1.1 AANLEIDING INTEGRAAL HUISVESTINGSPLAN
Naar verwachting wordt in 2025 de nieuwe wetgeving omtrent doelmatige aanpak onderwijshuisvesting in werking gesteld. Onderdeel daarvan is de verplichting voor gemeenten om een Integraal Huisvestingsplan (IHP) op te stellen.
De gemeente Medemblik heeft al sinds 2017 een Integraal Huisvestingsplan, dat elke zoveel jaren wordt geactualiseerd. Dit IHP betreft een actualisatie van het vastgestelde IHP uit 2022. Met de nieuwe wetswijziging in het verschiet en de afgesproken actualisatie, worden met dit geactualiseerde IHP de afspraken voor de komende periode weer herijkt en vastgelegd. Gemeente en schoolbesturen hebben hierin een gezamenlijk belang: goed onderwijs en goede onderwijshuisvesting gaan dan hand in hand.
Samen staan we voor duurzame en toekomstbestendige onderwijsvoorzieningen, die bovendien goed te exploiteren zijn, nu en ook in de toekomst. Deze gezamenlijkheid maakt dat de gemeente Medemblik en de betrokken schoolbesturen dit document samen actualiseren zodat beleidsambities, wet- en regelgeving samen komen in een plan voor de onderwijshuisvesting in de gemeente Medemblik.
De gemeente Medemblik draagt de wettelijke zorgplicht voor onderwijshuisvesting en deze is vastgelegd en geborgd in de ‘Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Medemblik’. Dit is de op dit moment geldende wet- en regelgeving voor de zorgplicht van gemeenten aangaande onderwijshuisvesting. Het IHP komt hier als consensus document naast te staan, zolang de wettelijke verankering ervan nog niet is vastgelegd.
1.2 DOEL, FUNCTIE EN REIKWIJDTE IHP
Dit IHP geeft een doorkijk voor een periode van 16 jaar ten aanzien van de onderwijshuisvesting in de gemeente Medemblik. Met dit document willen de schoolbesturen en de gemeente gezamenlijk vanuit een integrale visie kijken naar de onderwijshuisvesting. Hierin worden de visie, demografie, maatschappelijke ontwikkelingen en de financiën meegenomen. Hiermee ontstaat een gezamenlijk beeld en bijbehorende afspraken aangaande toekomstbestendige onderwijsvoorzieningen in de gemeente Medemblik.
Het IHP vormt het kader voor afspraken die gemeente en schoolbesturen maken over het investeringsplan voor nieuwe of vernieuwde huisvesting van scholen. Dit leidt tot meer zekerheid voor zowel schoolbesturen als gemeente en overstijgt de jaarcyclus van de verordening.
Voortbouwen op het Integraal Huisvestingsplan
Dit Integraal Huisvestingsplan borduurt voort op het IHP uit 2022 en verdiept de diverse onderwerpen naar concrete afspraken naar de toekomst. Met de toevoeging van het Voortgezet Onderwijs wordt het IHP een document voor alle onderwijsvoorzieningen in de gemeente Medemblik. Dat was in 2022 nog niet het geval.
Dit IHP betreft een toekomstvisie op:
- •
- •
Het IHP wordt de leidraad voor de uitvoering van de vernieuwing van de onderwijsvoorzieningen voor het primair en voortgezet onderwijs. En dat voor een periode van 16 jaar, waarbij de uitvoering is opgedeeld in blokken van 4 jaar.
De gemeente Medemblik heeft bij het opstellen van dit IHP intensief samengewerkt met de schoolbesturen in de gemeente:
- •
- •
- •
- •
- •
In dit proces zijn vanuit de schoolbesturen de bestuurders en huisvestingsdeskundigen betrokken geweest. Vanuit de gemeente is dit zowel ambtelijk als bestuurlijk ingevuld.
Daarnaast zijn aanpalende beleidsterreinen op ambtelijk niveau bevraagd en betrokken.
De dynamiek omtrent onderwijshuisvesting is groot. Denk aan prognoses, marktprijzen, politieke ontwikkelingen, etc. Dat vraagt om een dynamisch document dat kan meebewegen met ontwikkelingen en een regelmatige actualisatie behoeft.
Urgentie voor het actualiseren van het huidige IHP
In de gemeente Medemblik is na vaststelling begonnen met de uitvoering van de eerste projecten uit het IHP van 2022. Ervaringen bij de uitvoering van deze projecten heeft geleid tot de wens bij de schoolbesturen om de opgedane ervaringen te laten landen in een actualisatie van het IHP uit 2022.
Vanuit de betrokkenen is tevens de behoefte om enkele beleidsthema’s te verdiepen op basis van ontwikkelingen zowel binnen de gemeente als in het onderwijsveld.
Daarnaast spelen landelijk en Europees ook ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid. Deze krijgen ook binnen de gemeente Medemblik steeds meer beleidsmatig inhoud. Het betreft thema’s die vanuit het Klimaatakkoord van Parijs met duidelijke doelstellingen staan. Deze moeten richting 2030 en 2050 gehaald worden. Dat vraagt om ingrijpende maatregelen, ook voor het maatschappelijk vastgoed, waaronder dus de onderwijshuisvesting.
Tot slot blijkt dat het Vastgoedbeleid dat gaat over het maatschappelijk vastgoed in de gemeente Medemblik op sommige aspecten niet synchroon loopt met de afspraken die voor de onderwijshuisvesting en kinderopvang gemaakt moeten worden. Hier wordt bij deze actualisatie ook nader op ingezoomd, met als doel de verschillende beleidsdocumenten elkaar te laten versterken en op elkaar te laten aansluiten.
