Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door gemeente Koggenland 2016
De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Koggenland, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,
Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden,
Gelet op het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbepalingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3 en 30a van de Drank- en horecawet, artikel 30b van de Wet op de kansspelen, de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2:25, 2:28, 2:39, 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening en de Subsidieverordening;
Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door gemeente Koggenland 2016
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
- 1.
- 2.
In deze beleidslijn wordt verstaan onder:
- a.
- b.
- c.
- d.
Bibob- toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn, ontleend aan de wet, om de aanvraag te weigeren, de overeenkomst niet aan te gaan, de beschikking in te trekken of daaraan voorschriften te verbinden;
- e.
- f.
eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het LBB aan te vragen;
- g.
- h.
- i.
- j.
Met de wet beschikt het bestuursorgaan over de bevoegdheid om het faciliteren van criminele activiteiten zoveel mogelijk tegen te gaan. Deze beleidslijn geeft aan op welke wijze het bestuursorgaan zijn bevoegdheden toepast. Deze beleidslijn laat onverlet dat al dan niet in afwijking van de hierna volgende bepalingen tot uitvoering van een Bibob-toets kan worden besloten indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.
- 1.
- 2.
Uitvoering van de Bibob-toets kan bij onderstaande aanvragen voor een beschikking in beginsel plaats als zij vallen onder de daartoe aangewezen branche en de daarbij geldende risico-indicatoren:
- a.
- b.
- c.
omgevingsvergunning beperkte milieutoets zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo. Voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van de Wabo is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet kan worden geweigerd;
- d.
- e.
- 3.
- 4.
Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van deze beleidslijn, de wet toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is. Indien is besloten tot uitvoering van een Bibob-toets wordt er geen definitief besluit genomen tot het aangaan van een vastgoedtransactie totdat de Bibob-toets volledig is afgerond.
- 5.
Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van deze beleidslijn, de wet toepassen met betrekking tot aanbestedingen die vallen binnen de sectoren milieu, informatiecommunicatie-technologie (ict) of bouw en die, conform de geldende richtlijnen van de gemeente, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen, openbaar moeten worden aanbesteed. In beginsel wordt geen Bibob- toets uitgevoerd bij aanbestedingen van een overheidsopdracht omdat er in de aanbestedingsprocedure voldoende instrumenten aanwezig zijn die de integriteit van de deelnemers aan de aanbestedingsprocedure te toetsen.
- 6.
- 7.
Artikel 3 van deze beleidslijn is niet van toepassing indien betrokkene een orgaan is van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.
Artikel 5 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen, overheidsopdrachten of vastgoedovereenkomsten
Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen, overheidsopdrachten of overeenkomsten indien:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstig gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een beschikking is verleend, wordt het RIEC verzocht om de Bibob-toets te coördineren;
- 5.
na gunning van een overheidsopdracht blijkt dat feiten of omstandigheden in relatie tot het bedrijf op de persoon van de opdrachtgever bekend zijn geworden die, ware deze bekend geweest vóór het tot stand komen van de overeenkomst, aanleiding zouden zijn geweest om de opdrachtnemer uit te sluiten van verdere deelname aan de aanbesteding. Voorgaande kan alleen ondernomen worden indien in de betreffende aanbestede (concept) overeenkomst(en) hierover een bepaling is opgenomen. Er kan besloten worden niet tot ontbinding over te gaan indien uit de Bibob-toets gebleken mate van gevaar in voldoende mate valt te reduceren door het stellen van (nadere) uitvoeringsvoorwaarden.
- 1.
- 2.
- 3.
Indien het vragenformulier deel uitmaakt van de aanvraag en betrokkene weigert in te vullen of vult het niet volledig in, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
- 4.
- 5.
Indien het vragenformulier deel uitmaakt van een vastgoed- of grondtransactie of een aanbesteding en de betrokkene weigert in te vullen of vult het niet volledig in wordt dit beschouwd als een ernstig gevaar in de zin van de wet op grond waarvan door het bestuursorgaan wordt afgezien van de transactie of overeenkomst of wordt besloten de overeenkomst te ontbinden.
Het bestuursorgaan beoordeelt eerst of er reguliere intrekkings- of weigeringsgronden bestaan. Het bestuursorgaan doet hiernaast eigen onderzoek. Indien na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan, kan het bestuursorgaan advies vragen aan het LBB.
- 1.
- 2.
In geval een van het LBB ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerdere verleende beschikking in te trekken of voorschriften aan de beschikking te verbinden, of van een gunning van overheidsopdracht af te zien dan wel een ontbinding van de overheidsopdracht overeenkomst of van het aangaan van een vastgoedtransactie af te zien dan wel ontbinding van de vastgoedovereenkomst, wordt aan de betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.
- 1.
Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het LBB, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het LBB in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de wet.
- 2.
- 3.
- 4.
Artikel 11 Weigeren, intrekken en aanvullende voorschriften
- 1.
Het bestuursorgaan/de rechtspersoon kan overgaan tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het LBB blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 of 4 van de wet.
- 2.
Indien het bestuursorgaan/de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen.
- 3.
- 4.
Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) in werking getreden. De wet is voortgekomen uit de wens van de overheid om meer mogelijkheden te krijgen om de vervlechting tussen boven- en onderwereld tegen te gaan. Criminelen maken gebruik van legale ondernemingen om misdrijven te plegen. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van beschikkingen en opdrachten van de overheid. De wet is een zet van de overheid om de criminele infrastructuur aan te pakken en criminelen niet langer onbedoeld te faciliteren.
