van slagen heeft, dat wil zeggen in beginsel het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie (en daarmee het duurzaam herstel) van de aanvrager.
De volgende aspecten a t/m e dienen in elk geval daarbij aan de orde te komen. Daarbij is van belang dat de onderzoeksresultaten zoveel mogelijk gestaafd worden met feiten (waar mogelijk met schriftelijke bevestigingen) om tot een gemotiveerd besluit te komen.
- •
- •
- •
- •
In welke mate is er sprake van een sociaal netwerk, welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de aanvrager (‘ondersteunend netwerk’)? Waaruit bestaat de ondersteuning, nu en in de toekomst? Draagt een traject in een bepaalde gemeente of regio eraan bij dat deze invloed in belangrijke mate wordt benut?
- •
In welke mate is er sprake van een sociaal netwerk, welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de aanvrager (‘negatief netwerk’)? Welke negatieve invloed heeft dit sociaal netwerk naar verwachting op de aanvrager en in welke mate? Draagt een traject in een bepaalde gemeente of regio er naar verwachting aan bij dat deze invloed wordt voorkomen of in belangrijke mate wordt beperkt?
c. Bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs
- •
- •
- •
- •
d. Lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten
- •
- •
- •
- •
- •
- •
e. Actuele criminele activiteiten en/of maatregelen
- •
- •
- •