Ten behoeve van de jaarlijkse actualisatie in het belang van de lopende en op stapel staande projecten, wordt ieder jaar een OOGO (Op Overeenstemming Gericht Overleg) tussen gemeente en de schoolbesturen gepland. Hier wordt besproken waar actualisatie aan de orde is.
Dat betreft dan in ieder geval:
- ➜
- ➜
- ➜
- ➜
“Jaartje af, jaartje op”, financieel wordt weer een jaar afgerond hetgeen betekent dat er weer een jaar financieel wordt toegevoegd aan de meerjarenbegroting van de gemeente Medemblik vanuit het voorliggende IHP. Dat gebeurt met geïndexeerde bedragen op basis van de jaarlijkse indexering van Ruimte OK.
Bij het opstellen van dit IHP hebben verschillende bijeenkomsten en gesprekken plaatsgevonden:
- •
- •
- •
- •
- •
De informatie uit deze bijeenkomsten en gesprekken is samen met de informatie uit het IHP 2022 en gegevens van de schoolgebouwen, zoals ruimtebehoefte en boekwaarden, uitgewerkt naar (bestuurlijke) kaders en een prioritering met de bijbehorende planning voor de projecten.
2. Wettelijk kader en gemeentelijke regelgeving
Wettelijke zorgplicht gemeenten
Aan een Integraal Huisvestingsplan ligt op dit moment de volgende wetgeving ten grondslag:
- •
- •
- •
Hierin is de zorgplicht van gemeenten voor adequate en voldoende huisvesting voor het primair, voortgezet en speciaal onderwijs, vastgelegd.
De verantwoordelijkheden van schoolbesturen en gemeente zijn in onderstaand schema weergegeven.
Daarnaast is een gemeente ook verantwoordelijk voor het voorzien in voldoende ruimte voor het bewegingsonderwijs binnen 2 kilometer afstand van de betreffende school. Zoals vastgelegd in de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs.
Het juridisch eigendom van schoolgebouwen ligt over het algemeen bij de schoolbesturen. Een gemeente behoudt het economisch claimrecht. Hetgeen inhoudt dat het eigendom van gebouw en terrein terugvalt aan de gemeente als het onderwijsgebruik van de voorziening eindigt.
Wet- en regelgeving | Ontwikkelingen
Daarnaast anticiperen we met dit IHP voor op het aankomende wetsvoorstel voor ‘doelmatige aanpak onderwijshuisvesting’. Het wetsvoorstel bestaat in ieder geval uit de volgende onderwerpen:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Het wetsvoorstel “Doelmatige aanpak onderwijshuisvesting” is gericht op het verbeteren van de efficiëntie en effectiviteit van het onderwijshuisvestingsbeleid. Het wetsvoorstel stelt een aantal maatregelen te nemen om het proces van onderwijshuisvesting te stroomlijnen en beter af te stemmen op de behoeften van scholen en gemeenten.
Het huidige Bouwbesluit is inmiddels vervangen door de nieuwe Omgevingswet en Besluit Bouwwerken leefomgeving (betreft eisen voor nieuwbouw en renovatie van gebouwen).
In de Route naar Inclusief Onderwijs 2035 wordt ook ingezet op het formuleren van huisvestingseisen richting meer inclusiviteit naar 2035.
Financiering onderwijshuisvesting
De financiering van onderwijshuisvesting is zowel bij schoolbesturen als bij de gemeente belegd.
In het schema op de vorige pagina zijn de verantwoordelijkheden in beeld gebracht. De middelen die beide organisaties krijgen zijn als volgt vormgegeven:
Gemeenten ontvangen van het Rijk een uitkering uit het gemeentefonds voor onderwijshuisvesting. Deze uitkering is niet geoormerkt, wat betekent dat gemeenten deze middelen naar eigen inzicht mogen besteden binnen hun totale gemeentebegroting.
De gemeenteraad beslist hoeveel geld wordt vrijgemaakt voor onderwijshuisvesting om aan de wettelijke verplichting te voldoen. De hoogte van de uitkering uit het gemeentefonds wordt berekend op basis van het aantal leerlingen in de gemeente, waarbij voor het primair onderwijs het aantal leerlingen per school en voor het voortgezet onderwijs het aantal leerlingen per locatie in de gemeente bepalend is.
Schoolbesturen ontvangen een lumpsumfinanciering van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), waarbij het bedrag per school varieert op basis van factoren zoals leerlingenaantal, leerlingtype en type vestiging (hoofd- of nevenvestiging). Bij het primair onderwijs wordt de financiering berekend op basis van het aantal leerlingen dat ingeschreven staat bij een Brinnummer; bij het speciaal en voortgezet onderwijs wordt de financiering berekend op basis van het aantal leerlingen dat is ingeschreven op de school, ongeacht woonplaats.
Schoolbesturen hebben op dit moment beperkte mogelijkheden om te investeren in huisvesting. Dat is voor het primair onderwijs en het speciaal onderwijs enkel toegestaan als aantoonbaar is dat een dergelijke investering leidt tot een betere exploitatie en dat sprake is van een passende terugverdientijd. Indien een schoolbestuur beschikt over private middelen is er meer ruimte voor investeren in huisvesting. Schoolbesturen voor het voortgezet onderwijs hebben wettelijk meer ruimte om te investeren in huisvesting dan schoolbesturen voor het primair onderwijs.
Het bouwheerschap ligt in principe bij het betreffende schoolbestuur, conform artikel 103 in de WPO, 101 in de WEC en 76n in de WVO. Als bouwheer (opdrachtgever) zijn de schoolbesturen verantwoordelijk voor de uitvoering van nieuwbouw en vernieuwbouw. Deze projecten moeten door de gemeente geaccordeerd worden en de gemeente stelt het budget beschikbaar.