De georganiseerde misdaad nestelt zich in de lokale gemeenschap. De georganiseerde misdaad kan daarbij gebruik maken van lokale infrastructuren en faciliteiten. Ogenschijnlijk legale activiteiten kunnen een dekmantel zijn waarachter een criminele wereld schuil gaat. Het kan gaan om bijvoorbeeld een investering in de horeca als dekmantel om zwart geld, verkregen uit bijvoorbeeld hennepteelt, wit te wassen.
De wet is ingevoerd om als overheidsorgaan aan malafide ondernemers geen beschikkingen of opdrachten te geven zodra aannemelijk is gemaakt dat deze dreigt te worden, of is misbruikt voor strafbare feiten. In sommige gevallen vragen criminele organisaties aan de overheid beschikkingen waarmee ze vervolgens criminele activiteiten continueren of afschermen. Dit leidt tot oneerlijke concurrentie en het ontstaan van machtsposities. Ook komt het voor dat legale personen of bedrijven overtredingen begaan of misdrijven plegen met gebruikmaking of het verkrijgen van bepaalde vergunningen of subsidies. Met de wet is de preventie en bestrijding van criminaliteit niet langer alleen taak van politie en justitie, maar ook van het openbaar bestuur.
De aanwezigheid van criminaliteit in georganiseerd verband is ook in de gemeente Koggenland niet uit te sluiten. De wet geeft de gemeente een extra instrument in handen om de integriteit te controleren van partners met wie zij zaken doet. Het gaat om partners waar een bepaalde rechtsverhouding een aanknopingspunt vorm, bijvoorbeeld aanvragers van bepaalde beschikkingen of subsidies, bij gemeentelijke aanbestedingen of vastgoedtransacties.
De gemeente en ondernemers bieden de inwoners voorzieningen. De voorzieningen kunnen interesse wekken van investeerders/ondernemers die onbekend zijn. Hét instrument om daar iets tegen te doen, is de bestuurlijke aanpak. De gemeente kan haar ogen niet sluiten en wil ongewenste ontwikkelingen die een voedingsbodem voor georganiseerde criminaliteit vormen tegengaan.
In het Bibob- beleid geeft het bestuursorgaan (burgemeester of burgemeester en wethouders) de feitelijke categorieën aan waarop de wet wordt toegepast. Met name de afweging om tot een Bibobtoets over te gaan, dient juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit en subsidiariteit een belangrijke rol.
In de wet wordt door middel van een aantal procedurele en inhoudelijke waarborgen, die onder andere hun basis vinden in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), getracht de juiste balans te vinden tussen de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van het openbaar belang. In het licht van deze proportionaliteitsgedachte is er door de wetgever gekozen om niet ten aanzien van alle bestuursbesluiten de wet van toepassing te verklaren.
Een andere inperking betreft de relatie die aanwezig moet zijn tussen de aard van de strafbare feiten die in het onderzoek kunnen zijn gebleken en het te nemen bestuursbesluit. Niet alle strafbare feiten zijn relevant; het gegeven dat is gebleken van een winkeldiefstal is niet direct relevant in het kader van de vraag of aan de betrokkene een beschikking kan worden verleend. Alleen strafbare feiten die relevant zijn voor de activiteiten die kunnen worden ontplooid bij het gebruiken van de subsidie of beschikking, dan wel bij de uitvoering van de overheidsopdracht of na de gesloten vastgoedtransactie, mogen worden verwerkt en in de motivering van het Bibob-advies worden vermeld. De in het onderzoek van het LBB gebleken strafbare feiten behoeven overigens niet georganiseerd van aard te zijn om als relevant te kunnen worden aangemerkt. Ook criminaliteit die niet in georganiseerd verband geschiedt, kan niettemin qua maatschappelijke effecten en met het oog op het behoud van de integriteit van het openbaar bestuur zodanig zijn dat het openbaar bestuur deze niet wenst te faciliteren.
Tenslotte wordt opgemerkt dat het Bibob-instrumentarium een aanvulling is op de reeds bestaande mogelijkheden om een beschikking te weigeren of in te trekken. Van deze aanvullende mogelijkheid dient op grond van de proportionaliteit in beginsel dan ook uitsluitend gebruik te worden gemaakt, indien een beschikking niet op andere gronden en met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken.
Het bestuursorgaan dient zorgvuldig af te wegen of zij direct, zonder advisering van het LBB de wet kan toepassen. Het onderzoek van het LBB is namelijk verstrekkender en diepgaander en daardoor ingrijpender dan het eigen onderzoek van de gemeente. Het onderzoek van het LBB behelst niet alleen de informatie die door het bestuursorgaan is aangeleverd, maar ook informatie voortgekomen uit gesloten (privacygevoelige/geheime) bronnen.
Tevens dienen de (juridische) gevolgen van het intrekken of weigeren van een vergunning afgewogen te worden. Wordt een vergunning ingetrokken of geweigerd, dan houdt dit in dat een ondernemer zijn (vergunde) werkzaamheden niet (meer) mag uitvoeren. Een intrekking van een vergunning is een ingrijpende maatregel waar terughoudend mee dient te worden omgegaan.