Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang (Wko) gemeente Hoorn 2024
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving van de bij of krachtens de Wet kinderopvang (Wko) gestelde regelgeving.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
- 1.
Als een houder van een kinderopvangvoorziening niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wko en alle daaruit voortvloeiende regelgeving, legt het college een herstelmaatregel op. Deze maatregel is gericht op beëindiging van de overtreding(en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(en).
- 2.
- a.
- b.
- c.
- d.
- 3.
- 4.
- a.
- b.
- 5.
- 6.
- a.
- b.
- 7.
- 8.
Alvorens een last onder bestuursdwang, last onder dwangsom, een exploitatieverbod op te leggen of de toestemming voor exploitatie in te trekken (en een voorziening te verwijderen uit het LRK), stuurt het college een voornemen, waarbij de houder in de gelegenheid gesteld wordt een zienswijze te geven.
Artikel 7 Verwijderen registratie uit het LRK
Als niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wko voor wat betreft de te registreren kinderopvangvoorziening wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46 lid 5 en 6 Wko. Aansluitend wordt de registratie verwijderd uit het LRK.
Op overtredingen die hebben plaatsgevonden vóór de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels zijn de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Hoorn van toepassing.
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de gemeentelijke inzet om:
- •
- •
- •
Daarbij heeft het College in het ‘Aanwijzingsbesluit toezichthouders gemeente Hoorn’ besloten de directeur publieke gezondheidszorg van de GGD aan te wijzen als toezichthouder zoals bedoeld in artikelen 1.61 van de Wet kinderopvang. Dit omvat tevens het toezicht op de naleving van de bij of krachtens hoofdstuk Va1 van de Wet publieke gezondheid gestelde regels in de kinderopvang, gelet op artikel 58r, vijfde lid, van die wet.
Tevens is daarbij besloten om de directeur publieke gezondheidszorg toe te staan om in zijn plaats één of meerdere medewerkers te machtigen om onder verantwoordelijkheid van de directeur publieke gezondheidszorg op te treden als toezichthouder in het kader van de Wet kinderopvang en de Wet publieke gezondheid, voor zover het toezicht op de naleving betreft van de bij of krachtens hoofdstuk Va van die wet gestelde regels in de kinderopvang.
Het College heeft de mogelijkheid om zowel herstellend als bestraffend te handhaven:
- •
- •
Herstellend- en bestraffend handhaven kan naast elkaar ingezet worden.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
- •
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid 1 en 1.49 tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
In een schriftelijke aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen moeten worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen. Bij een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 2 weken bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde prioriteit, dan is de hersteltermijn maximaal 2 maanden.
Na het verstrijken van de hersteltermijn moet de overtreding beëindigd zijn. Ter controle hiervan kan de toezichthouder schriftelijke bewijsstukken opvragen en/of het bevoegd gezag kan opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.
- •
De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.
De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwang-bevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb (Algemene Wet Bestuursrecht). Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding. De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Als een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten. Alvorens een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom op te leggen, stuurt het college eerst een voornemen, waarbij de houder wordt uitgenodigd een zienswijze te geven. Datzelfde geldt voor het opleggen van een exploitatieverbod en het verwijderen uit het LRK.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt. Dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
In een last onder dwangsom wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen moeten worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen. In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 2 weken bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde prioriteit, dan bedraagt de hersteltermijn maximaal 2 maanden. Een last wordt voor een bepaalde tijd opgelegd. Ook wordt in de last onder dwangsom aangekondigd welke boete zal worden opgelegd op het moment dat er een overtreding op de betreffende punten wordt geconstateerd in de periode dat de last geldt. De hoogte van de boete is net als de hersteltermijn afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen. In de last onder dwangsom wordt een plafond aangegeven van het totaal bedrag dat aan boetes kan worden opgelegd. Het totaal van boetes kan in de last onder dwangsom niet meer dan € 45.000,- bedragen.
Een last onder dwangsom wordt beëindigd:
- a.
- b.
- c.
- •
Het college kan de houder verbieden een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen of de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:
- a.
- b.
- •
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het LRK kan verwijderen:
- a.
- b.
- c.
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang en tot een boete en/of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Als de houder de exploitatie wil voortzetten, moet hij een nieuwe aanvraag voor opname in het LRK doen. De aanvraag wordt beoordeeld en het college besluit op basis van een inspectie door de toezichthouder van de GGD opnieuw over al dan niet registreren in het LRK. Zo lang de locatie niet opnieuw in het LRK is opgenomen, mag de houder de opvang niet exploiteren.
Indien de toezichthouder tijdens een onderzoek een situatie tegenkomt waarin het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder zelf ingrijpen. Dit gebeurt met een schriftelijk bevel. Dit bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen. In het bevel geeft de toezichthouder aan wat de overtreding(en) is/zijn en welke actie de houder moet ondernemen en binnen welke termijn dit dient te gebeuren. De toezichthouder informeert de gemeente over het opgelegde schriftelijk bevel. De gemeente is tijdig op de hoogte om verlenging van het schriftelijk bevel te geven.