Op verzoek van het schoolbestuur kan de gemeente deze rol overnemen, bijvoorbeeld als het een schoolbestuur de expertise niet in huis heeft om het bouwheerschap uit te voeren. Of omdat het om een complexe bouwopgave gaat, zoals bij meerdere partners onder één dak.
Wanneer de gemeente juridisch eigenaar is van het schoolgebouw, moet zij bij het verhuren van een deel van het gebouw aan een marktpartij, zoals een kinderopvang, rekening houden met het Didam-arrest.
Als er meerdere geïnteresseerde partijen zijn, dienen alle partijen gelijke kansen te krijgen via een selectieprocedure. Er is echter een uitzondering op deze regel: als er op basis van rechtmatige (objectieve, toetsbare en redelijke) criteria kan worden aangetoond dat slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt, dan is een selectieprocedure niet verplicht. In het geval dat het schoolbestuur het juridisch eigendom heeft, is het Didam-arrest niet van toepassing en kan het schoolbestuur rechtstreeks een huurovereenkomst sluiten.
Het Didam-arrest is sinds november 2021 van kracht. Het wordt sterk aanbevolen om voorafgaand aan elk project de regels te controleren. Bestaande situaties worden gedoogd en afspraken blijven geldig.
Voor gemeente en schoolbesturen is dit geen interessante optie omdat de middelen, die gepaard gaan met overdracht van de schoolgebouwen naar de schoolbesturen, niet beschikbaar zijn.
Het Rijk stelt een ondergrens aan het aantal leerlingen op een school: de opheffingsnorm of instandhoudingsnorm. Een school met een leerlingenaantal dat drie jaar op rij onder de opheffingsnorm valt, verliest haar bekostiging. In de praktijk betekent dit bijna altijd dat een school moet sluiten. De opheffingsnorm wordt per gemeente vastgesteld en is afhankelijk van leerlingdichtheid. Voor de gemeente Medemblik is de gemeentelijke opheffingsnorm 81 leerlingen.
In de WPO zijn uitzonderingsbepalingen op de gemeentelijke opheffingsnorm opgenomen met betrekking tot de gemiddelde schoolgrootte. Een school die drie achtereenvolgende jaren onder de opheffingsnorm valt, blijft voor bekostiging in aanmerking komen indien de gemiddelde schoolgrootte van alle scholen van het desbetreffende schoolbestuur tenminste 10/6e maal de opheffingsnorm (of gewogen gemiddelde van de opheffingsnormen, als een bestuur scholen in verschillende gemeenten heeft) bedraagt.
De school moet dan wel een minimumaantal van 23 leerlingen hebben. Deze minimale norm van 23 leerlingen is landelijk vastgesteld.
Bij de afwegingen wordt het onderstaande stroomschema gehanteerd.
Met dit IHP loopt de gemeente Medemblik vooruit op de wetgeving omtrent het ontwikkelen van een IHP. Met de nieuwe wetgeving “doelmatige aanpak onderwijshuisvesting” wordt de huidige jaarcyclus in de verordening voor aanvragen voor onderwijshuisvesting vervangen door een langere, meerjarige planningscyclus. Hiermee wordt voor een periode van 16 jaar een gezamenlijke planning gemaakt. Daardoor ontstaat er meer stabiliteit en voorspelbaarheid in de planning en realisatie van onderwijshuisvesting. Hiervan profiteren schoolbesturen en gemeente.
Tot die wetgeving van kracht is, blijft het IHP een consensus document waarin schoolbesturen en de gemeente Medemblik met elkaar een visie op beleidskaders en een lange termijnplanning vastleggen. Hierbij worden de onderstaande afspraken gemaakt.
Afwijken van het vastgestelde IHP betreft enkel de volgende redenen:
- •
- •
- •
In dit hoofdstuk worden de ambities van het IHP voor de gemeente Medemblik uiteengezet. Deze ambities vormen de leidraad voor de toekomstige ontwikkeling van de onderwijshuisvesting. Het doel is om een duurzaam, toekomstbestendig en functioneel gebouwenbestand te realiseren zodat alle kinderen van 0-13 jaar en alle medewerkers in onderwijs en opvang optimaal kunnen functioneren.
3.1. DOORGAANDE ONTWIKKELLIJN 0 -13 JAAR
Schoolbesturen en de gemeente Medemblik hechten aan een doorgaande ontwikkellijn voor kinderen van in ieder geval 2 – 12 jaar. Een belangrijke ambitie in het IHP is het waarborgen van een doorgaande ontwikkellijn voor kinderen van 0-13 jaar. Het doel is om een samenhangende en doorlopende ontwikkellijn te creëren voor kinderen van de kinderopvang naar het basisonderwijs. Scholen, kinderopvangorganisaties en de gemeente Medemblik werken daarin intensief samen.
- •
- •
- •
- •
In de gemeente Medemblik is de ambitie om alle kinderen thuis nabij onderwijs te bieden, zodat zij in hun eigen omgeving onderwijs kunnen volgen. Dit is vooral belangrijk voor kinderen die in kleine kernen wonen.
De schoolbesturen en de gemeente Medemblik streven ernaar zoveel mogelijk scholen in de kleine kernen te behouden. Dit draagt bij aan de leefbaarheid en sociale cohesie in deze gebieden.
De beleidsregel voor kleine scholen, zoals opgesteld in het IHP 2022, blijft van kracht in het huidige IHP. De beslisboom helpt bij het maken van strategische keuzes rond investeringen in scholen. De toekomstbestendigheid van scholen wordt beoordeeld op basis van leerlingaantallen, de kwaliteit van het onderwijs en de duurzaamheid van het gebouw.
In de beleidsnotitie Onderwijskansenbeleid gemeente Medemblik ‘Gelijke kansen, gelukkige kinderen!’ is met onder andere schoolbesturen het volgende doel geformuleerd:
Het bieden van gelijke kansen aan alle kinderen en jongeren, ongeacht hun startpositie. We zetten het ontwikkelen van talenten bij jeugdigen centraal en betrekken ouders/ verzorgers daarbij. Het beleid wordt gekenmerkt door samenwerking met en tussen partners.
