• Hoorn.wf
  • Medemblik.wf
  • Enkhuizen.wf
  • Drechterland.wf
  • StedeBroec.wf
  • Opmeer.wf
  • Koggenland.wf
donderdag, 10 juli 2025
  • Login
OnsWestfriesland
  • Home
    • Sport
    • Vacatures
  • 112NHN
  • Lokaal
    • Drechterland
    • Enkhuizen
    • Hoorn
    • Koggenland
    • Medemblik
    • Opmeer
    • Stede Broec
  • Fotos
  • Adverteren
  • Video’s
  • Contact
No Result
View All Result
  • Home
    • Sport
    • Vacatures
  • 112NHN
  • Lokaal
    • Drechterland
    • Enkhuizen
    • Hoorn
    • Koggenland
    • Medemblik
    • Opmeer
    • Stede Broec
  • Fotos
  • Adverteren
  • Video’s
  • Contact
No Result
View All Result
OnsWestfriesland
Home Bekendmakingen

gmb-2025-302683 : Medemblik – Bekendmakingen

by Bekendmakingen
9 juli 2025
in Bekendmakingen, Medemblik
Reading Time: 101 mins read
A A
0
gmb-2025-302683 : Medemblik – Bekendmakingen
Deel op FacebookDelenDelenDelenDelen

Dit document bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst.

Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien.
Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.

(tekst gaat door onder deze advertenties)


Ontwerp wijziging omgevingsplan gebiedsontwikkeling ‘Zwembad Wervershoof’

Het college van burgemeester en wethouders van Gemeente Medemblik;

Gelezen de tekstinhoud van ”omgevingsplan gemeente Medemblik” d.d. 8 juli 2025;

(tekst gaat door onder deze advertenties)

Overwegende dat voor de realisatie van de gebiedsontwikkeling ‘Zwembad Wervershoof’ het noodzakelijk is om het omgevingsplan te wijzigen. Met deze wijziging wordt voorzien in een planologisch-juridisch kader dat de ontwikkeling mogelijk maakt;

Besluit;

(tekst gaat door onder deze advertenties)
ADVERTISEMENT

Artikel I

Het “omgevingsplan gemeente Medemblik” opgenomen in Bijlage A wordt vastgesteld.

Artikel II

Van de terinzagelegging, de termijn voor terinzagelegging en de mogelijkheid om te reageren wordt kennis gegeven in het gemeenteblad en lokale huis-aan-huisbladen.

Aldus vastgesteld door Gemeente Medemblik, 8 juli 2025

Het college van burgemeester en wethouders van Gemeente Medemblik

Bijlage A Bijlage bij artikel I

A

Artikel 1.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Begripsbepalingen die, op de dag van de inwerkingtreding van de Omgevingswet, zijn opgenomen in de bijlage bij de Omgevingswet en in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan.

  • 2.

    Bijlage II bij dit omgevingsplan bevat begripsbepalingen voor de toepassing van hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan.

B

Hoofdstuk 21 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Hoofdstuk 21

[Gereserveerd]

C

Bijlage II wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Bijlage
II


BIJ ARTIKEL 1.1, TWEEDE LID, VAN DIT OMGEVINGSPLAN, BEGRIPSBEPALINGEN

Voor de toepassing van hoofdstuk 22 wordt verstaan onder:

aansluitafstand:

afstand tussen een leiding van het distributienet en het deel van het bouwwerk dat zich het dichtst bij die leiding bevindt, gemeten langs de kortste lijn waarlangs een aansluiting zonder bezwaren kan worden gemaakt;

Activiteitenbesluit-bedrijventerrein:

cluster aaneengesloten percelen met overwegend bedrijfsbestemmingen, binnen een in het omgevingsplan als bedrijventerrein aangewezen gebied, daaronder niet begrepen een gezoneerd industrieterrein of een industrieterrein waarvoor geluidproductieplafonds als omgevingswaarden zijn vastgesteld;

AS SIKB 2000:

AS SIKB 2000: Accreditatieschema Veldwerk bij Milieuhygiënisch Bodem- en waterbodemonderzoek, versie 2.8, 07‑02‑2014, met wijzigingsblad van 10‑02‑2018;

bebouwingsgebied:

achtererfgebied en de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

BRL SIKB 2000:

BRL SIKB 2000: Beoordelingsrichtlijn 2000, Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek, versie 5, 12‑12‑2013;

BRL SIKB 7000:

BRL SIKB 7000: Beoordelingsrichtlijn 7000, Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 5, 19‑06‑2014, met wijzigingsblad van 12‑02‑2015;

concentratiegebied geurhinder en veehouderij:

gebied I of gebied II, bedoeld in bijlage I bij de Meststoffenwet, of een in dit omgevingsplan aangewezen concentratiegebied;

distributienet voor warmte:

collectief circulatiesysteem voor het transport van warmte door een circulerend medium voor verwarming of warmtapwater;

geurgevoelig object:
  • a.

    gebouw:

    • 1.

      dat op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit mag worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf; en;

    • 2.

      dat gezien de aard, indeling en inrichting geschikt is om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf; en

    • 3.

      dat permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze wordt gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf; of

  • b.

    geurgevoelig gebouw dat nog niet aanwezig is, maar op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit mag worden gebouwd;

gezoneerd industrieterrein:

industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

ISO 11423-1:

ISO 11423-1:1997: Water – Bepaling van het gehalte aan benzeen en enige afgeleiden – Deel 1: Gaschromatografische methode met bovenruimte, versie 1997;

landbouwhuisdieren met geuremissiefactor:

landbouwhuisdieren waarvoor in de Omgevingsregeling een emissiefactor voor geur is vastgesteld en die vallen binnen een van de volgende diercategorieën:

  • a.

    varkens, kippen, schapen of geiten; en

  • b.

    als deze worden gehouden voor de vleesproductie:

    • 1.

      rundvee tot 24 maanden;

    • 2.

      kalkoenen;

    • 3.

      eenden; of

    • 4.

      parelhoenders;

landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor:

landbouwhuisdieren waarvoor in de Omgevingsregeling geen emissiefactor voor geur is vastgesteld, met uitzondering van pelsdieren.

NEN 5725:

NEN 5725:2017: Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek, versie 2017;

NEN 5740:

NEN 5740:2009/A1:2016: Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, versie 2009+A1 en 2016;

NEN 6090:

NEN 6090:2017: Bepaling van de vuurbelasting, versie 2017;

NEN 6578:

NEN 6578:2011: Water – Potentiometrische bepaling van het totale gehalte aan totaal fluoride, versie 2011;

NEN 6589:

NEN 6589:2005/C1:2010: Water – Potentiometrische bepaling van het gehalte aan totaal anorganisch fluoride met doorstroomsystemen (FIA en CFA), versie 2010;

NEN 6600-1:

NEN 6600-1:2019: Water – Monsterneming – Deel 1: Afvalwater, versie 2019;

NEN 6965:

NEN 6965:2005: Milieu – Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten – Atomaire-absorptiespectrometrie met vlamtechniek, versie 2005;

NEN 6966:

NEN 6966:2006: Milieu – Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten – Atomaire emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma, versie 2005 + C1:2006;

NEN-EN 858-1/A1:

NEN-EN 858-1:2002/A1:2004: Afscheiders en slibvangputten voor lichte vloeistoffen (bijv. olie en benzine) – Deel 1: Ontwerp, eisen en beproeving, merken en kwaliteitscontrole, versie 2002 + A1: 2004;

NEN-EN 858-2:

NEN-EN 858-2:2003: Afscheiders en slibvangputten voor lichte vloeistoffen (bijv. olie en benzine) – Deel 2: Bepaling van nominale afmeting, installatie, functionering en onderhoud, versie 2003;

NEN-EN 872:

NEN-EN 872:2005: Water – Bepaling van het gehalte aan onopgeloste stoffen – Methode door filtratie over glasvezelfilters, versie 2005;

NEN-EN 1825-1:

NEN-EN 1825-1:2004: Vetafscheiders en slibvangputten – Deel 1: Ontwerp, eisen en beproeving, merken en kwaliteitscontrole, versie 2004 + C1:2006;

NEN-EN 1825-2:

NEN-EN 1825-2:2002: Vetafscheiders en slibvangputten – Deel 2: Bepaling van nominale afmeting, installatie, functionering en onderhoud, versie 2002;

NEN-EN 12566-1:

NEN-EN 12566-1:2016: Kleine afvalwaterzuiveringsinstallaties ≤ 50 IE – Deel 1: Geprefabriceerde septictanks, versie 2016;

NEN-EN 12673:

NEN-EN 12673:1999: Water – Gaschromatografische bepaling van een aantal geselecteerde chloorfenolen in water, versie 1999;

NEN-EN 16693:

NEN-EN 16693:2015: Water – Bepaling van de organochloor pesticiden (OCP) in watermonsters met behulp van vaste fase extractie (SPE) met SPE-disks gecombineerd met gaschromatografie-massaspectrometrie (GC-MS), versie 2015;

NEN-EN-ISO 2813:

NEN-EN-ISO 2813:2014: Verven en vernissen – Bepaling van de glans (spiegelende reflectie) van niet-metallieke verflagen onder 20 graden, 60 graden en 85 graden, versie 2014;

NEN-EN-ISO 5667-3:

NEN-EN-ISO 5667-3:2018: Water – Monsterneming – Deel 3: Conservering en behandeling van watermonsters, versie 2018;

NEN-EN-ISO 5815-1:

NEN-EN-ISO 5815-1:2019: Water – Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) – Deel 1: Verdunning en enting onder toevoeging van allylthioureum, versie 2019;

NEN-EN-ISO 5815-2:

NEN-EN-ISO 5815-2:2003: Water – Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) – Deel 2: Methode voor onverdunde monsters, versie 2003;.

NEN-EN-ISO 9377-2:

NEN-EN-ISO 9377-2:2000: Water – Bepaling van de minerale-olie-index – Deel 2: Methode met vloeistofextractie en gas-chromatografie, versie 2000;

NEN-EN-ISO 9562:

NEN-EN-ISO 9562:2004: Water – Bepaling van adsorbeerbare organisch gebonden halogenen (AOX), versie 2004;

NEN-EN-ISO 10301:

NEN-EN-ISO 10301:1997: Water – Bepaling van zeer vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen – Gaschromatografische methoden, versie 1997;

NEN-EN-ISO 10523:

NEN-EN-ISO 10523:2012: Water – Bepaling van de pH, versie 2012;

NEN-EN-ISO 11885:

NEN-EN-ISO 11885:2009: Water – Bepaling van geselecteerde elementen met atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), versie 2009;

NEN-EN-ISO 12846:

NEN-EN-ISO 12846:2012: Water – Bepaling van kwik – Methode met atomaire-absorptiespectrometrie met en zonder concentratie, versie 2012;

NEN-EN-ISO 14403-1:

NEN-EN-ISO 14403-1:2012: Water – Bepaling van het totale gehalte aan cyanide en het gehalte aan vrij cyanide met doorstroomanalyse (FIA en CFA) – Deel 1: Methode met doorstroominjectie analyse (FIA), versie 2012;

NEN-EN-ISO 14403-2:

NEN-EN-ISO 14403-2:2012: Water – Bepaling van het totale gehalte aan cyanide en het gehalte aan vrij cyanide met doorstroomanalyse (FIA en CFA) – Deel 2: Methode met continu doorstroomanalyse (CFA), versie 2012;

NEN-EN-ISO 15587-1:

NEN-EN-ISO 15587-1:2002: Water – Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water – Deel 1: Koningswater ontsluiting, versie 2002;

NEN-EN-ISO 15587-2:

NEN-EN-ISO 15587-2:2002: Water – Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water – Deel 2: Ontsluiting met salpeterzuur, versie 2002;

NEN-EN-ISO 15680:

NEN-EN-ISO 15680:2003: Water – Gaschromatografische bepaling van een aantal monocyclische aromatische koolwaterstoffen, naftaleen en verscheidene gechloreerde verbindingen met «purge-and-trap» en thermische desorptie, versie 2003;

NEN-EN-ISO 15682:

NEN-EN-ISO 15682:2001: Water – Bepaling van het gehalte aan chloride met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en fotometrische of potentiometrische detectie, versie 2001;

NEN-EN-ISO 15913:

NEN-EN-ISO 15913:2003: Water – Bepaling van geselecteerde fenoxyalkaanherbicide, inclusief bentazonen en hydroxybenzonitrillen met gaschromatografie en massaspectrometrie na vastefase-extractie en derivatisering, versie 2003;

NEN-EN-ISO 17294-2:

NEN-EN-ISO 17294-2:2016: Water – Toepassing van massaspectrometrie met inductief gekoppeld plasma – Deel 2: Bepaling van geselecteerde elementen inclusief uranium isotopen, versie 2016;

NEN-EN-ISO 17852:

NEN-EN-ISO 17852:2008: Water – Bepaling van kwik – Methode met atomaire fluorecentiespectometrie, versie 2008;

NEN-EN-ISO 17993:

NEN-EN-ISO 17993:2004: Water – Bepaling van 15 polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) in water met HPLC met fluorescentiedetectie na vloeistof-vloeistof extractie, versie 2004;

NEN-ISO 15705:

NEN-ISO 15705:2003: Water – Bepaling van het chemisch zuurstofverbruik (ST-COD) – Kleinschalige gesloten buis methode, versie 2003;

NEN-ISO 15923-1:

NEN-ISO 15923-1:2013: Waterkwaliteit – Bepaling van de ionen met een discreet analysesysteem en spectrofotometrische detectie – Deel 1: Ammonium, chloride, nitraat, nitriet, ortho-fosfaat, silicaat en sulfaat, versie 2013;

straatpeil:
  • a.

    voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  • b.

    voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

warmteplan:

besluit over de aanleg van een distributienet voor warmte in een bepaald gebied, waarin voor een periode van ten hoogste 10 jaar, uitgaande van het voor die periode geplande aantal aansluitingen op dat distributienet, de mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu, gebaseerd op de energiezuinigheid van dat distributienet en het opwekkingsrendement van de over dat distributienet getransporteerde warmte, bij aansluiting op dat distributienet is opgenomen.

D

Na bijlage II worden twee bijlagen ingevoegd, luidende:

E

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:


Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In het eerste lid van dit artikel zijn de begripsbepalingen van de Omgevingswet en het Omgevingsbesluit, het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en de Omgevingsregeling van toepassing verklaard op hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan. Het gaat om een zogenaamde statische verwijzing. Dat betekent dat latere wijzigingen van de begrippen in de Omgevingswet of de AMvB’s geen invloed hebben op de betekenis van de begrippen in hoofdstuk 22.

Bijlage II bij dit omgevingsplan bevat de overige begripsbepalingen die voor hoofdstuk 22 nog nodig zijn in aanvulling op de begrippen van de wet, de AMvB’s en de Omgevingsregeling.

F

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:


Artikel 22.101 Geur landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor of paarden en pony’s voor het berijden: afstand

Voor landbouwhuisdieren waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld gelden geen waarden, maar is het uitgangspunt dat afstanden worden aangehouden. Deze afstanden zijn in dit artikel opgenomen. Het gaat hierbij om vaste afstanden: de afstand is niet gekoppeld aan het aantal landbouwdieren.

In dit omgevingsplan wordt onder landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor verstaan: landbouwhuisdieren waarvoor in de Omgevingsregeling geen emissiefactor voor geur is vastgesteld met uitzondering van pelsdieren. Deze begripsbepaling staat opgenomen in Bijlage II bij dit omgevingsplan.

Dit artikel is een voortzetting van artikel 4, eerste lid, van de voormalige Wet geurhinder en veehouderij en artikel 3.117, eerste lid, van het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer.

Voor dit artikel geldt dat als in een geurverordening op grond van artikel 6 van de voormalige Wet geurhinder en veehouderij een andere afstand is vastgesteld dan de afstand in dit artikel, die andere afstand uit de geurverordening voorrang heeft op de afstand zoals opgenomen in dit artikel. Dit is geregeld in artikel 22.1 van dit omgevingsplan. Deze voorrang werkt ook door in de volgende artikelen van deze paragraaf over de eerbiedigende werking.

G

De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:


Artikel 22.150 Meet- en rekenbepalingen

In dit artikel wordt aangegeven welke normen gehanteerd worden voor het meten van emissiegrenswaarden. Artikelen met normbladen voor het bemonsteren van afvalwater schrijven niet voor dat het afvalwater moet worden bemonsterd, maar wel wat er moet gebeuren áls er wordt bemonsterd. Er zijn normen opgenomen voor het bemonsteren, conserveren en ontsluiten. Ook zijn de analysemethoden die moeten worden gebruikt voor de stoffen waaraan in deze paragraaf emissiegrenswaarden worden gesteld voorgeschreven. De versies van de NEN-EN-normen zijn opgenomen in de begripsbepalingen van bijlage II.

Als er wordt bemonsterd, moeten de monsters volgens NEN 6600-1 worden geconserveerd om te voorkomen dat in de monsters verandering optreedt voor de te analyseren parameter tussen het moment van bemonstering en het moment van analyse. Omdat de emissiegrenswaarden die zijn gesteld betrekking hebben op het totaal van opgeloste en niet opgeloste stoffen in het afvalwater, is het van belang dat het monster niet gefilterd wordt en dat de stoffen die zich onopgelost in het afvalwater bevinden meegenomen worden in de analyse.

H

Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:



Bijlage II BIJ ARTIKEL 1.1, TWEEDE LID, VAN DIT OMGEVINGSPLAN, BEGRIPSBEPALINGEN

Motivering

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De afgelopen jaren zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de toekomst van het inmiddels gesloten zwembad in Wervershoof. Hierbij zijn diverse opties onderzocht, zoals renovatie, nieuwbouw op verschillende locaties en de realisatie van een multifunctionele accommodatie. Op basis van deze onderzoeken heeft de gemeente Medemblik besloten het huidige zwembad te slopen en op een andere locatie een nieuw zwembad te ontwikkelen. Uit de daaropvolgende variantenstudie is de voorkeurslocatie gekozen aan de Vok Koomenweg te Wervershoof. 

De gemeente Medemblik wil de ontwikkeling mogelijk maken via een wijziging van het omgevingsplan. Het voorliggende plan betreft een wijziging van het omgevingsplan gemeente Medemblik. Deze wijziging van het omgevingsplan vervangt het geldende bestemmingsplan binnen het plangebied, die vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn opgenomen in het tijdelijke deel van het omgevingsplan. 

Onderdeel van het wijzigen van het omgevingsplan is een onderbouwing waaruit blijkt dat er voldaan wordt aan de instructieregels van Rijk- en provincie en dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL). Hiervoor is deze motivering opgesteld. 

1.2 Procedure

Deze motivering gaat over de wijziging van het omgevingsplan van de gemeente Medemblik. Deze wijziging voorziet in een nieuwe planologische regeling op de gewenste locatie aan de Vok Koomenweg ten behoeve van de bouw van een overdekt zwembad en de bijbehorende voorzieningen en landschappelijke inpassing. 

In een omgevingsplan moet sprake zijn van een ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’. Dit gebeurt door regels te stellen aan activiteiten in het plangebied en door functie-aanduidingen te koppelen aan specifieke locaties met bijbehorende regels. De gemeente houdt hierbij rekening met alle betrokken belangen.
Het omgevingsplan vertaalt de in de omgevingsvisie, een omgevingsprogramma, of een ander document vastgestelde gemeentelijke beleid ten aanzien van de fysieke leefomgeving in juridische regels. Deze regels zijn bindend voor iedereen.

 

1.3 Leeswijzer

In deze motivering wordt ingegaan op de wijziging van het omgevingsplan voor het plangebied. De voorliggende motivering is als volgt opgebouwd: 

  • Hoofdstuk 2 beschrijft het planvoornemen

  • Hoofdstuk 3 beschrijft het participatietraject en de inbreng van de verschillende ketenpartners. 

  • Hoofdstuk 4 beschrijft de beleidskaders op de verschillende overheidsniveaus en de instructieregels die voor de wijziging van het omgevingsplan van toepassing zijn. 

  • Hoofdstuk 5 beschrijft de gevolgen voor de fysieke leefomgeving.

  • Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische toelichting. 

  • Hoofdstuk 7 beschrijft financieel-economische uitvoerbaarheid. 

  • Hoofdstuk 8 gaat in op de evenwichtige toedeling van functies aan locaties. 

2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

2.1.1 Situatie plangebied

Het plangebied ligt tegen de dorpsrand van Wervershoof aan. Figuur 2.1 geeft de locatie en de begrenzing van het plangebied weer, inclusief kadastrale begrenzingen. Het plangebied omvat het kadastrale perceel dat bekend staat als onder de aanduiding Wervershoof, sectie R, nummer 70. Het plangebied wordt aan de noord- en oostzijde begrensd door het water van de Narre Vliet. Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door een houtopstand, met daarachter agrarische percelen. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Vok Koomenweg. Het plangebied is momenteel in gebruik voor agrarische doeleinden.

afbeelding binnen de regeling
Figuur 2.1: Locatie en begrenzing van het plangebied

 (bron: PDOK)

2.1.2 Omgeving plangebied

Figuur 2.2 geeft de locatie van het plangebied weer in relatie tot de omgeving van Wervershoof. Het plangebied is grenzend aan de bebouw­de kom van Wervershoof en ligt in het buitengebied van de gemeente Medemblik. De overgang van agrarisch lint naar de kern is in de huidige situatie helder vormgegeven. Ten noordwesten van het plangebied ligt de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Wervershoof. 

afbeelding binnen de regeling
Figuur 2.2: Locatie plangebied ten opzichte van de omgeving 

(bron: PDOK)

2.2 Planologische mogelijkheden

Per 1 januari 2024 beschikt elke gemeente over een tijdelijk omgevingsplan. Het tijdelijk omgevingsplan bestaat uit alle ruimtelijke regels die nu zijn opgenomen in bestemmingsplannen, beheersverordeningen, inpassingsplannen, exploitatieplannen, voorbereidingsbesluiten, hogere waarde besluiten, vastgestelde veiligheidscontouren, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen. Tevens bestaat het tijdelijk omgevingsplan uit een aantal regels die voorheen geregeld waren op rijksniveau. Binnen de grenzen van het plangebied is het voormalige bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld 22‑02‑2018) van toepassing. 

Figuur 2.3 geeft de onderliggende bestemmingen uit het voormalige bestemmingsplan weer binnen de grenzen van het plangebied (‘Getekend gebied’). Hierin heeft het hele plangebied de bestemming ‘Agrarisch’. De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor agrarisch grondgebruik en de uitvoering van een agrarisch bedrijf met grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. 

Daarnaast geldt de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’. De voor ‘Waarde – Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden. Paragraaf 5.12 gaat verder in op archeologie. 

Binnen het plangebied zijn ook de gebiedsaanduidingen ‘milieuzone – geurzone’ en ‘geluidzone – industrie’ van toepassing. De voor ‘milieuzone – geurzone’ aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geurbelasting op geurgevoelige objecten. De voor ‘geluidzone – industrie’ aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten vanwege de geluidszoneringsplichtige inrichtingen. Deze gebiedsaanduidingen gelden vanwege de nabije RWZI. Op de noordelijke grens van het plangebied staat een functieaanduiding voor ‘specifieke vorm van agrarisch – veldschuur’. Binnen deze functieaanduiding is het oprichten van een veldschuur toegestaan. 

afbeelding binnen de regeling
Figuur 2.3: Uitsnede onderliggende bestemmingsplannen en ligging van het plangebied 

(bron: regelsopdekaart.nl)

De beoogde ontwikkeling bestaat uit de bouw van een (overdekt) doelgroepenbad. In paragraaf 2.3 wordt ingegaan op deze plannen. Op basis van de regels die op grond van het omgevingsplan voor het plangebied gelden, is de ontwikkeling strijdig met het voormalige bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Medemblik. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken, wordt het omgevingsplan van de gemeente Medemblik gewijzigd. 