Het kan zijn dat de beschouwing van de toezichthouder of de zienswijze van de houder in het inspectierapport er aanleiding toe geven om niet meteen een schriftelijke aanwijzing op te leggen. In dat geval kan aan het herstellend traject overleg en overreding (mondeling) of een schriftelijke waarschuwing worden toegevoegd. De schriftelijke waarschuwing moet dezelfde onderdelen bevatten als een schriftelijke aanwijzing. Ook kan het college kiezen voor overleg en overreding. De afspraken uit het overleg en overreding moeten schriftelijk worden bevestigd. Deze brief moet dezelfde onderdelen bevatten als de schriftelijke aanwijzing. De gemaakte afspraken worden hierin duidelijk verwoord. Daarnaast kunnen gemeente en GGD overeenkomen om in voorkomende gevallen door de toezichthouder van de GGD een herstelaanbod aan de houder te laten doen.
Door te werken met herstelaanbod is de verwachting dat een overtreding sneller beëindigd wordt. Dit komt de kwaliteit van de kinderopvang ten goede en er is minder handhaving nodig in de vorm van een aanwijzing of last onder dwangsom en bestuursdwang.
Het herstelaanbod kan aangeboden worden bij alle type voorzieningen, bij een onderzoek na registratie, een jaarlijks onderzoek en een incidenteel onderzoek. Het wordt niet aangeboden bij een onderzoek voor registratie of bij een nader onderzoek. Elke overtreding kan in aanmerking komen voor herstelaanbod. De toezichthouder beoordeelt of de aard en omstandigheid zich leent voor herstelaanbod. De periode tot herstel is maximaal 4 weken. De toezichthouder schrijft in het inspectierapport het verloop van het aanbod. De houder is niet verplicht om van het aanbod gebruik te maken.
Herstelaanbod aangeboden met positief resultaat
Wanneer een overtreding na herstelaanbod is opgelost treedt de gemeente niet handhavend op. De overtreding is immers verholpen.
Herstelaanbod aangeboden maar geen (volledig) herstel
Als de overtreding na herstelaanbod niet (volledig) is opgelost, handhaaft de gemeente in principe conform het reguliere handhavingsbeleid.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wko is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid van de Wko).
In de ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Hoorn 2024’ is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid. In geval van overtreding die volgens het afwegingsoverzicht de prioriteit ‘hoog’ heeft, kan het college een bestuurlijke boete opleggen zonder dat er eerder handhavingsmaatregelen zijn ingezet. Bij een overtreding die volgens het afwegingsoverzicht de prioriteit ‘gemiddeld’ heeft, kan het college een bestuurlijke boete opleggen als er al eerder één of meerdere handhavingsmaatregelen zijn ingezet. De hoogte van de bestuurlijke boete is opgenomen in het afwegingsoverzicht. Het college heeft de mogelijkheid om de boete te matigen of af te zien van het opleggen van een boete als daar aanleiding toe is.
Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in principe wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening. Er kunnen redenen zijn de boete niet te halveren, zoals herhaling van een ernstige tekortkoming.
Onder kinderopvang wordt verstaan (artikel 1.1, eerste lid, van de Wko): het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.
Tot kinderopvang wordt niet gerekend volgens artikel 1.1, tweede lid, van de Wko:
- a.
- b.
- c.
Artikel 2 Vormen van sanctioneren
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wko voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte inspectierapporten.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 hierboven.
Artikel 5 Verwijderen registratie uit het LRK
Als een geregistreerde voorziening (kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang) niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wko, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat in de wet is bepaald dat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen, moeten worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet als herstel niet aan de orde zal zijn.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is.
In geval van de volgende overtredingen legt het college in beginsel een boete op, maar het college hoeft van deze bevoegdheid geen gebruik te maken:
- •
- •
- •
- •
- •
In het afwegingsoverzicht in de bijlage is beschreven welke boete er voor welke overtreding is bepaald.
Bij overtredingen die door de toezichthouder worden geconstateerd bij of krachtens de artikelen 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59 van de in de Wko gestelde eisen, waaraan het college in verband met de naleving ervan een hoge prioriteit heeft toegekend, kan het college een boete opleggen bij de eerste keer dat deze overtreding wordt geconstateerd. Of het college dit doet, is afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding.
Bij overtredingen die door de toezichthouder worden geconstateerd bij of krachtens de artikelen 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59 van de in de Wko gestelde eisen, waaraan het college in verband met de naleving ervan een gemiddelde prioriteit heeft toegekend, kan het college een boete opleggen als er al eerder handhavende sancties zijn opgelegd voor overtredingen in hetzelfde domein. Of het college dit doet, is afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding.
Het college stuurt de houder een brief met een voornemen van het opleggen van een bestuurlijke boete. In deze brief krijgt de houder de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. De termijn waarbinnen de zienswijze moet worden ingediend, moet redelijk zijn en wordt vermeld in de brief waarin het voornemen wordt aangekondigd. Afhankelijk van de inhoud van de zienswijze besluit het college de boete al dan niet op te leggen. Hierover stuurt het college een beschikking aan de houder.
Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete
In de Wko is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag. Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lagere prioritering (gemiddeld) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wko neergelegde boetemaximum leidt dit tot verdeling zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht.
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Bij recidive (terugval/herhaling) treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de straf-verzwaring. Als de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding, verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 10 Intrekking en inwerkingtreding
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Bijlage Afwegingsoverzicht is terug te vinden onder externe bijlagen onder Wetstechnische Informatie.