18 september 2024 – Column Peter Ursem: Correct bezoek
‘Open maken!’ wordt geschreeuwd nadat er stevig op de buitendeur is gebonkt. Ik spoed me naar de deur en ik vrees al te weten wie naar binnen wil. Twee mannen tonen mij een brief die zij binnen een paar tellen weer opbergen. Ze stappen naar binnen en duwen me opzij.
‘Elitecontrole,’ zegt de langste van de twee en direct betreden ze de huiskamer.
‘Boekenkast!’ stelt de andere man vast. De lange man heeft klembord waarop een invulformulier is vastgezet. De mannen blijven voor de boekenkast staan en scannen de titels. ‘Pure literatuur,’ gromt de korte. De lange noteert dat.
De korte wijst de rug van een van de boeken aan en kijkt streng naar mij. ‘Wees onzichtbaar! Dat is van een Turk!’
De lange kijkt mij ook aan, maar hij begint te grijnzen. ‘Kijk nog maar even verder,’ stoot hij zijn collega aan. ‘Orhan Pamuk! En daar nog een! En maar liefst twee Elif Shafak’s en daar, heel uitdagend: Khaled Hosseini’s! Meneer heeft een heel speciale interesse, vindt meneer dat zelf ook niet?’
“Het wordt wel zo langzamerhand duidelijker, hè?’ zegt de lange tegen mij. Hij kijkt mee in de kast en hij stoot zijn collega aan. ‘Kijk daar! Gedichtenbundels! Daar heeft-ie verdomme een heel plank vol mee!’
‘Zozo, rijmpjesliefhebber dus! Kun je noteren, collega!’ zegt de korte. Dan valt zijn oog op een hoekje in de boekenkast. Ze lezen de titels en de naam van de auteur. ‘Kijk daar eens, wat denk jij?’
De lange kijkt naar de boekenruggen en dan naar zijn klembord. ‘Da’s dezelfde naam. Heb jij die zelf geschreven?’
Ik knik bedeesd. Ik heb al eens eerder gedacht dat het verstandig is in deze tijd niet te laten merken dat je zelf schrijft.
De heren willen mijn computer raadplegen. Ik weiger, maar dan haalt de korte een formulier uit zijn binnenzak. ‘Je mag weigeren, maar dan nemen wij jouw even mee. Dat mogen wij namelijk. Jij ken goed lezen, nemen wij aan. Iemand met zo’n boekenkast vol zal vast wel goed kennen lezen.’
Hij houdt mij het documentje voor en wijst een regel aan. Ik besluit maar mee te werken. Wie weet zullen de gevolgen dan wat kunnen meevallen.
Ik moet de computer openen en de mannen zoeken gretig naar het tekstverwerkingsprogramma en openen diverse files die onder documenten staan opgeslagen. Ze openen het ene document na de andere en raken steeds meer opgewonden. Ze kijken me af en toe triomfantelijk aan.
‘Kijk kijk, hier heeft meneer het over het milieu. Daar zie ik iets over migranten. Nog iets over migranten. Meneer lust er wel pap van, hè? Van migranten?’
De lange staat op en kijkt mij aan. ‘Het klopt dus wat wij al vermoedden. Jij bent een columnist!’
Ik weet dat ontkennen weinig zin heeft.
‘Kijk!’ roept de korte die nog steeds door de documenten scrollt. ‘Hier het ultieme bewijs! Hij heeft het hier over de democratie! Die wordt … even kijken … die wordt geweld aangedaan. Ja, het staat hier echt zo. Ha! Meneer heeft humor, collega! Meneer de columnist schrijft hier over ervaren van iets. Meneer ervaart, met anderen, zo is meneer ook weer, dat onze democratie wordt bedreigd door dom-rechts!’
‘Dom-rechts heeft meneer niet zelf bedacht. Toch meneer? Meneer praat anderen na. Meneer herhaalt gewoon wat hun beweren. Meneer leest de foute stukjes in kranten! Is meneer toevallig ook geabonneerd op een linkse krant? En dan schrijft meneer over wat hij denkt en hoopt op die manier een hoop anderen op verkeerde ideeën te brengen! Er zijn tegenwoordig veel mensen die in de war zijn geraakt door rare berichtjes. Jij schrijft die en daarom kunnen hun er niks aan doen dat ze fout zijn. Mag ik vragen: heb jij toevallig ook een museumjaarkaart?’
‘Dat heet al jaren museumkaart en ja, ik heb er een.’ Ik weet niet of ik verstandig aan doe om ze af en toe te corrigeren. De lange plaatst een nieuw vinkje.
De korte struint mijn mailberichten door en merkt op dat ik lid ben van de linkse partij die nu nog net aan getolereerd wordt omdat er nog wat nieuwe noodwetten voor het landsherstel moeten worden ingediend. De lange loopt door de kamer en controleert wat er aan de wanden hangt. Hij blijft staan bij een klein schilderijtje met een zicht op de Hoornse Hoofdtoren. Hij voelt er aan en ziet de naam van de schilder. ‘Hij is echt, hè? Meneer is kunstliefhebber. Ook dat noteert hij.
‘Meneer vult alle lijstjes,’ stelt hij vast. Samen met de korte staan ze nu voor mij. Ze wijzen op het invulformulier op het klembord.
‘We hebben ‘m, collega,’ zegt de lange. ‘Meneer is elite, nee, nog erger: meneer is linkse elite. We raden je sterk aan om zich te bezinnen op wat je allemaal uitvreet. Nu moeten we nog mild zijn, maar er komen tribunalen. Een goede dag nog!’
Ik oog ze na. Het zijn de vertegenwoordigers van de groep mensen die mij wel graag willen zien als migrant en ik vraag me af of ik nu al naar een ander land buiten Europa wil.