2.3 Toekomstige ontwikkelingen

2.3.1 Ontwikkeling

De wijziging van het omgevingsplan wordt gedaan voor het mogelijk maken van het nieuwe doelgroepenbad en voor de inrichting van de omliggende gronden. 

Functies

Figuur 2.4 geeft de toekomstige functietoedeling weer van het plangebied. Hierin is ook de geurcontour van de naastgelegen RWZI-installatie weergegeven (zie paragraaf 5.8). Het plangebied kent daarin drie functieaanduidingen. Deze functieaanduidingen zijn ‘Groen’, ‘Verkeer’ en ‘Bebouwing’. Hieronder volgt een overzicht van de specifieke uitgangspunten per functieaanduiding. 

afbeelding binnen de regeling
Figuur 2.4: Functietoedeling plangebied 

(bron: Bügel Hajema, versie 7 mei 2025)

Bebouwing 

  • Alleen een zwembad met ondersteunende functies is toegestaan. 

  • Het maximale bebouwingspercentage van het bouwvlak is 100%. 

  • De maximale bouwhoogte is 8 meter (inclusief installaties). 

  • Het hoofdvolume bestaat uit één bouwlaag. 

  • De kapvorm is een plat dak of een flauw hellend dak met een dakhelling van maximaal 10°.

  • Er mogen geen ventilatieopeningen, deuren en ramen die kunnen openen binnen de geurcontour van het RWZI worden aanbracht’. 

  • Ondergeschikt gebruik voor de functies verkeer en groen is mo¬gelijk. 

  • Het ‘Beelkwaliteitsplan doelgroepenbad Wervershoof‘ geldt als toetsingskader voor de vormgeving van de bebouwing. 

Verkeer 

  • Gebruik voor wegen, paden, parkeervakken.

  • Ondergeschikt gebruik voor de functie groen is mogelijk. 

  • Bebouwing is niet toegestaan, m.u.v. kleine bouwwerken voor NUTS-voorzieningen. 

  • Lichtuitstraling naar het Narre Vliet voorkomen. 

  • Het ‘Beeldkwaliteitsplan doelgroepenbad Wervershoof’ geldt als toetsingskader voor de terreininrichting.

 

Groen 

  • Gebruik voor groen, water, natuurvriendelijke oevers en (fiets)paden. Bebouwing is niet toegestaan, m.u.v. kleine bouwwerken voor Nutsvoorzieningen. 

  • Ondergeschikt gebruik voor de functie water is mogelijk. 

  • Ondergeschikt gebruik voor fietsenstalling(en) is mogelijk.  

  • Zoveel mogelijk inheemse beplanting moet worden toegepast. 

  • Lichtuitstraling naar het Narre Vliet voorkomen. 

  • Het ‘Beeldkwaliteitsplan doelgroepenbad Wervershoof’ geldt als toetsingskader voor de terreininrichting.

 

Gebouw doelgroepenbad

De afmetingen van het gebouw voor het doelgroepenbad bedragen ongeveer 35 meter bij 45 meter. Het gebouw van het doelgroepenbad heeft een bruto vloeroppervlak (BVO) van 1.575 m2 en heeft, conform bovenstaande uitgangspunten voor ‘bebouwing’, een maximale bouwhoogte van 8 meter (inclusief installaties op het dak) en is afgedekt met een plat dak of flauw hellend dak met een maximale dakhelling van 10⁰.

2.3.2 Ruimtelijke inpassing
afbeelding binnen de regeling
Figuur 2.5            Inrichtingsplan nieuw zwembad aan de Vok Koomenweg in Wervershoof 

(bron: Bügel Hajema, versie 7 mei 2025) 

Het plangebied wordt ruimtelijk ingepast in de bestaande omliggende (buiten)stedelijke context. Figuur 2.5 geeft het inrichtingsplan weer op hoofdlijnen, welke geldt als ruimtelijk inpassingsplan (1). Ten zuiden van het gebouw voor het doelgroepenbad worden minimaal 29 autoparkeerplaatsen gerealiseerd (zie verkeersparagraaf 5.5). Vanaf de parkeerplaats loopt een verbindende weg in zuidelijk richting, om daar aan te sluiten op de Vok Koomenweg. Onder deze weg wordt een duiker gerealiseerd. Ten westen van de duiker, tegen het talud van de Vok Koomenweg, ontstaat daardoor een waterpartij voor het opvangen van hemelwater. 

De gronden rondom het gebouw en de geplande parkeerplaatsen worden voorzien van nieuwe aanplant met bomen en struiken (zie figuur 2.5). Rondom het gebouw worden minimaal 50 fietsparkeerplaatsen gerealiseerd. Aan de noordkant van het plangebied wordt een voet -en fietspad aangelegd welke in verbinding staat met het noordoostelijk gelegen sportcomplex. 

(1) N.B. het definitieve inrichtingsplan dient nog gemaakt te worden.

2.3.3 Landschappelijke inpassing

Het zwembad, de (fiets)parkeerplaatsen, de weg en het fietspad worden ingepast in een parkachtig gebied dat aansluit bij het be­staande park ten oosten van het Narre Vliet. De groene rand van Wervershoof wordt hiermee versterkt en tevens vormt het gebied als geheel een stevige verbijzondering ter plaatse van de entree van het dorp.

De opgaande beplantingen vormen een samenhangend geheel. Gradaties in dichtheid maken de inpassing van de verschillende functies mogelijk. Het terrein wordt op een natuurlijke wijze inge­richt, met ruimte voor bomen, struiken, natuurvriendelijke oevers en een waterpartij. Aan de noordrand wordt de oever natuurvriende­lijk ingericht t.b.v. de natuurverbinding. Ook langs het Narre Vliet is sprake van een natuurvriendelijke inrichting. De beplanting bestaat uit verschillende bomen en struiken in verschillende samenstellin­gen. 

Het zwembad is beperkt zichtbaar vanuit de omgeving. De groen­blauwe omgeving is vanaf buitenaf dominant. In het gebied vormen het gebouw en de terreininrichting een aantrekkelijk en samenhan­gend geheel. De westrand en het midden van het terrein is besloten vormgege­ven, om daarmee het zwembad in een groene rand te vatten. Vanuit het open landschap (zuidzijde) gezien wordt de bebouwing ingepast met opgaande beplanting in de vorm van boomgroepen en kleine en grotere bosschages. Direct langs de Vok Koomenweg en het Narre Vliet is het beeld meer open met veel (nieuw) riet langs het Narre Vliet en een nieuwe waterpartij en/of een grote wadi aan de zijde van de weg. Incidenteel komen groepen struiken en enkele kleine bomen voor in dit gebied. De waterpartij, de wadi en de beplanting geven vorm aan relatie met het bestaande park. Hierdoor ontstaat als geheel een eenduidig ingericht gebied, waar het Narre Vliet mid­den doorheen stroomt. De uitstraling van verlichting wordt zoveel mogelijk voorkomen door de autoroute en de parkeerplaatsen in te passen binnen groen.  

In de verdere uitwerking van het latere inrichtingsplan zullen op detailniveau nog zaken anders worden. Op hoofdlijnen is het hierboven beschreven landschappelijk inpassingsplan echter leidend voor de ontwikkeling. 

3 Participatie

3.1 Inspraak en overleg

De voorgenomen ontwikkeling is besproken met de buurman van het naastliggende perceel aan de Vok Koomenweg 4. Verder is er afstemming geweest met de dorpsraad Wervershoof en de Stichting Westrand. Daarnaast is er overleg geweest met de vooroverlegpartners, te weten de provincie Noord Holland, het Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier en de Omgevingsdienst. 

4 Beleid en regelgeving

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI. Binnen de NOVI zijn een aantal aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Dit zijn gebieden waar omvangrijke transitieopgaven gewenst zijn. 


Opgaven 

Nederland heeft een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost; zij moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen om meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in de volgende opgaven: 

  • ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie; 

  • de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden; 

  • steden en regio’s sterker en leefbaarder maken; 

  • een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied;

 

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren: 

De Omgevingsagenda 

De Omgevingsagenda is de basis voor de samenwerking tussen Rijk en regio bij opgaven in de fysieke leefomgeving. Het doel van de Omgevingsagenda is om als overheden samen gebiedsgericht (dus met het gebied als uitgangspunt) uitwerking te geven aan de gedeelde ambities en opgaven. Deze zijn vastgelegd in de nationale, provinciale en lokale omgevingsvisies en de visies van de waterschappen. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en de regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma’s en projectbesluiten van Rijk en regio. 

De  omgevingsagenda is niet van toepassing op het plangebied, omdat de gemeente Medemblik geen deel uitmaakt van een NOVI-gebied.

Programma NOVEX

Een NOVEX-gebied is een programma instrument waarmee het Rijk en de regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Programma NOVEX is niet van toepassing op het plangebied, omdat de gemeente Medemblik geen deel uitmaakt van een NOVEX-gebied. 

Het plangebied maakt geen deel uit van gebieden die vallen onder de NOVI of NOVEX. 

4.1.2 Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie

In het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie (DRA) staan alle projecten en maatregelen die ervoor gaan zorgen dat Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht. In het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie zijn zeven ambities opgenomen:

  • a.

    Kwetsbaarheid in beeld brengen

  • b.

    Risicodialoog voeren en strategie opstellen

  • c.

    Uitvoeringsagenda opstellen

  • d.

    Meekoppelkansen benutten

  • e.

    Stimuleren en faciliteren

  • f.

    Reguleren en borgen

  • g.

    Handelen bij calamiteiten

In het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie staat hoe gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk het proces van ruimtelijke adaptatie willen versnellen en intensiveren. Door de aard- en grootte van de ontwikkeling is verdere toetsing op het gebied van het DRA niet nodig. 

4.1.3 Conclusie rijksbeleid

Het plangebied maakt geen deel uit van gebieden die vallen onder de NOVI of NOVEX. Toetsing aan de DRA is niet nodig. De voorgenomen ontwikkeling past binnen de geldende en relevante kaders van rijksbeleid. 

4.2 Regels en instructieregels Rijk

4.2.1 Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) 

Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is een onderdeel van de Omgevingswet in Nederland en legt vast welke kwaliteitseisen gelden voor de fysieke leefomgeving. In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan regels over omgevingswaarden, instructieregels, beoordelingsregels en regels voor monitoring. Het Bkl geldt voor het Rijk en decentrale overheden. 

Het Bkl richt zich op bestuursorganen en geeft inhoudelijke normen waaraan zij bij het uitoefenen van taken en bevoegdheden moeten voldoen. Dit geldt onder ander voor het opstellen van omgevingsplannen, omgevingsverordeningen, waterschapsverordeningen en het vaststellen van omgevingsvergunningen en projectbesluiten. In hoofdstuk 5 van het Bkl zijn de instructieregels opgenomen die de gemeente Medemblik bij het opstellen en wijzigen van het omgevingsplan in acht moet nemen. Deze instructieregels kunnen worden opgevat als de minimale vereisten waaraan een omgevingsplan in het kader van de evenwichtige toedeling van functies aan locaties moet voldoen. Deze instructieregels richten zich op de volgende thema’s:

afbeelding binnen de regeling
Tabel 4.1: Toepassing instructieregels Bkl

4.2.2 Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)

In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) stelt het Rijk algemene regels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving. Het Bal geldt voor alle partijen die actief zijn in de fysieke leefomgeving – burgers, bedrijven en overheid.