De ambities die in dit document zijn vastgelegd sluiten aan bij de ambities vanuit dit IHP. In dit document worden de volgende ambities geformuleerd:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
- 7.
De gemeente Medemblik sluit aan bij de geldende wet- en regelgeving en bouwt derhalve Bijna Energie neutrale onderwijsgebouwen. Dat geldt zowel voor nieuwbouw als voor vernieuwbouw.
Circulariteit is ook onderdeel van milieuvriendelijker bouwen, echter de kosten hiervoor zijn nog aanzienlijk en op dit moment is het financieel niet haalbaar om volledig circulair te bouwen. Derhalve formuleren schoolbesturen en de gemeente Medemblik de ambitie om daar waar mogelijk binnen de beschikbare vergoedingen zoveel mogelijk circulaire maatregelen te nemen.
Op het thema duurzaamheid worden de volgende aandachtspunten geformuleerd:
- •
- •
4. Van ambitie en beleid naar afspraken
Een goede spreiding van voorzieningen en aanbod voor alle kinderen in de gemeente Medemblik staat zowel opgenomen in de ambities van dit document als in het onderwijskansenbeleid. Daarnaast is de leefbaarheid en het voorzieningenniveau een thema in het Lange Termijn Accommodatiebeleid. Dit raakt tevens de beleidsregel kleine scholen.
Partners spreken met elkaar af te blijven streven naar een goede en evenwichtige spreiding van onderwijs over de verschillende kernen in de gemeente Medemblik. |
Doorgaande ontwikkellijn 0-13 jaar en KC ontwikkeling
Vanuit de ambitie wordt duidelijk dat de gemeente Medemblik samen met de schoolbesturen in het Primair Onderwijs en kinderopvangpartners wil werken aan een ononderbroken ontwikkellijn van kinderen van 0-13 jaar.
Om de doorgaande ontwikkellijn te borgen is het van belang om in te zetten op onderwijs en opvang onder hetzelfde dak of in de nabije omgeving van de scholen. Daar wordt invulling aangegeven met de ontwikkeling van Kindcentra (KC).
Hiervoor worden onderstaande afspraken gemaakt.
De geformuleerde ambities in het vorige hoofdstuk worden door de betrokken schoolbesturen als volgt met afspraken vertaald naar de onderwijshuisvesting:
In het onderwijskansenbeleid van de gemeente Medemblik wordt gesproken over een inclusieve samenleving waarin kinderen de kans krijgen om mee te doen en zo gewoon mogelijk op te groeien. Scholen dienen de leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte dan ook een passende plek te bieden binnen de school. Dit vraagt van schoolgebouwen flexibiliteit in voorzieningen, zoals gespreksruimte, lesruimten, toegankelijkheid en eventueel specifieke inventaris.
De eventuele extra ruimtevraag die ontstaat vanuit Passend Onderwijs dan wel Inclusief Onderwijs is nog niet vastgelegd in de Verordening of andere wetgeving aangaande huisvesting.
In de gemeente Medemblik is ook sprake van onderwijs aan nieuwkomers. Huisvesting van deze groep kinderen is niet altijd voorspelbaar en daarom lastig in kwantiteit aan te geven. Het legt extra druk op de capaciteit van de onderwijsvoorzieningen van sommige scholen. Deze doelgroep vraagt om een specifieke aanpak en soms specifieke huisvesting, bijvoorbeeld omdat er in kleinere groepen gewerkt wordt. Het is van belang om in deze aandacht te houden bij uitvoering van projecten uit dit IHP.
Uitgaande van toekomstbestendige onderwijshuisvesting zijn afspraken over het daarbij behorende kwaliteitsniveau gewenst en opgenomen in deze paragraaf. Onderzoek1 heeft uitgewezen dat 80% van de schoolgebouwen in Nederland niet voldoet aan de kwaliteitseisen zoals deze gelden voor duurzame voorzieningen en een gezonde leeromgeving.
Gebruiksperiode en afstoten van een gebouw
Schoolbesturen zijn verplicht om de schoolgebouwen deugdelijk te onderhouden. Om te zorgen dat ook hier een gelijk speelveld is wordt afgesproken:
Landelijk is hiervoor wetgeving opgesteld die vastgelegd is in de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs. De gemeente Medemblik hanteert voor de buitenruimte geen separaat c.q. vastgesteld beleid anders dan wat landelijk is afgesproken. De normafspraken voor buitenruimte zijn 3 m² (verhard oppervlak) per leerling met een minimum van 300 m². Voor scholen groter dan 200 volstaat 600 m². Echter, is een schoolplein groter dan 600 m² ten alle tijden het streven als dat op de beschikbare kavel mogelijk is.
Naast de afspraken aangaande het bouwheerschap wordt ook het volgende afgesproken:
Om te zorgen dat een kavel passend is en de verkeersveiligheid geborgd wordt/blijft, wordt afgesproken dat bij de uitwerking van de planvorming de afdeling RO van de gemeente Medemblik betrokken wordt. Op die manier is er vroegtijdig zicht op eventuele benodigde aanpassingen aan de openbare ruimte en worden de kosten die daarmee gemoeid zijn tijdig bij de raad aangevraagd.
De capaciteit van de onderwijsgebouwen moet passend zijn voor het aantal leerlingen volgens inschrijving nu of prognoses op de langere termijn.
