27 maart 2024 – Column Peter Ursem: Je bent Westfries als je …
Af en toe hoor of lees ik over de dorpen en stadswijken van de gemeenten in Westfriesland. De mooiste berichten vind ik die welke gaan over initiatieven die de bewoners ondernemen om de eigen plek mooier te maken. Zo vind ik het bericht dat het St.Victorplein in Obdam wordt aangepakt door bewoners die van een omgezaagde boom op het plein dorpsmeubilair gaan maken dat op het plein worden gezet. Dit is gebeurd ondanks flinke tegenwerking van het bisdom Haarlem dat eigenaar was van de plek. Dat maakt het initiatief nog mooier.
Op veel plekken in Westfriesland hebben initiatieven vanuit de bevolking geleid tot fraaie plekken, activiteiten en zaken die de mensen daar dichter bij elkaar brengen. Ook deze week zijn dergelijke berichten te lezen in de regionale krant en op de nieuwswebsites. Misschien wordt dat toch te weinig beleefd als manieren om je beter betrokken te maken met je eigen woonomgeving. Ik durf veilig te stellen dat alle mensen die zich hebben ingezet om iets voor elkaar te brengen in de eigen omgeving dit beleven als verhoging van het woongenot en het gevoel zinvolle burger te zijn.
dat er zaken worden geregeld die de instemming van de bewoners hebben
Op meer plekken in onze regio zijn dorpsraden of wijkoverleggen actief. Deze week nog is een artikel te lezen over de Dorpsraad Spanbroek Opmeer. Ook heel zinvol, want het kan van een groep huizen een eenheid maken, waarvoor de bewoners zich meer verantwoordelijk voelen. Natuurlijk blijven het de gemeenteraad en het college die de uiteindelijke beslissingen nemen, maar veel eerder en verkieselijker is het voor gemeentebesturen dat er zaken worden geregeld die de instemming van de bewoners hebben.
de mensen in het bestuur worden nauwelijks meer persoonlijk gekend
Doordat het merendeel van de Westfriese dorpen en gehuchten in zeven gemeenten bij elkaar geveegd zijn is het bevoegde gezag op grotere afstand gekomen. Het gevaar is dan groot dat men het gevoel krijgt dat de eigen woonkern in een verdomhoekje terecht komt. Het gemeentebestuur is verder weg en de mensen in het bestuur worden nauwelijks meer persoonlijk gekend. In een gemeente als Medemblik zijn maar liefst achttien plaatsen bij elkaar gevoegd en veertien buurtschappen. Voel je je Medemblikker, wanneer je in Opperdoes woont? Denk je meteen wanneer je als Wognummer iemand uit Andijk tegenkomt: hee, een gemeentegenoot?
Het is allang niet meer zo dat alle Grosthuizenaren of Hoogkarspelaren afstammen van de dorpsbewoners van toen. Alle dorpen worden nu ook bevolkt door mensen die van elders komen. Soms van heel ver. Het leven in Schellinkhout van nu is niet meer te vergelijken met dat in Scellinchout, genoemd in een baljuwsrekening uit 1311, en dat geldt ook voor de bewoners van wat toen Nedartswoude, Lutekedrecht, Groetoesthusen, Oesterbloecwere of Oudeboxwoude heette. De tijden zijn veranderd. Was je wereld toen nauwelijks groter dan je eigen en omliggende plaatsjes, nu heeft elke Westfries zicht op de gebeurtenissen in de hele wereld.
Gemeenschapsgevoel in de woonkernen kan ook ontstaan om iets tegen te houden.
Het bijeenbrengen van bewoners van woonkernen kan heel mooi uitpakken voor een gemeentebestuur. Het is heel prettig wanneer wensen van bewoners van dorpskernen overeenkomen met de zaken die een gemeente moet regelen. Af en toe iets extra doen wat financieel niet al te veel uit de hand zal lopen, waardoor voor leuke plannen in andere woonkernen geen ruimte meer is, is een feestje voor gemeenteraadsleden of fracties die hierdoor even wat extra aandacht krijgen. Maar er zijn ook zaken die geregeld moeten worden, waar men niet meteen op zit te wachten. Er moeten in alle gemeenten nog meer huizen worden neergezet. Er is veel meer woonruimte nodig dan in 1311 het geval was.
Gemeenschapsgevoel in de woonkernen kan ook ontstaan om iets tegen te houden. Denk alleen al aan opvang asielzoekers of flexwoningen. Op weinig plekken krijg je dan een enthousiaste groep bewoners bij elkaar die roepen dat dit als hartelijk gebaar om de medemens in nood te helpen graag in hun woonkern moet komen. Dit betreft niet alleen de dorpsbewoners, maar ook de stadsbewoners van Westfriesland. Ik probeer bij mezelf na te gaan tot welke groep enthousiastelingen ik het liefst behoor: de groep die iets moois creëert of de groep die iets afwijst. Misschien is het nuttig wanneer elke Westfries deze afweging maakt?