Voor de voorgenomen ontwikkeling is specifiek hoofdstuk 15 ‘Gelegenheid bieden tot zwemmen en baden’ van het Bal van toepassing. Artikel 15.1 bepaalt dat de regels van hoofdstuk 15 gelden voor de gelegenheid bieden tot zwemmen en baden in een badwaterbassin. 

Verder regelt afdeling 15.1:

  • de oogmerken waarmee de algemene regels voor deze activiteiten zijn gesteld (artikel 15.2)

  • welk bestuursorgaan bevoegd gezag  is voor een melding, of beslissing op een (artikel 15.3)

  • voor wie de regels van hoofdstuk 15 gelden (artikel 15.4)

  • de grondslag voor de specifieke zorgplicht voor het gelegenheid bieden tot zwemmen en baden in een badwaterbassin (artikel 15.5)

  • de grondslag voor het stellen van maatwerkregels voor het gelegenheid bieden tot zwemmen en baden in een badwaterbassin (artikel 15.6)

  • de reikwijdte van de mogelijkheden tot het stellen van maatwerkvoorschriften (artikel 15.7)

  • gegevens bij meldingen en het verstrekken van gegevens en bescheiden (artikel 15.8 tot en met 15.10)

  • informeren van het bevoegd gezag en het verstrekken van gegevens en bescheiden over ongewoon voorval bij het gelegenheid bieden tot zwemmen en baden in een badwaterbassin (artikel 15.11)

4.2.3 Bruidsschat

Onder de Omgevingswet verhuizen regels van het Rijk naar gemeenten en waterschappen. Gemeenten en waterschappen krijgen dankzij de bruidsschat de tijd om zelf een afweging te maken hoe ze deze onderwerpen willen regelen. Bij de activiteiten die onder de Omgevingswet van rijksregels naar lokale regels verhuizen, gaat het vooral om lokale vraagstukken. Denk aan geur, horeca of lozingen van huishoudens. De gemeenten en waterschappen besluiten voortaan hoe ze die onderwerpen regelen.

Met de komst van de Omgevingswet zijn veel regels van het Rijk naar gemeenten en waterschappen verhuisd. De wetten en uitvoeringsbesluiten waarin deze regels afkomstig van zijn, zijn ingetrokken. De bedoeling is dat gemeenten deze regels in het omgevingsplan opnemen. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn deze Rijksregels komen te vervallen en zal het merendeel van de gemeenten geen gemeentedekkende omgevingsplan vastgesteld hebben. De voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet van kracht zijnde bestemmingsplannen gaan dan over in een omgevingsplan van rechtswege (het tijdelijk deel van het omgevingsplan). 

Door opname van de bruidsschat in het omgevingsplan van rechtswege, wordt voorkomen dat deze (veelal noodzakelijke) regels vervallen. Zo hebben de regels uit de bruidsschat betrekking op verschillende onderwerpen zoals horeca, detailhandel, recreatie, lozingen, emissies van geluid, geur en trillingen door bedrijven en bouwen. Daarnaast bevat de bruidsschat ook regels over bouwen en gebruik, welstand, cultureel erfgoed en aanvraagvereisten. 

De bruidsschat is integraal overgenomen in hoofdstuk 22 in het omgevingsplan gemeente Medemblik.

4.3 Provinciaal beleid

4.3.1 Omgevingsvisie NH2050

De ‘Omgevingsvisie NH2050’ van de provincie Noord-Holland schetst een langetermijnstrategie voor een duurzame en gezonde leefomgeving. Het doel is om evenwicht te vinden tussen verstedelijking, economische groei, natuurbehoud en klimaatadaptatie. De visie richt zich op het versterken van de leefkwaliteit door ruimte te bieden voor woningen, infrastructuur en bedrijvigheid, terwijl landschappelijke en ecologische waarden worden beschermd. De visie stimuleert samenwerking tussen overheden, bedrijven en inwoners om gezamenlijke doelen te bereiken. Het is wenselijk dat de ontwikkeling van een nieuw doelgroepenbad in Wervershoof zo veel mogelijk aansluit bij het beleid uit de Omgevingsvisie NH2050. 

Het plan een nieuw zwembad sluit aan op de volgende punten uit de provinciale omgevingsvisie:

  • ‘sterke kernen, sterke regio’s’: omdat de ontwikkeling wordt ondersteund van centrumgemeenten (zoals Hoorn en omliggende regio) die het voorzieningenniveau in de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden, waardoor ook kernen hun herkenbare identiteit kunnen behouden; en 

  • ‘nieuwe energie’: aangezien er economische kansen liggen met betrekking tot de energie-transitie en circulaire economie die kunnen worden benut. 

 

Door aan te sluiten op bovenstaande punten is de beoogde ontwikkeling van een nieuw doelgroepenbad aan de Vok Koomenweg in Wervershoof in overeenstemming met de ‘Omgevingsvisie NH2050’. 

4.3.2 Omgevingsverordening Noord-Holland 2022

De omgevingsverordening van de provincie Noord-Holland bevat instructieregels met betrekking tot de fysieke leefomgeving. De omgevingsverordening bevat alle provinciale regels voor de fysieke leefomgeving. Per provincie is er één omgevingsverordening die voormalige verordeningen vervangt, zoals de milieuverordening, de planologische verordening, de ontgrondingenverordening, de landschapsverordening en de grondwaterverordening. 

Ook de provincie Noord-Holland heeft een geldende omgevingsverordening, de ‘Omgevingsverordening Noord-Holland 2022’. De verordening is gelijktijdig in werking getreden met de invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2024. De regels in deze verordening zijn specifiek van toepassing op het hele grondgebied van de provincie Noord-Holland. De instructieregels uit de verordening zijn daarmee ook van toepassing op het Omgevingsplan gemeente Medemblik en daarmee dus ook op het plangebied. 

De instructieregels staan in hoofdstuk 3 van de omgevingsverordening. Alle instructieregels zijn gekoppeld aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL). De beoogde planlocatie ligt volgens de omgevingsverordening buiten het bestaand stedelijk gebied. Voor wat betreft het mogelijk maken van nieuwe stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied zijn ruimtelijke kwaliteitsvereisten van toepassing. Hierom is een ladderonderbouwing (zie paragraaf 5.3) noodzakelijk. Uit beide paragrafen blijkt dat er geen belemmeringen zijn vanuit de instructieregels uit de omgevingsverordening.  

Voor het plangebied zijn ook de volgende instructieregels uit hoofdstuk 6 van de omgevingsverordening van toepassing:

Artikel 6.13 lid 1 Regionale afspraken nieuwe stedelijke functies

Een omgevingsplan kan uitsluitend voorzien in nieuwe stedelijke functies als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio daarover gemaakte schriftelijke afspraken. De gemeente heeft hierover afspraken gemaakt met de provincie. De provincie heeft aangegeven te willen meewerken aan de beoogde ontwikkeling van het zwembad. Hiermee voldoet de voorgenomen ontwikkeling aan artikel 6.13 lid 1 van de omgevingsverordening Noord-Holland. 

Artikel

 

6.70

 

Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied

Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse van het werkingsgebied Landelijk gebied, wordt in het omgevingsplan, gelet op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie:

  • a.

    rekening gehouden met: de ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren;

  • b.

    bij de inpassing betrokken: de kansen zoals beschreven bij de ambities en ontwikkelprincipes; en

  • c.

    bij de inpassing betrokken: de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren.

In de paragraaf 2.3.2 wordt ingegaan op de landschappelijke inpassing van het plangebied (zie hiervoor ook 5.11). 

Bij de situering van het zwembadgebouw in Wervershoof kan niet volledig worden voldaan aan de afstandsnorm uit de provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie, waarin wordt uitgegaan van een minimale afstand van driemaal de breedte van de watergang. Voor de Narre Vliet, met een breedte van circa 30 meter, zou dit neerkomen op 90 meter. In overleg met de provincie Noord-Holland is echter geconcludeerd dat een afstand van 16 meter tot de oever, in combinatie met een brede, groene overgangszone en een ecologische oever, aanvaardbaar is.

Deze afstand biedt voldoende ruimte voor doorzicht, landschappelijke inpassing en behoud van het open karakter van de Narre Vliet. Eerder heeft de ARO (advies d.d. 27 april 2020) het belang onderstreept van het behoud en de versterking van het zicht op deze historisch waardevolle waterloop. Ook werd de toevoeging van een ecologische oever gewaardeerd, mits deze qua verloop aansluit bij het historische karakter. In de huidige opzet wordt aan deze aandachtspunten invulling gegeven.

De provincie Noord-Holland heeft op 7 april 2025 bevestigd dat zij kan instemmen met de gekozen positionering van het zwembadgebouw, mits voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden voor landschappelijke en ecologische inpassing. Daarmee is sprake van een zorgvuldige, ruimtelijk verantwoorde invulling die recht doet aan zowel provinciale als gemeentelijke ambities. 

Uit voorgaande volgt dat, hoewel er niet voldaan kan worden aan de instructieregel zoals benoemd in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie, de provincie hier wel kan instemmen met de positionering. 

Artikel 6.75 Klimaatadaptatie

  • a.

    Voor zover een omgevingsplan voorziet in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, bevat de motivering een risicoanalyse van de aanwezige en de te verwachten klimaatrisico’s binnen het plangebied. Hierbij worden over de volgende onderwerpen de risico’s in beeld gebracht:

    • 1.

      wateroverlast; 

    • 2.

      overstroming;

    • 3.

      hitte; 

    • 4.

      droogte (watertekort en verzilting);

    • 5.

      natuurinclusiviteit en biodiversiteit; en 

    • 6.

      ecologische en chemische waterkwaliteit.

  • b.

     Voor zover uit de risicoanalyse risico’s naar voren komen, bevat het omgevingsplan maatregelen ter voorkoming dan wel beperking van die risico’s.

  • c.

    De maatregelen voldoen aan het basisveiligheidsniveau dat is genoemd in paragraaf 3.1 van het Basisveiligheidsniveau klimaatbestendige nieuwbouw.

  • d.

    Indien door de beperkte omvang of de aard van de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling redelijkerwijs niet kan worden voldaan aan het basisveiligheidsniveau, wordt in afwijking van het derde lid rekening gehouden met het basisveiligheidsniveau.

Deze motivering gaat, waar relevant, in op de punten uit artikel 6.75 lid 1 uit de omgevingsverordening. Paragraaf 5.11 gaat in op de onderwerpen a tot en met d. In paragrafen 5.13 en 5.14 wordt ingegaan op onderwerpen e en f. De eventueel te nemen maatregelen ter beperking van die risico’s worden ook in bovengenoemde paragrafen genoemd. Bij de bouw van het doelgroepenbad in Wervershoof wordt aangesloten op het basisveiligheidsniveau uit het Basisveiligheidsniveau klimaatbestendige nieuwbouw. 

4.3.3 Conclusie provinciaal beleid

De voorgenomen ontwikkeling van het doelgroepenbad in Wervershoof is geanalyseerd aan de hand van het beleid van de provincie Noord-Holland. Uit analyse blijkt dat de ontwikkeling past binnen de geldende beleidskaders uit de omgevingsvisie en de instructieregels uit de provinciale omgevingsverordening. 

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Structuurvisie 2012-2022 gemeente Medemblik

De Structuurvisie 2012-2022 van de gemeente Medemblik, getiteld ‘Sterke kust en sterk achterland’, werd vastgesteld op 28 februari 2013. Deze visie harmoniseert het beleid van de voormalige gemeenten Andijk, Medemblik en Wervershoof en schetst de ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende tien jaar. Belangrijke thema’s zijn de ontwikkeling van de kustlijn van Medemblik tot Andijk en de versterking van het achterland. Daarnaast streeft de gemeente naar een evenwichtige woon-werkbalans door het ondernemingsklimaat te behouden en de werkgelegenheid te verbreden, met focus op sectoren als watersport, toerisme, agrarische innovaties, zorg en welzijn.