Wanneer de capaciteit van een school kleiner is dan nodig zou zijn op basis van het aantal leerlingen, dan zijn de volgende mogelijkheden aan de orde:
- •
- •
- •
- •
- •
- •
Binnen de gemeente Medemblik is het duurzaamheidsbeleid vastgelegd in het Programma Duurzaamheid. Hiermee gaat de gemeente Medemblik op weg naar het voldoen aan de afspraken zoals deze in het Klimaatakkoord van Parijs (2015) zijn vastgelegd. Dat betekent dat de gemeente Medemblik toe werkt naar een CO2-reductie van 95% per 2040, (ten opzichte van 1990). De gemeente Medemblik zet hier sinds het Nationaal Klimaatakkoord uit 2019 volop op in.
Voor het maatschappelijk vastgoed binnen de gemeente, dus ook voor onderwijsgebouwen, betekent dit dat de keuzes die in dit IHP gemaakt worden, in lijn liggen met die afspraken. Dat gaat dus niet alleen over de vervanging van onderwijsgebouwen, het gaat ook over het bestaande gebouwenbestand en keuzes die daarin te maken zijn.
Er bestaan op dit moment diverse subsidieregelingen waarbij zowel in klimaat als luchtkwaliteit mogelijkheden bieden. In het kader van deze subsidiemogelijkheden is de gemeente Medemblik bereid om samen met schoolbesturen te kijken naar maatwerk middels eventuele voorfinanciering door schoolbesturen. Dat betekent dat schoolbesturen bij toekenning van subsidies in dit kader, bij projecten die in een tijdbestek van maximaal 4 jaar na aanvraag van de subsidie op de planning van het IHP staan, de investering als voorfinanciering op het uiteindelijke project kunnen hanteren. Hiervoor wordt op basis van een businesscase, een subsidieaanvraag en afstemming tussen schoolbestuur en gemeente gekeken op welke wijze dit het best ingericht kan worden.
Scholengemeenschap De Dijk uit Medemblik is in eerdere planvorming in de vorige IHP’s niet meegenomen. SG De Dijk heeft in 2019 een renovatie gehad in combinatie met afronding MFA De Muiter. Bovendien maakt de school nog een verduurzamingsslag in de komende jaren. Hiermee is het gebouw voor een periode van 15 jaar weer passend gehuisvest. Afgesproken wordt bij herijking van het IHP over 4 jaar te bekijken wat nodig is. In planning komt SG De Dijk in 2040 te staan.
5.3 PROGNOSE EN RUIMTEBEHOEFTE
5.3.1 Prognosecijfers voor het primair onderwijs
De prognosecijfers voor het Primair Onderwijs in de gemeente Medemblik zijn opgesteld conform het Programma van Eisen uit de Verordening voorzieningen huisvesting Onderwijs. Hiervoor heeft de gemeente Medemblik demografische data aangeleverd, als ook alle vastgestelde woningbouwplannen. Prognoses blijven een momentopname en de werkelijkheid kan hiervan afwijken. De algemene trend in de aantallen is echter wel vaak richtinggevend voor de werkelijkheid.
XXLLNC Sociaal heeft de prognoses opgesteld in juni 2024, deze worden gebruikt is deze rapportage. Hierbij is de op dat moment bekende en vastgestelde woningbouw meegenomen.
Onderstaande grafiek laat zien dat het totale aantal leerlingen in het Primair Onderwijs in de gemeente Medemblik redelijk stabiel blijft gedurende de komende 16 jaar. Dat is ook zichtbaar per school in de onderstaande grafiek.
5.3.2. Ruimtebehoefte in het primair onderwijs
Prognosecijfers worden doorgerekend naar een normatieve ruimtebehoefte. Deze behoefte wordt voor het Primair onderwijs bepaald door 5,03 vierkante meter per leerling te vermenigvuldigen met het aantal leerlingen. Daar bovenop komt een vaste voet van 200 m² per school.
De nevenstaande tabel laat zien dat in de gemeente Medemblik een aanzienlijke overcapaciteit is in de onderwijsgebouwen. Dit is niet per definitie leegstand in de onderwijsgebouwen, omdat vanuit de Kindcentrum ontwikkelingen veel van deze ruimte wordt verhuurd aan kinderopvangorganisaties.
Bij de planvorming van dit IHP wordt gekeken op welke wijze capaciteit en behoefte goed met elkaar op één lijn gebracht kunnen worden.
In het vorige IHP 2022 is een planning opgenomen die zowel door gemeente als schoolbesturen nog steeds gedragen wordt. Dit geactualiseerde IHP wordt dan ook ingevuld op basis van de eerdere planning en de wijze waarop dit in de begroting van de gemeente Medemblik is opgenomen. Wel worden er enkele aanpassingen en aanvullingen gedaan op basis van voortschrijdend inzicht.
Het uitgangspunt van toekomstbestendige onderwijshuisvesting zowel uit het oude IHP als nu ook in dit IHP, leidt er op termijn toe dat het gebouwenbestand van de gemeente Medemblik beter voldoet aan de (duurzaamheids-) eisen van deze tijd.
De noodzaak om de komende jaren gericht te investeren ten behoeve van de kwaliteit van de onderwijshuisvesting in de gemeente Medemblik staat niet ter discussie.
In dit IHP gaan we uit van blokken van 4 jaar waarin een aantal scholen voorzien worden van nieuwe/vernieuwde huisvesting. Om hier richting aan te geven is er een prioritering opgesteld, welke in lijn ligt met die van 2022. Hierin wordt duidelijk wanneer welke school in aanmerking komt voor nieuwbouw ofwel vernieuwbouw.
Terugblik vorig IHP en in ontwikkeling zijnde projecten In ontwikkeling:
Daarnaast zijn er in de afgelopen 20 jaar een aantal scholen nieuw gebouwd of gerenoveerd. Dit zijn de volgende scholen:
SG De Dijk (VO) heeft in 2019 een renovatie ondergaan, hier lag een koppeling met MFA De Muiter aan ten grondslag. Dit was destijds geen onderdeel van de financiële planning in het IHP.