Wervershoof is in de structuurvisie samen met Medemblik, Wognum en Andijk als gemeentelijke hoofdkern aangemerkt. De opgave voor de toekomst is daarmee dan ook een groot aantal minimale basisvoorzieningen te behouden, waaronder grootschalige (verblijfs- en dag)recreatieve voorzieningen. De herontwikkeling van een zwembad (ter vervanging van de Zeehoek) is passend binnen een hoofdkern als Wervershoof. Een zwembad valt ook onder de basisvoorzieningen die gewenst zijn door de bevolking van de gemeente Medemblik. De gemeente wil het bestaande voorzieningenniveau handhaven. 

4.4.2 Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein ‘Samen aan Zet’ (2024)

Het meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein van de gemeente Medemblik, getiteld ‘Samen aan Zet’, is gericht op het bevorderen van een sterke en betrokken gemeenschap. Het plan streeft ernaar alle inwoners gelijke kansen te bieden om actief deel te nemen aan de samenleving, met nadruk op eigen regie en zelfredzaamheid, terwijl ondersteuning wordt geboden aan degenen die dat nodig hebben. De focus ligt op vier thema’s: kansrijk opgroeien, vitaal ouder worden, gezond leven en mentaal gezond blijven. 

De gemeente bouwt met dit meerjarenbeleidsplan voort op het ‘Beleidsplan Sociaal Domein 2019 – 2022’. Voor de aankomende jaren moet de focus van de gemeente vooral gericht zijn op het blijven stimuleren en nog aantrekkelijker maken van sport, spel en beweging. In bredere zin leidt sport en bewegen tot sociale ontmoeting / interactie en participatie van inwoners, en draagt dus bij aan een inclusieve samenleving. De ontwikkeling van een nieuw zwembad past in deze context. Het zwembad moet worden gezien als een middel om de doelen (kansrijk opgroeien, vitaal ouder worden, gezond leven, mentaal gezond blijven) vanuit het Sociaal Domein te bereiken. 

4.4.3 Programma duurzaamheid

Het Programma Duurzaamheid van de gemeente Medemblik, getiteld ‘Samen op weg naar een Duurzaam Medemblik’, is opgebouwd rond vijf pijlers: elektriciteit, warmte, circulair, water & groen en mobiliteit. De gemeente streeft ernaar om in 2040 energieneutraal te zijn, wat betekent dat de totale vraag naar energie gelijk is aan het aanbod van duurzame energie. 

Hiervoor wordt ingezet op energiebesparing, het vinden van duurzame alternatieven voor aardgas en de opwekking van duurzame energie.

In de pijler warmte wordt gewerkt aan de Transitievisie Warmte, met als doel een aardgasvrije gemeente in 2050. Daarnaast richt de gemeente zich op slim omgaan met grondstoffen en reststromen voor een toekomstbestendige economie. Om het gebied klimaatbestendig te maken, worden maatregelen genomen tegen wateroverlast, hitte en droogte, met een focus op het vergroenen van de omgeving. Ten slotte streeft Medemblik naar duurzame mobiliteit, in lijn met het landelijke beleid dat vanaf 2030 nieuwe auto’s emissievrij moeten zijn. Dit alles wordt gedaan met het oog op het behouden van een leefbare omgeving voor toekomstige generaties.

Uitgangspunt van de ontwikkeling is om een volledig duurzaam (gasloos, energieneutraal, ‘nul op de meter’) zwembad te realiseren. De gemeente neemt met de nieuwbouw haar verantwoordelijkheid om bij te dragen aan de landelijke milieu- en klimaatdoelstellingen met betrekking tot de reductie van CO2-uitstoot. Hiertoe biedt geothermie van de nabij Wervershoof gesitueerde rioolwaterzuiveringsinstallatie een buitengewoon interessante kans voor de voorgenomen zwembadontwikkeling. Daarmee kan dan worden ingespeeld op de pijler elektriciteit, warmte en circulair uit het programma. 

4.4.4 Conclusie gemeentelijk beleid

De voorgenomen ontwikkeling van het doelgroepenbad in Wervershoof is geanalyseerd aan de hand van het beleid van de gemeente Medemblik. Uit analyse blijk dat de ontwikkeling passend is binnen de beleidskaders van de gemeente Medemblik. 

5 Gevolgen voor de fysieke leefomgeving

5.1 Algemeen

Op basis van de Omgevingswet moeten gemeenten ervoor zorgen dat de regels in het omgevingsplan leiden tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL). Dit wordt bereikt door activiteiten en functies te reguleren en te koppelen aan locaties voor het gemeentelijke grondgebied. Alle regels in het omgevingsplan samen moeten leiden tot een ETFAL, rekening houdend met alle betrokken belangen. De instructieregels van het Rijk (Besluit kwaliteit leefomgeving), de provincie (provinciale verordening) en het waterschap (waterschapsverordening) geven mede invulling aan de ETFAL.

De aard, omvang en locatie van de activiteit(en) zijn bepalend voor de milieu-, en omgevingsaspecten en andere thema’s die onderzocht moeten worden als onderdeel van de motivering van de wijziging van het Omgevingsplan. Dit is nodig met het oog op de ETFAL. In onderstaande paragrafen wordt ingegaan op de verschillende milieuaspecten. De milieuaspecten trilling, (slag)schaduw en windhinder worden in dit hoofdstuk niet behandeld, aangezien deze thema’s niet relevant zijn voor dit plan. Er wordt geen trillinggevoelig gebouw mogelijk gemaakt en het plangebied bevindt zich niet in een trillingaandachtsgebied. Daarnaast spelen (slag)schaduw en windhinder vooral een rol bij hoogbouw en windmolens, wat in dit geval niet aan de orde is. 

5.2 Milieueffectrapportage

5.2.1 Toetsingskader

In Bijlage V van het Omgevingsbesluit (Ob) is aangegeven welke activiteiten mer-(beoordelings)plichtig zijn. Activiteiten die zijn genoemd in kolom 1 zijn mer-plichtig als wordt voldaan aan de drempelwaarden uit kolom 2 en mer-beoordelingsplichtig in gevallen als genoemd in kolom 3. In kolom 4 staat aangegeven bij welk besluit de mer-(beoordelings)plicht geldt. 

Voor mer-beoordelingsplichtige activiteiten moet worden onderzocht of deze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. De criteria om dit vast te stellen zijn genoemd in bijlage III van Richtlijn 2011/92/EU (richtlijn m.e.r.). Samengevat zijn dit de kenmerken van een plan, de locatie van een plan en soort en kenmerken van de verschillende milieueffecten.

De initiatiefnemer van een in Bijlage V aangewezen project moet daarvan mededeling doen bij het bevoegd gezag, doorgaans het college van B&W (artikel 16.45, lid 1 van de Omgevingswet). In die mededeling (de aanmeldingsnotitie) is een beschrijving van het project, de locatie en de mogelijke milieueffecten opgenomen (artikel 11.10 Ob). Het bevoegd gezag beslist binnen zes weken of sprake is van aanzienlijke milieueffecten en neemt die beoordeling op in de omgevingsvergunning (artikel 11.11 Ob).

5.2.2 Toetsing 

De beoogde ontwikkeling betreft het realiseren van een overdekt zwembad, parkeervoorziening en bijbehorende voetpaden. Deze ontwikkeling valt onder categorie J11 ‘Stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen’ op basis van Bijlage V uit het Omgevingsbesluit. Op basis van kolom 2 geldt dat een directe mer-plicht voor deze categorieën niet van toepassing is. De mer-beoordelingsplicht uit kolom 3 is wel van toepassing. Om te beoordelen of de activiteiten aanzienlijke milieueffecten kunnen veroorzaken, is een aanmeldingsnotitie (project-mer-beoordeling) opgesteld (zie bijlage M.e.r.-beoordeling). 

Uit de informatie in de notitie blijkt dat de kenmerken en de plaats van het project geen aanleiding vormen voor het doorlopen van een mer-procedure. Het stedelijk ontwikkelingsproject leidt niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen mits rekening wordt gehouden met de maatregelen zoals die zijn beschreven in onderstaande milieuparagrafen. Met inachtneming van deze maatregelen is het doorlopen van een volledige mer-procedure niet noodzakelijk. Waar relevant zijn deze maatregelen geborgd in het omgevingsplan (zie paragraaf 5.15).

5.2.3 Conclusie

Het plangebied is niet gelegen in een kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. De aard en omvang van het stedelijk ontwikkelingsproject leiden niet tot aanzienlijke milieueffecten. Dit betekent dat er geen aanleiding is voor het doorlopen van een volledige mer-procedure. 

5.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

5.3.1 Toetsingskader

De Ladder voor duurzame verstedelijking is een instructieregel voor zorgvuldig ruimtegebruik en tegengaan van leegstand. Het Bkl regelt dat bij een wijziging van het omgevingsplan voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling toepassing van de Ladder is vereist. Bij een stedelijke ontwikkeling die bestaat uit de ontwikkeling of uitbreiding van een bedrijventerrein, een zeehaventerrein, een woningbouwlocatie, kantoren, een detailhandel voorziening of een andere stedelijke voorziening en die voldoende substantieel is, wordt met het oog op het belang van zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van leegstand rekening gehouden met de behoefte aan die stedelijke ontwikkeling.

5.3.2 Toetsing 

De voorgenomen ontwikkeling betreft de nieuwbouw van een doelgroepenbad en het inrichten van het terrein in Wervershoof. De aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving bepalen of het een stedelijke ontwikkeling is. In de jurisprudentie over de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening zijn accommodaties voor de volgende functies aangemerkt als stedelijke ontwikkeling:

  • a.

    maatschappelijke functies, zoals een school, zorgcomplex, sportfaciliteiten of een crematorium

  • b.

    religie, zoals een kerk of moskee

  • c.

    cultuur, zoals een museum

  • d.

    leisure, zoals een hotel of bioscoop

  • e.

    recreatie

De voorgenomen ontwikkeling van het doelgroepenbad betreft qua functie een sportfaciliteit en is daarmee een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij deze nieuwe stedelijke ontwikkeling moet dus rekening worden gehouden met de behoefte aan die ontwikkeling. De behoefte wordt bepaald binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de nieuwe stedelijke functie. De aard en omvang van de ontwikkeling bepalen het schaalniveau waarop de ruimtebehoefte wordt afgewogen.

Van belang is om vast te stellen dat er op lange termijn behoefte is aan de activiteit. Dat hoeft niet altijd kwantitatief onderbouwd te zijn, maar kan ook kwalitatief onderbouwd zijn. Bij de afweging is verder belangrijk dat:

  • er geen bestaande plancapaciteit beschikbaar is die in de behoefte kan voorzien

  • de functie niet in bestaande leegstaande gebouwen kan worden geaccommodeerd

  • de planologische toevoeging geen onaanvaardbare leegstandseffecten heeft

 

Toepassing Ladder voor duurzame verstedelijking

De afgelopen jaren zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de toekomst van het inmiddels gesloten zwembad in Wervershoof. Hierbij zijn diverse opties onderzocht, zoals renovatie, nieuwbouw op verschillende locaties en de realisatie van een multifunctionele accommodatie. Door de aanwezige behoefte voor een vervangende locatie voor het inmiddels gesloten zwembad is in 2020 is een locatiestudie uitgevoerd naar een geschikte plek voor de nieuwbouw van het zwembad. Hieruit volgde dat qua plancapaciteit de locatie aan de Vok Koomenweg de voorkeur heeft. Uit de locatiestudie blijkt dat het nieuwe zwembad ook niet in bestaande leegstaande gebouwen kan worden geaccommodeerd. Verder geldt dat de oude zwembadlocatie wordt gesloopt en dat de planologische toevoeging van de nieuwbouwlocatie elders geen onaanvaardbare leegstandeffecten heeft. 

5.3.3 Conclusie

Bovenstaande in acht nemend betreft de nieuwbouw van het zwembad in Wervershoof een overige nieuwe stedelijke ontwikkeling. Er is aangetoond dat er op de lange termijn behoefte is aan een nieuw zwembad in Wervershoof en dat er niet kan worden voorzien in de nieuwe stedelijke functie op een andere locatie. Daarmee is aangetoond dat er behoefte is naar de nieuwe stedelijke ontwikkeling van een zwembad in Wervershoof. Er zijn vanuit het aspect ladder voor duurzame ontwikkeling geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. 

5.4 Welstand

5.4.1 Toetsingskader

Bestaande en nieuwe bouwwerken moeten voldoen aan redelijke eisen van welstand. In het tijdelijk deel van het omgevingsplan blijven de huidige welstandsregels van toepassing. In het nieuwe deel van het omgevingsplan maakt een gemeente opnieuw een afweging welke regels wenselijk zijn. 

Met de welstandstoets beoordeelt de gemeente of het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. De welstandsregels gelden uiteraard niet voor een (in het tijdelijk deel van het omgevingsplan aangewezen) gebied of bouwwerk waarvoor geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn.

Bij een (gebieds)ontwikkeling kan het doelmatig zijn de gewenste ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling vast te leggen. Dit kan door een beeldkwaliteitsplan op te stellen. 

5.4.2 Toetsing 

Het plangebied ligt in het welstandsgebied buitengebied. Het buitengebied in de gemeente Medemblik is regulier welstandsgevoelig. In het landelijk gebied wenst de gemeente een hoge kwaliteit van natuur, milieu en landschap. Duurzaamheid staat centraal. Daarnaast streeft de gemeente naar behoud van het streekeigen karakter. 

Het planvoornemen wordt getoetst aan het opgestelde ‘Beeldkwaliteitsplan doelgroepenbad Wervershoof’. Er is een beleidsregel opgenomen in het omgevingsplan die regelt dat welstand wordt getoetst aan dit beeldkwaliteitsplan. Er wordt verwacht dat daarmee wordt voldaan aan de welstandseisen en dat de welstandscommissie een positief oordeel zal vellen over de uitstraling en ruimtelijke kwaliteit van de ontwikkeling. 

5.4.3 Conclusie

De ruimtelijke kwaliteit van de ontwikkeling wordt in het kader van welstand getoetst aan een het ‘Beeldkwaliteitsplan doelgroepenbad Wervershoof’. Dit is opgenomen in de planregels van het omgevingsplan. 

5.5 Verkeer en parkeren

5.5.1 Toetsingskader

Verkeer en parkeren moeten als omgevingsaspecten in het belang van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties worden beoordeeld. De Omgevingswet en het Bkl stellen geen regels op het gebied van verkeer. 

Voor het aspect parkeren dient aangetoond te worden dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is voor het opvangen van de beoogde parkeerbehoefte en dat de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling van het omliggende wegennet. De CROW-richtlijnen blijven net als in de huidige praktijk belangrijk bij de beoordeling van verkeer en parkeren.

5.5.2 Toetsing 

De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een zwembad. Daarnaast ligt er het plan om een nieuwe woonwijk van circa 130 woningen te realiseren aan ten zuiden van het zwembad. Er is verkeersonderzoek uitgevoerd om de verkeerseffecten van deze plannen inzichtelijk maken, zie bijlage Verkeersonderzoek. In onderstaande uitwerking wordt voornamelijk gekeken naar de realisatie van het zwembad, waarbij ook deels aandacht is besteed aan de combinatie met de nieuwe woonwijk. Daarnaast wordt de parkeersituatie in het plangebied besproken.

Verkeer 

Verkeerssituatie rondom plangebied 

De Vok Koomenweg vormt in de huidige situatie de verbinding tussen de woonkern Wervershoof en de provincialeweg N240. Een groot deel van het wegvak is gelegen buiten de bebouwde kom. Hierop geldt een maximum snelheid van 80 km/uur. Aan de zuidzijde van de rijbaan is een vrijliggend fietspad in twee richtingen gelegen. Aan de zuidoostzijde van het plangebied bevindt zich de overgang naar de bebouwde kom. Binnen de bebouwde kom geldt een maximum snelheid van 50 km/uur en is het een voorrangsweg en verandert het profiel van de rijbaan. De rijbaan ligt tussen de trottoirbanden, waardoor een kantmarkering niet nodig is. Voor voetgangers zijn aan weerszijden trottoirs. Fietsverkeer wordt afgewikkeld op aanliggende fietsstroken. Op basis van deze uiterlijke kenmerken en snelheden functioneert de Vok Koomenweg als een gebiedsontsluitingsweg binnen en buiten de bebouwde kom.

Verkeersgeneratie

In de huidige situatie wordt er geen verkeer gegenereerd, aangezien het betreffende perceel agrarische grond betreft. De realisatie van het zwembad zal zorgen voor een toename aan verkeer. In onderstaand figuur 5.1 is de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling weergegeven. Het beoogde zwembad met een omvang van circa 1.500 m² genereerd circa 570 motorvoertuigbewegingen per werkdag.

afbeelding binnen de regeling
Figuur 5.1: Verkeersgeneratie zwembad

Vanuit CROW publicatie 272 is bekend dat de verkeersgeneratie verschilt over de dagen van de week, naar rato van het percentage bezoekers: 

●    maandag 5%; 
●    dinsdag 5%; 
●    woensdag 26%; 
●    donderdag 14%; 
●    vrijdag 30%; 
●    zaterdag 10% en zondag 10%. 

In de analyse wordt uitgegaan van de verkeersgeneratie voor een gemiddelde werkdag. Voor het zwembad zijn een woensdag en vrijdag drukkere werkdagen. Verkeerskundig zijn de dinsdag en donderdag de maatgevende dagen, waarop de verkeersintensiteiten over het algemeen hoger zijn dan op woensdag en vrijdag. Door uit te gaan van de verkeersgeneratie op een gemiddelde werkdag geeft dit een realistisch beeld. In de spitsperioden is de theoretische verkeersgeneratie van het zwembad relatief beperkt. Maatgevend is de avondspitsperiode, al licht het dicht bij elkaar.

Verkeerstoedeling

In de ochtendspits rijdt het grootste deel van het verkeer richting de provincialeweg N240. Tijdens de avondspits komt het grootste deel van het verkeer vanuit de provinciale weg en rijdt richting de kern Wervershoof. In verhouding gaat het verkeer op de Vok Koomenweg in de ochtend voor circa 70% richting de N240 en in de avond voor 30% richting de kern. 

Verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid 

Het is aannemelijk dat de toegangsweg naar het zwembad zal functioneren en worden vormgegeven als een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom, gezien de realisatie van de nieuwe woonwijk aan de zuidzijde van het plangebied. De etmaalintensiteit bedraagt op een gemiddelde werkdag circa 570 mvt/etmaal. In combinatie met een beperkte snelheid is het, conform de richtlijnen in Duurzaam Veilig, goed mogelijk om de verschillende verkeersdeelnemers af te wikkelen op een gemengd profiel. Auto- en fietsverkeer kan gecombineerd worden afgewikkeld op de rijbaan. 

Parkeren

Ten zuiden van het gebouw voor het doelgroepenbad worden parkeermogelijkheden gerealiseerd. Het gaat hierbij om 29 parkeerplaatsen voor motorvoertuigen (11,5 per 100 m2 bassin, totaal 28,75, CROW-publicatie 381). Ook komen er 50 fietsparkeerplaatsen (20 per 100 m2 bassin). Hiermee wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen, vastgelegd in de ‘Nota Parkeernormen Gemeente Medemblik 2021’.  

5.5.3 Conclusie

De toename aan verkeer kan zonder problemen worden afgewikkeld en er is geen negatief effect op de verkeersveiligheid na de planontwikkeling. Er is voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in de berekende parkeerbehoefte. Het opnemen van extra regels of regelingen in het plan in niet nodig. 

5.6 Geluid

5.6.1 Toetsingskader

Geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen 
Wanneer een geluidgevoelig gebouw mogelijk wordt gemaakt zal bij het wijzigen van het omgevingsplan rekening gehouden moeten worden met het geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen op geluidgevoelige gebouwen in een geluidaandachtsgebied. Dit betekent dat bij het toelaten van een geluidgevoelig gebouw in een geluidaandachtsgebied een belangenafweging zal moeten worden gemaakt en deze goed zal moeten worden gemotiveerd. 

Geluid door activiteiten

In een omgevingsplan wordt rekening gehouden met het geluid door activiteiten op geluidgevoelige gebouwen en voorziet erin dat het geluid door een activiteit aanvaardbaar is. Dit is het geval als wordt voldaan aan de waarden als aangegeven in tabel 2.

afbeelding binnen de regeling
Tabel 5.1: Geluidsnormen

5.6.2 Toetsing 

Geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen 

Een zwembad is geen geluidgevoelig gebouw. In dit geval is er dus geen sprake van het mogelijk maken van een geluidgevoelig gebouw in een aandachtsgebied. Een toetsing voor geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen is niet vereist. 

Geluid door activiteiten

Een zwembad wordt niet beschouwd als een geluidgevoelig gebouw. Het zwembad kan mogelijk voor een verhoogd geluidsniveau op geluidgevoelige gebouwen in de omgeving zorgen, afkomstig van zowel de installaties, het parkeerterrein als het zwembad zelf. Om de geluidbelasting op de omgeving te beoordelen, is onderzoek uitgevoerd naar de geluidsemissie van de activiteiten in het plangebied, zie bijlage Verkeersonderzoek.   

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT)

De hoogste berekende waarde betreft 39 dB(A) in de dagperiode en 33 dB(A) in de avondperiode. In de nachtperiode vinden geen activiteiten plaats. Hiermee wordt ruim voldaan aan de norm voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau.

Maximaal geluidniveau (LAmax)

Het hoogst berekende maximale geluidniveau bedraagt 42 dB(A) in de dagperiode, als gevolg van de LAmax van dichtslaande portieren. In de dagperiode zijn de maximale geluidniveaus als gevolg van rijdende vrachtwagens en het lossen van afval uitgezonderd van toetsing. Het hoogst berekende maximale geluidniveau in de avondperiode bedraagt 58 dB(A), als gevolg van de LAmax van rijdende vrachtwagens. In de nachtperiode vinden geen activiteiten plaats.

Uit de resultaten blijkt dat bij alle woningen wordt voldaan aan de grenswaarde van het maximale geluidniveau van 70, 65 en 60 dB(A) in de dag-, avond en nachtperiode.

Binnenniveau/ETFAL

In het akoestisch onderzoek is het hoogste berekende geluid vergeleken met het gewenste binnenniveau. Op deze manier is vastgesteld of de bestaande gevelwering van geluidgevoelige gebouwen in de omgeving voldoende is om het vereiste binnenniveau te behalen Uit de resultaten blijkt dat met een gevelwering van 8 dB al wordt voldaan aan het vereiste binnenniveau. Voor een goed onderhouden gevel mag, conform jurisprudentie, uitgegaan worden van tenminste 20 dB gevelwering. In dit geval is er sprake van een goed onderhouden gevel, zodat de gevelwering in dit geval ruim voldoende is.

5.6.3 Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat met het zwembad sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de omgeving voor het aspect geluid. Ook kan het zwembad voldoen aan de voor haar geldende regels op grond van het omgevingsplan. Het opnemen van een aanvullende regeling in het plan in niet nodig.