In blok 0 zijn scholen geplaats die reeds gestart zijn met vernieuwbouw of waar door de gemeenteraad budget voor is vastgesteld en deels ook al is uitbetaald. Voor deze scholen wordt er geen rekening gehouden met financiële lasten t.b.v. huisvesting in dit IHP.
Dit betreft de blokken die vaststaan en een plek krijgen binnen de gemeentelijke begroting. De aangegeven plek in het blok betreft START datum voor uitvoering van het project.
In blok 3 en 4 zijn de scholen geplaatst die op de langere termijn in aanmerking komen voor nieuwbouw of vernieuwbouw.
Alle scholen die in aanmerking komen voor nieuwbouw of vernieuwbouw zijn geprioriteerd op basis van een aantal kenmerken. Een belangrijk kenmerk is leeftijd. Hoe ouder het gebouw hoe eerder deze recht zou moeten hebben op nieuwbouw. Naast leeftijd is ook gekeken naar logische en/ of kansrijke combinaties tussen scholen. Wordt één van de twee scholen in een relatief kleine kern nieuw gebouwd, dan is het praktisch en financieel gezien logischer om de andere school hierin mee te nemen. De volledige prioritering is onderverdeeld in vier blokken van 4 jaar.
In co-creatie met de schoolbesturen is de prioritering op pagina 21 opgesteld.
Het betreft hier het STARTJAAR van uitvoering van het project. Deze prioritering is vertaald in een planning waarin per school en per jaar maatregelen worden aangedragen.
Onderstaand de planning zoals deze is in samenspraak tussen gemeente Medemblik en de schoolbesturen tot stand is gekomen. Hierin worden de verschillende blokken qua planning uitgewerkt. In ieder blok worden er een aantal scholen aangedragen voor nieuwbouw of vernieuwbouw. Voorafgaand aan ieder bouwplan wordt er een businesscase gemaakt. Hieruit moet blijken of een school beter kan nieuwbouwen of vernieuwbouwen.
Op de volgende pagina’s staat de planning per blok met aanduidingen START van het project. In hoofdstuk 7 wordt deze planning financieel uitgewerkt.
Voor SG De Dijk betreft het de start van de voorbereidingen.
Vanuit de planning in hoofdstuk 6 worden in dit hoofdstuk de financiële consequenties vertaald naar een investeringsprogramma. De investeringen zijn per jaar uitgezet. De kaders zijn doormiddel van een co-creatie tussen de gemeente en de schoolbesturen vastgesteld. Alle kaders en uitgangspunten die van toepassing zijn op de financiën worden hieronder uiteengezet. Daarna wordt ingegaan op de financiële overzichten.
7.1 UITGANGSPUNTEN INVESTERINGSBEDRAGEN
De VNG publiceert ieder najaar de nieuwe normvergoedingen voor onderwijshuisvesting. Deze bedragen bieden de gemeenten een richtlijn voor de investeringen voor onderwijshuisvesting. Inmiddels weten we dat deze bedragen en de indexering vaak ruim onder de feitelijke kosten van realisatie liggen.
Via Ruimte OK worden ook investeringsbedragen bepaald voor onderwijshuisvesting op basis van wat er werkelijk in de markt gebeurt. Daar waar de VNG voor de normbedragen de CBS-cijfers als uitgangspunt hanteert kijkt Ruimte OK naar de werkelijkheid van dat moment in de aanbestedingen, duurzaamheidsinvesteringen en -eisen en de werkelijke stichtingskosten. Van de CBS-cijfers is algemeen bekend dat deze gekoppeld zijn aan de woningbouwopgave en niet aansluiten bij de actualiteit. Derhalve hanteren wij in dit document de cijfers zoals deze door Ruimte OK in jaarlijks worden gepubliceerd.
Investeringsbedrag per m² (ver)nieuwbouw
Vanuit de gemeentelijke zorgplicht voor onderwijshuisvesting wordt vanuit de planning een budget beschikbaar gesteld voor uitvoering.
Dit bedrag moet ieder jaar herijkt/geïndexeerd worden aan de hand van de in dat jaar geldende investeringsbedragen gepubliceerd door Ruimte OK. In augustus 2024 heeft Ruimte OK in het Kwaliteitskader Huisvesting de kosten opgenomen die zijn weergegeven in de onderstaande grafiek.
Uitgaande van BENG als financiering voor de gemeente resulteert dat voor het primair onderwijs in een budget per m2 bruto vloeroppervlak van € 3.556 per m2 (€3.706 minus €150 eigen bijdrage voor ENG).
Er wordt geen onderscheid gemaakt aangaande de kosten voor nieuwbouw dan wel vernieuwbouw.
Onderstaand de investeringsbedragen zoals deze door Ruimte OK in augustus 2024 zijn gepubliceerd.
Investeringsbedrag per m² Upgrade
Voor de maatregel upgrade, betreft schoolgebouwen die onder de gemeentelijke opheffingsnorm en niet de enige school in een kern zijn, wordt gerekend met €900 per m2 bvo. Hierbij kan sprake zijn van een uitzonderingssituatie, bijvoorbeeld in het geval van constructiefouten, waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. In een dergelijk geval wordt op basis van maatwerk gekeken naar een passende oplossing.
Uitgangspunt voor de ramingen zijn de prognosecijfers zoals deze door het bedrijf xxllnc Sociaal in juni 2024 zijn opgesteld. Daarbij gaan we uit van het gemiddelde aantal leerlingen over 15 jaar vanaf 2024.
7.2 DUIDING INVESTERINGSBEDRAGEN IN DE PLANNING
In de investeringsplanning op de volgende pagina zijn verschillende bedragen opgenomen.