5.7 Luchtkwaliteit

5.7.1 Toetsingskader

Hoofdstuk 5 van het Bkl bevat in paragraaf 5.1.4.1 instructieregels voor de kwaliteit van de buitenlucht. In het kader van het beschermen van de gezondheid en het milieu dient rekening te worden gehouden met de kwaliteit van de buitenlucht. Bij het toelaten van een nieuwe ontwikkeling moet in een aantal situaties worden getoetst aan omgevingswaarden voor lucht. De geldt vooral in de zogenoemde aandachtsgebieden. Aandachtsgebieden zijn locaties met hogere concentraties stikstofdioxide (NO2) of fijnstof (PM10). Daarnaast dient voor een milieubelastende activiteit, het aanleggen van een wegtunnel, autoweg of een autosnelweg de luchtkwaliteit beoordeeld te worden. 

Onderzoek is ook niet nodig als de activiteit niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit is het geval als activiteiten leiden tot een verhoging van de kalenderjaargemiddelde concentratie in de buitenlucht van zowel stikstofdioxide als PM10 van 1,2 µg/m³ of minder. Daarnaast zijn in artikel 5.54 Bkl standaardactiviteiten genoemd die niet in betekenende mate bijdragen. Als een activiteit niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, dan is het omgevingsaspect luchtkwaliteit geen belemmering.

5.7.2 Toetsing 

De beoogde ontwikkeling ligt niet binnen het volgende toepassingsbereik: de aanleg of wijziging van een autoweg, autosnelweg of tunnel voor het wegverkeer. Daarnaast is de gemeente Medemblik  niet aangewezen als aandachtsgebied voor stikstofdioxide en fijnstof. Een toets aan de omgevingswaarden voor de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. 

In het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties dient een afweging van de luchtkwaliteit ter plaatse van de beoogde ontwikkeling plaats te vinden. Aan de hand van de Atlas Leefomgeving is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven: 

  • NO2: 8,92 µg/m3 

  • PM10: 13,33 µg/m3 

  • PM2,5: 6,49 µg/m3 

De jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof liggen ruimschoots onder de grenswaarden.

5.7.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Het opnemen van een aanvullende regeling in het plan in niet nodig.

5.8 Geur

5.8.1 Toetsingskader

De gemeente moet in het omgevingsplan rekening houden met activiteiten die geurhinder veroorzaken op geurgevoelige gebouwen. Dit volgt uit artikel 5.92 lid 1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Dit is een invulling van een plicht die al geldt vanuit de Omgevingswet. In de Omgevingswet staat dat de overheid bij een Evenwichtige Toedeling Van Functies Aan Locaties in ieder geval rekening moet houden met het belang van het beschermen van de gezondheid (artikel 2.1 lid 4 Omgevingswet). Hierbij moet de gemeente rekening houden met de lokale specifieke omstandigheden en de gevolgen van de activiteiten voor de gezondheid van haar burgers (artikel 2.1 en 2.4 Omgevingswet). Het bevoegd gezag bepaalt zelf welke mate van geurhinder bij bedrijven nog aanvaardbaar is. 

Geur kan hinder veroorzaken en de gezondheid schaden. Geur kan veroorzaakt worden onder meer door milieubelastende activiteiten die zijn toegestaan (deze moeten voldoen aan de milieuregels uit het omgevingsplan) en een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit. 

Een geurgevoelig gebouw is in ieder geval een gebouw of een gedeelte van een gebouw met een:

  • woonfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan;

  • onderwijsfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan;

  • gezondheidszorgfunctie met bedgebied en nevengebruiksfuncties daarvan; of

  • bijeenkomstfunctie voor kinderopvang met bedgebied en nevengebruiksfuncties daarvan.

 

RWZI in omgeving van het plangebied

In het Besluit kwaliteit leefomgeving is in paragraaf 5.1.4.6.2 ingegaan op het aspect geur bij de milieubelastende activiteit ‘Het exploiteren van een zuiveringtechnisch werk’. 

In artikel 5.99 van het Bkl is bepaald dat voor een geurgevoelig gebouw, waaronder een woning, een maximale geurbelasting van 0,5 ouE/m3 is toegestaan. Op deze geurconcentratie is een zogenaamde 98-percentiel van toepassing. Wanneer de woningen zijn gelegen buiten de bebouwingscontour geur is een maximale geurbelasting van 3,5 ouE/m3 van toepassing. Echter er is een uitzondering voor zuiveringstechnische werken voor 1 februari 1996, waarvoor een vergunning is verstrekt. Voor deze rioolwaterzuiveringsinstallaties geldt een ruimere toelaatbaarheid van geur. Binnen de bebouwingscontour geur geldt voor deze rwzi’s een grenswaarde van 1,5 ouE/m3 en buiten de bebouwingscontour geur geldt een grenswaarde van 3,5 ouE/m3. 

Voor wat betreft het plangebied mag er dus geen onaanvaardbare geurhinder zijn op het te ontwikkelen terrein, rekening houdend met de bedrijfsvoering van de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

5.8.2 Toetsing 

Met de beoogde ontwikkeling worden geen geurgevoelige gebouwen mogelijk gemaakt. In de omgeving van het plangebied is een RWZI gelegen. Het plangebied ligt in de geurzone van deze RWZI. Hoewel er geen geurgevoelige gebouwen worden gerealiseerd, is in het kader van ETFAL wel een nadere beschouwing gedaan op basis van geuronderzoek van de toekomstige woonwijk aan de zuidzijde van het plangebied, zie bijlage Advies geur. 

Uit het onderzoek blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling (zie zwarte kader) ten zuiden van de RWZI buiten de bebouwingscontour geur ligt. Er geldt een grenswaarde van 3,5 ouE/m3. Op de locatie van het zwembad kan worden voldaan aan de geurnorm. Er kan zelfs worden voldaan aan de grenswaarde voor binnen de bebouwingscontour geur. Het is aannemelijk dat er geen sprake zal zijn van onaanvaardbare geurhinder. Daarnaast wordt de RWZI niet belemmerd in haar bedrijfsvoering.

afbeelding binnen de regeling
Figuur 5.2: Geurcontourlijnen behorend bij de richtwaarde voor geurgevoelige locaties en aanvaardbaar hinderniveau voor de RWZI, 98-percentiel 

(bron: Omgevingsdienst nhn)

5.8.3 Conclusie

Het aspect ‘geur’ levert geen belemmeringen op voor de ontwikkeling. Het opnemen van een aanvullende regeling in het plan in niet nodig.

5.9 Bodem

5.9.1 Toetsingskader

Waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie worden opgenomen in het definitieve omgevingsplan (art. 5.89i Bkl). Deze waarden kunnen per gebied of per gebruiksfunctie verschillen. In dit geval zijn de interventiewaarden van toepassing die zijn opgenomen in bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving. De instructieregels schrijven voor dat het bouwen van een bodemgevoelig gebouw ofwel vergunningplichtig ofwel meldingsplichtig moet worden gemaakt op grond van het omgevingsplan.

Bij een overschrijding van een vastgestelde waarde (zie art. 5.89i Bkl) is het bouwen van een bodemgevoelig gebouw alleen toegelaten als de in het omgevingsplan voorgeschreven sanerende of andere beschermende maatregelen worden getroffen (art. 5.89K Bkl, art. IIIa onder 2 Aanvullingsbesluit Bodem). 

De instructieregels schrijven ook voor dat met het omgevingsplan een basis wordt gelegd voor het nuttig toepassen van grond en baggerspecie. Hiertoe moet met het omgevingsplan het ambtsgebied worden ingedeeld in bodemfunctieklassen.

5.9.2 Toetsing 

Bij wijzigingen van activiteiten geldt dat de bodem geschikt moet zijn voor het beoogde gebruik. Op grond van de Nota Bodembeheer (opgenomen in het tijdelijke deel van het omgevingsplan) geldt de bodemfunctieklasse ‘landbouw/natuur’. De regeling voor de bodemfunctieklassen wordt in het gemeentedekkende omgevingsplan opgenomen. 

Voor de beoogde ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, zie bijlage Verkennend bodemonderzoek. Hieruit blijkt dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem voldoende is voor de beoogde ontwikkeling. 

5.9.3 Conclusie

Het aspect ‘bodem’ vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Het opnemen van een aanvullende regeling in het plan in niet nodig.

5.10 Omgevingsveiligheid

5.10.1 Toetsingskader

Bij het wijzigen van een omgevingsplan moet rekening worden gehouden met risico’s van branden, rampen en crises. Dit omvat het voorkomen, beperken en bestrijden van dergelijke incidenten, het waarborgen van de veiligheid van personen en het voorzien in geneeskundige hulpverlening. Specifiek voor activiteiten die gevaarlijke stoffen, vuurwerk, explosieven en windturbines omvatten, zijn gedetailleerde instructieregels opgesteld. Deze regels hanteren een systeem van plaatsgebonden risico’s en aandachtsgebieden om de nadelige gevolgen voor de externe veiligheid te beheersen.

Bij wijzigingen van het omgevingsplan moet een plaatsgebonden risico van 10–⁶ in acht worden genomen, wat betekent dat het risico op overlijden van een persoon tot één geval per miljoen jaar beperkt moet blijven. Er is ook een motiveringsverplichting voor het toestaan van kwetsbare gebouwen binnen aandachtsgebieden en voor zeer kwetsbare gebouwen moet een voorschriftengebied worden aangewezen.

Aandachtsgebieden zijn zones waar mensen zonder extra maatregelen niet voldoende beschermd zijn tegen gevaren zoals brand, explosies en giftige stoffen. De gemeente bepaalt welke maatregelen nodig zijn om de veiligheid in deze gebieden te waarborgen.

Voorbeelden van aandachtsgebieden zijn:

  • Brandaandachtsgebieden (BAG): Gebieden met een warmtestraling van maximaal 10 kW/m².

  • Explosieaandachtsgebieden (EAG): Gebieden met een warmtestraling van maximaal 35 kW/m² bij een Boiling Liquid Expanding Vapor Explosion (BLEVE-explosie) en een overdruk van maximaal 10 kPa bij andere explosies.

  • Gifwolkaandachtsgebieden (GAG): Gebieden waar blootstelling aan een gevaarlijke stof dodelijk kan zijn, begrensd tot 1,5 km voor ruimtelijke ontwikkeling.

Een brandvoorschriftengebied en een explosievoorschriftengebied zijn locaties die in een omgevingsplan kunnen worden aangewezen als er een brandaandachtsgebied of explosieaandachtsgebied is toegelaten en waar de eis van artikel 4.90 van het Besluit bouwwerken leefomgeving geldt. In een omgevingsplan worden deze aandachtsgebieden aangewezen als voorschriftengebieden, tenzij er wordt afgezien van aanwijzing of een kleiner gebied wordt aangewezen. Dit geldt niet voor locaties met zeer kwetsbare gebouwen. Voor zeer kwetsbare gebouwen moet altijd een brand- of explosievoorschriftengebied worden aangewezen. De grenzen van deze gebieden worden vastgelegd in het omgevingsplan. Bepaalde activiteiten zijn uitgezonderd van deze aanwijzingen volgens bijlage VII van het besluit.

Naast gevaarlijke stoffen kunnen andere activiteiten ook branden, rampen of crises veroorzaken. De Handreiking Bouwstenen Fysieke Veiligheid in het Omgevingsplan van Brandweer Nederland wijst thema’s aan zoals bluswater, natuurbranden, windturbines, overstromingen, evenementen, gebruik van gebouwen en rookoverlast. Bij het opstellen van een omgevingsplan moet worden aangesloten bij deze handreiking om een veilige leefomgeving te garanderen.