Een voorbereidingskrediet wordt 2 jaar voor de start van de bouw ter beschikking gesteld. Dit krediet is bedoeld om alle voorbereidingen uit te voeren, zoals opstellen Programma van Eisen, architectenselectie, ontwerpproces, etc. Dit bedrag bedraagt 8% van de investeringssom.
Investering is het bedrag dat nog overblijft nadat het voorbereidingskrediet ter beschikking is gesteld. Dat is dus 92% van de investeringssom en wordt beschikbaar gesteld bij start bouw, voorlopig is dat ingezet op 2 jaar na verstrekking van het voorbereidingskrediet.
Kapitaallasten zijn in de planning aangegeven als moment dat de afschrijving van de totale investeringssom een plek krijgt in de gemeentelijke boekhouding. We gaan er op dit moment van uit dat dit ongeveer 2 jaar na start bouw is. Met name omdat de lasten pas in het eerstvolgende hele jaar na oplevering opgenomen worden.
De werkelijke planning kan door omstandigheden afwijken van de hier opgenomen planning. Het streven van zowel schoolbesturen als gemeente is echter wel om te deze planning als uitgangspunt te hanteren.
De bedragen voor de reeds gestarte of bijna afgeronde projecten betreffen de bedragen zoals deze al zijn opgenomen in de gemeentelijke begroting. Dat zijn bedragen die afkomstig zijn uit het IHP van 2022 of de inmiddels geïndexeerde bedragen die nu zijn opgenomen in de gemeentelijke begroting van 2025.
7.4 UITGANGSPUNTEN INVESTERING EN KAPITAALLASTEN
- ➜
- ➜
- ➜
- ➜
- ➜
- ➜
- ➜
- ➜
- ➜
- ➜
- ➜
- ➜
- ➜
Alle investeringen in dit IHP hebben als uitgangspunt prijspeil augustus 2024. Hierbij is uitgegaan van realistische bedragen op basis van de huidige marktprijzen en investeringsbedragen. Bij de daadwerkelijke uitvoering van de projecten wordt op basis van de planvorming een kostenraming gemaakt. Hierbij is het niet uit te sluiten dat er sprake kan zijn van prijsstijgingen. In de planning is rekening gehouden met 0% prijsstijging. Indexering van de investeringsbedragen gebeurt jaarlijks aan de hand van de Ruimte OK index.
7.5 VERDELING INVESTERINGSBEDRAGEN
Er zijn afspraken gemaakt tussen de schoolbesturen en de gemeente over het inzetten van financiële middelen. Er is afgesproken dat de gemeente Medemblik budget beschikbaar stelt voor een Bijna Energie Neutrale gebouw (BENG) die voldoet aan de eisen van Frisse scholen klasse B. Indien mogelijk wordt binnen de grenzen van dit budget gezocht naar circulaire mogelijkheden.
Voor de stap naar Energie Neutraal gebouw heeft het schoolbestuur de keuze om hierin te investeren. De te verwachten kosten bedragen ca. €150/m2. bvo.
- •
- •
Bij vernieuwbouw gaan we uit van dezelfde regels als voor nieuwbouw. Echter, mocht het schoolbestuur kiezen voor vernieuwbouw in plaats van nieuwbouw, dan zal de gemeente in de basis alleen het budget beschikbaar stellen waar de school recht op heeft ten aanzien van normatieve ruimtebehoefte voor nieuwbouw. De overige m2 in de school worden bekostigd door het schoolbestuur tegen dezelfde investeringsbedragen per m2. Ten aanzien van de opvangvoorzieningen (peuter- en kinderopvang) wordt uitgegaan van kostendekkende huur.
Het opstellen van een IHP geeft zowel voor schoolbesturen als voor de gemeente Medemblik de mogelijkheid om rekening te houden met investeringen voor de langere termijn. Deze financiële consequenties kunnen worden meegenomen in de Meerjarenbegroting van de betrokken partners.
Per project zijn er drie belangrijke investeringsmomenten:
- 1.
- 2.
- 3.
Onvoorziene prijsstijgingen op basis van werkelijke marktprijzen kunnen na aanbesteding leiden tot aanpassingen in budgetten.
7.7 INVESTERINGSLAST IN DE VORM VAN KAPITAALLASTEN
n het overzicht op pagina 22 zijn alle scholen die binnen de scope van dit IHP in aanmerking komen voor upgrade, nieuwbouw of vernieuwbouw ergens in de planning opgenomen. Voor iedere school is de hoogte van het investeringsbedrag bepaald op basis van de afgesproken uitgangspunten (zie hoofdstuk 7).
Deze investeringsbedragen zijn tevens vertaald naar kapitaallasten per jaar. Bij het berekenen van de kapitaallast is rekening gehouden met 3% rente en 50 jaar afschrijving voor nieuwbouw, 40 jaar afschrijven voor vernieuwbouw en 10 jaar afschrijven voor een upgrade. Dat resulteert in onderstaande grafiek van de kapitaallasten volgens deze uitgangspunten.
Omdat er slechts 1 schoolgebouw voor nieuwbouw op de planning staat is het verschil in kapitaallasten op 40 of 50 jaar afschrijving minimaal.
Bij de raming van de totale investering dienen de volgende bijkomende kosten meegenomen te worden (vallen buiten de scope van het IHP). Deze kosten zijn op voorhand onderdeel van de businesscase, zodat men niet voor verrassingen komt te staan.
De onderstaande bijkomende kosten zijn in de basis voor de gemeente:
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
De eventuele investeringsbedragen voor de huisvesting van de kinderopvang zijn niet meegenomen in de ramingen omdat dit afhankelijk is van de keuze van de opvangorganisatie. Hierbij zijn de twee opties: zelf investeren door de opvangorganisatie of middels een kostendekkende huurovereenkomst de kapitaallasten van de gemeente Medemblik zoveel mogelijk dekken.
De onderstaande kosten zijn in de basis voor het schoolbestuur:
- •
- •
- •
De kosten voor bouwbegeleiding en -advies uit naam van het schoolbestuur is onderdeel van het bouwbudget.
Als bijlage 2 is een demarcatielijst opgenomen die vaak wordt gebruikt bij de bouw of vernieuwbouw van een schoolgebouw. In dit IHP wordt vastgesteld dat deze demarcatielijst bij nieuwbouw of vernieuwbouw als uitgangspunt wordt gebruikt. Waar nodig kan maatwerk worden toegepast.
De gemeente krijgt middelen vanuit het Gemeentefonds. Daarnaast kan er extra dekking gevonden worden in:
- •
- •
Per project dienen de kosten en dekkingsmogelijkheden inzichtelijk gemaakt te worden in het college- en raadsvoorstel zodra de projecten in de voorbereidingsfase komen.
Er zijn omstandigheden te benoemen, zoals locatie, mogelijkheden hergebruik gebouw, omvang voorzieningen, etc., die maken dat er overwegingen zijn om voor nieuwbouw dan wel vernieuwbouw te kiezen.
Bij nieuwbouw is sprake van volledige vervanging van een bestaand pand op de locatie of op een nieuwe locatie.
Bij vernieuwbouw wordt ervoor gekozen om het bestaande pand tot casco te slopen en van daaruit opnieuw op te bouwen en te voorzien van nieuwe installaties, inbouwpakket en eventuele noodzakelijke functionele aanpassingen zoals de indeling van ruimten.
Om te komen tot een overwogen keuze voor nieuwbouw of vernieuwbouw is het van belang dat een businesscase de onderbouwing geeft die leidt tot een passend besluit. De kosten voor deze businesscase maken onderdeel uit van het voorbereidingskrediet. Het initiatief voor deze businesscase ligt in bij de bouwheer, in overleg kan besloten worden dat de gemeente het initiatief neemt omdat andere belangen ook een rol spelen.
De volgende onderdelen maken o.a. onderdeel uit van de businesscase:
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
Toekomstige exploitatievoordelen voor het schoolbestuur in beeld brengen. Bij de op te stellen businesscase wordt gekeken naar de Rijksvergoeding Materiële Instandhouding (MI-vergoeding) die scholen krijgen voor energie/ verwarming en onderhoud, behorende bij het nieuw te bouwen of te renoveren schoolgebouw
- •
- •
- •
- •
BIJLAGE 1: DEFINITIES EN TERMINOLOGIE
Er staan een aantal termen in dit IHP waarvan het wenselijk is om de definiëring helder te hebben. Dit betreft de volgende termen:
BENG is de afkorting voor Bijna Energie Neutraal Gebouw. Hetgeen wil zeggen dat het energie verbruik van het gebouw (verwarming, verlichting, ventilatie, warm water en koeling) evenveel is als wordt opgewekt. Daarbij zijn niet meegenomen de niet gebouw gebonden kosten zoals energieverbruik van elektrische apparaten in het gebouw.
Een gebouw is energieneutraal als het evenveel energie opwekt als dat het op jaarbasis verbruikt. Uitgaande van normale klimaatcondities in Nederland en een gemiddeld gebruikersgebonden energie verbruik. Het betreft hier dus het totaal van zowel de gebouwgebonden energiekosten als het gebruikersgebonden verbruik.
Nieuwbouw; afschrijvingstermijn 50 jaar
Nieuwbouw gaat uit van sloop van bestaande huisvesting en het opnieuw bouwen van de school volgens de Verordening huisvesting onderwijs.
Vernieuwbouw; afschrijvingstermijn 40 jaar
We spreken over vernieuwbouw als het schoolgebouw gerenoveerd wordt op een niveau dat gelijkwaardig is aan nieuwbouw. Hierbij wordt dan ook een afschrijvingstermijn gehanteerd van 40 jaar.
Upgrade; afschrijvingstermijn
10 jaar
Bij een upgrade wordt het gebouw technisch en functioneel verbeterd waarbij de levensduur van het gebouw met minimaal 10 jaar wordt verlengd.
Kindcentrum
(KC) en Integraal
Kindcentrum
(IKC)
Vaak wordt gesproken over Integraal Kindcentrum (IKC) als zijn de een samenwerking of samen gehuisvest zijn van onderwijs en opvang. Formeel is er echter pas sprake van een IKC als het één organisatie betreft met een voorziening waar kinderen van 0-12 jaar gedurende de dag komen om te leren, spelen, ontwikkelen en ontmoeten.2 Er is sprake van een Kindcentrum wanneer er geen sprake is van één organisatie, maar van twee of meerdere organisaties die binnen een voorziening een gezamenlijk dagaanbod aanbieden voor kinderen van 0-12 jaar. In dit IHP wordt gekozen voor de term Kindcentrum, omdat dit de vorm is waarop het op dit moment binnen de gemeente Medemblik wordt vormgegeven.
NEN 2767 is dé norm voor conditiemeting van gebouwen, infrastructuur en andere beheerobjecten. Hiermee kan gestuurd worden op prestatie-eisen, zodat een eigenaar of beheerder inzicht heeft in de aanwezige gebreken en weet welke risico’s hij loopt als die niet worden opgelost. De norm zorgt ervoor dat inspecteurs betrouwbare informatie aanleveren waardoor meerjarenprogramma’s kunnen worden ontwikkeld. Hiermee krijgt de eigenaar/beheerder input voor zijn beleid en kan zo ook richting geven aan het stellen van prioriteiten voor herstel van gebreken. Zo is er grip op de technische toestand, de risico’s en kosten op korte en lange termijn.3
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.