 

5.10.2 Toetsing 

Met de beoogde ontwikkeling worden een beperkt kwetsbare gebouw mogelijk gemaakt. Op basis van de gegevens uit de Register Externe Veiligheidsrisico’s (REV) zijn de risicobronnen en aandachtsgebieden in de omgeving bepaald. De uitsnede van deze kaart is in onderstaand figuur 5.3 weergegeven. Het plangebied ligt buiten een brand-, explosie- of gifwolkaandachtgebied. Ook ligt het plangebied niet in een PR 10-6-contour. 

afbeelding binnen de regeling
Figuur 5.3: Uitsnede risicokaart met plangebied (blauwe i) 

(bron: PaV kaarten/REV)

Voor zowel dagelijkse incidenten (zoals brand of wateroverlast) als calamiteiten op het gebied van externe veiligheid is een goede bereikbaarheid voor hulpdiensten essentieel. Het plangebied wordt ontsloten via de Vok Koomenweg. De brandweerkazerne van Wervershoof ligt op enkele minuten rijden van het plangebied, hierdoor is er een snelle aanrijtijd. Daarnaast is er voldoende bluswater beschikbaar in en rond het gebied. Het grootste deel van de aanwezigen in het plangebied zal zelfredzaam zijn. Kinderen en ouderen worden wel als verminderd zelfredzaam beschouwd. In geval van nood wordt ervan uitgegaan dat ouders of andere aanwezigen hen kunnen begeleiden bij evacuatie. Daarnaast wordt het fietspad in het plangebied verbonden met het sportpark aan de Westrand. Deze route wordt dusdanig vormgegeven dat deze ook als calamiteitenroute kan dienen. 

5.10.3 Conclusie

Het aspect omgevingsveiligheid staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg. Het opnemen van een aanvullende regeling in het plan in niet nodig.

5.11 Water

5.11.1 Toetsingskader

Artikel 5.37 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) stelt dat in een omgevingsplan rekening wordt gehouden met de gevolgen voor het beheer van watersystemen. Naast de specifieke regels als gesteld in paragraaf 5.1.3 Bkl over onderdelen van het watersysteem in het omgevingsplan, worden voor een duiding van de gevolgen voor het beheer van het watersysteem, de opvattingen van het bestuursorgaan dat is belast met het beheer van die watersystemen betrokken. Denk bijvoorbeeld aan (instructie)regels uit de provinciale omgevingsverordening en de waterschapsverordening. Daarnaast bevatten de artikelen 5.38 t/m 5.49 Bkl regels met betrekking tot:

  • het voorkomen van belemmeringen voor primaire waterkeringen;

  • het bouwen binnen kustfundamenten buiten stedelijk gebied; 

  • en het ontplooien van activiteiten in en nabij grote rivieren en het IJsselmeergebied.

5.11.2 Toetsing 

Het plangebied ligt in het beheergebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Met behulp van het wateradvies is aan de hand van de locatie van het plangebied en een aantal vragen getoetst of de belangen van het hoogheemraadschap geraakt worden bij de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling (bijlage Wateradvies). Op basis van de check worden geen primaire waterkeringen, windcirkels van molens, zoneringen afvalwatertransport en geurcontouren van rioolgemalen geraakt. Wel vallen er primaire waterlopen, regionale waterkeringen, geurcontouren RWZI (zie paragraaf 5.8) onder het plangebied. 

Toename verharding 

Door ruimtelijke ontwikkelingen kan de hoeveelheid verhard oppervlak toenemen met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Op basis van het kavelpaspoort bedraagt deze toename 5.200 m². Gezien de mogelijke ontwerpvariatie wordt een extra marge van 10% aangehouden, wat resulteert in een totale verhardingstoename van 5.700 m². Om deze toename te compenseren, is minimaal 9% extra wateroppervlak vereist. Dit betekent dat er ten minste 513 m³ aan extra wateroppervlak moet worden gecreëerd. Met het ontwerp is hier rekening mee gehouden. 

Riolering 

Wat betreft de riolering is de exacte invulling nog niet bekend. Voor de vuilwaterafvoer (VWA) lijkt een verzamelriool met een rioolgemaal het meest waarschijnlijk, waarbij het afvalwater wordt weggepompt naar het bestaande rioolnetwerk. De hemelwaterafvoer (HWA) is nog niet ontworpen, maar een logische oplossing zou zijn om dit water af te voeren naar de omliggende waterpartijen.

Grondpeil 

Er is een ophoogadvies geschreven (zie bijlage 8). De bodem bestaat voornamelijk uit klei- en veenlagen en is zettingsgevoelig tot circa NAP -11,5 m. Voor de ophoging van het terrein is onderscheid gemaakt tussen groenvoorzieningen en infrastructuur, waarbij voor infrastructuur een verhardingsconstructie wordt aangelegd. Het huidige maaiveldniveau wordt met maximaal 0,5 meter opgehoogd. Daarnaast wordt gezorgd voor goede horizontale afstroommogelijkheden van het grond-/regenwater en overspannen water door de aanleg van greppels of drainage. 

Klimaatthema’s 

Volgens de Klimaateffectatlas bestaat er enige kans op wateroverlast binnen het plangebied. Dit probleem wordt aangepakt door het grondpeil te verhogen en te zorgen voor een goede waterafvoer (zie voorgaande alinea). Op basis van de hittekaart van de Klimaateffectatlas is de gevoelstemperatuur relatief laag in tegenstelling tot het stedelijke gebied van Wervershoof. De ontwikkeling zal leiden tot meer verhard oppervlak, wat enige invloed kan hebben op de gevoelstemperatuur. Het plan is echter van een zodanige omvang dat er geen aanzienlijke temperatuurstijgingen worden verwacht. Bovendien zal de realisatie van water in het plangebied een verkoelend effect hebben. 

5.11.3 Conclusie

Er is geen sprake van belemmeringen op het gebied van water. Het opnemen van een aanvullende regeling in het plan in niet nodig.

5.12 Cultureel erfgoed

5.12.1 Toetsingskader

Onder cultureel erfgoed valt onder andere archeologie, cultuurhistorie, monumenten, karakteristieke panden, beschermde gezichten, monumentale bomen en landschap. Voorafgaand aan de uitvoering van plannen onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van waarden en daar in de ontwikkeling van plannen zoveel mogelijk rekening mee te houden. De essentie van deze wetgeving is behoud van archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem en de bescherming van het cultureel erfgoed en landschap.

Zo zijn er in het Bkl ten aanzien van de bescherming een aantal beginselen geformuleerd (art. 5.130 Bkl). Deze beginselen richten zich op de omgang met monumenten die op grond van het omgevingsplan zijn beschermd, archeologische monumenten, (voorbeschermde) rijksmonumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten en beschermde cultuurlandschappen. Daarnaast zijn in afdeling 8.8 van het Bkl regels gesteld voor de beoordeling van rijksmonumentenactiviteit en het verplaatsen van gebouwde monumenten.

5.12.2 Toetsing 

Archeologie 

Archeologie West-Friesland heeft een advies opgesteld voor de beoogde ontwikkeling, zie bijlage Advies archeologie. In de volgende uitwerking worden de bevindingen nader toegelicht. 

Volgens de beleidskaart ligt het plangebied in een zone met een zeer lage archeologische verwachting voor alle perioden. Hier is een vrijstellingsgrens van 10.000 m2 aan verbonden. De geplande ingrepen zullen de geldende archeologische vrijstellingsgrenzen niet overschrijden. Indien de (grondroerende) plannen ongewijzigd blijven, is nader archeologisch onderzoek in het kader van de Archeologische Monumentenzorg niet noodzakelijk.

Archeologie West-Friesland adviseert de voorgenomen ingrepen vrij te geven met betrekking tot het aspect archeologie. 

De voorgenomen ingreep is vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Ten behoeve van het doen van waarnemingen dient wel in de omgevingsvergunning voor het bouwen te worden opgenomen dat Archeologie West-Friesland het uitgraven van het zwembad wil monitoren. Bij de uitvoering van het plan wordt hiermee rekening gehouden. 

Vondstmateriaal dat bij het uitvoeren van het werk wordt aangetroffen zal door Archeologie West-Friesland worden aangeleverd aan het Provinciaal depot voor archeologie van Noord-Holland te Castricum. 

Cultuurhistorie en landschap

Het plangebied bevindt zich op de overgang tussen het agrarische landschap en de bebouwde kom. Bij de planvorming is zoveel mogelijk rekening gehouden met de uitgangspunten uit de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018, waarbij met name het respecteren van het Narre Vliet (oostzijde plangebied) en het agrarische lint van de Vok Koomenweg van belang is. Hoewel er niet voldaan kan worden aan de instructieregel, heeft de provincie Noord-Holland aangegeven in te kunnen stemmen met de positionering van het gebouw in het kader van cultuurhistorie en landschap (zie 4.3.2). De zone rondom het Narre Vliet blijft vrij van bebouwing en de indeling van het plangebied houdt rekening met de voor- en achterindeling van het agrarische lint.

Het plangebied maakt landschappelijk gezien deel uit van het historische zeekleilandschap van West-Friesland Oost, dat wordt gekenmerkt door veenontginningen, lange lintbebouwingen en opstrekkende percelen. Historische waterlopen zoals de Kadijk, de Gouw en de Groote Vliet zijn relicten van het waterrijke verleden en vormen nog steeds structurerende elementen in het landschap. Het gebied rond het plangebied heeft waardevolle ruimtelijke kenmerken, waaronder de bomenrijen langs de Vok Koomenweg, de groene randen van de rioolzuivering en het netwerk van langzaamverkeersverbindingen in de dorpsrand.

De ontwikkeling van het zwembad houdt rekening met het behoud en de versterking van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten. De balans tussen de bebouwing het open karakter wordt behouden. 

5.12.3 Conclusie

Er worden geen belemmeringen verwacht op het gebied van archeologie, gezien de lage verwachtingswaarde. Het opnemen van een aanvullende regeling in het plan in niet nodig.

5.13 Natuur – soortenbescherming

5.13.1 Toetsingskader

Hoofdstuk 5 van het Bkl bevat geen instructieregels met betrekking tot soortenbescherming. Echter, bij het toelaten van een nieuwe ontwikkeling dient met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties aangetoond te worden wat het effect is op de flora en fauna. Het toelaten van een nieuwe ontwikkeling kan immers hinder en schade opleveren voor bepaalde soorten.

5.13.2 Toetsing 

Om aan te tonen of de beoogde ontwikkeling invloed heeft op flora en fauna is een natuurtoets uitgevoerd (zie bijlage ).

Kleine marterachtigen 

Uit de toetsing komt naar voren dat het voorkomen van bunzing, hermelijn en wezel niet op voorhand kan worden uitgesloten. Om deze reden is nader onderzoek uitgezet. 

Vleermuizen 

De te kappen haag langs het sportveld is mogelijk in gebruik als (essentiële) vliegroute door vleermuissoorten zoals gewone en ruige dwergvleermuis en laatvlieger. Daarom is aanvullend onderzoek uitgezet. 

In de bomen langs het Narre Vliet kan de aanwezigheid van nesten en verblijfplaatsen van boom bewonende vleermuizen niet worden uitgesloten. Verstoring op potentiële verblijfplaatsen in de naastgelegen bomen dient te worden voorkomen. Verstoring wordt voorkomen door tijdens zowel de aanleg- als de gebruiksfase lichtuitstraling op de bomen te vermijden. 

Daarnaast maakt het Narre Vliet mogelijk onderdeel uit van een vliegroute van meervleermuis. Om verstoring van deze soort te voorkomen, wordt verlichting over het water vermeden. 

Vogels 

Negatieve effecten op broedende vogels worden bij voorkeur voorkomen door buiten het broedseizoen te werken, dus buiten de periode (half februari) half maart tot half juli (eind september). Het is ook mogelijk voor het broedseizoen te starten met de werkzaamheden en continu door te werken. Dan is het waarschijnlijk dat vogels niet in het plangebied gaan broeden vanwege de continue verstoring. Het is dan nodig om het plangebied voorafgaand aan de start te laten inventariseren op broedgevallen door een broedvogeldeskundige. Zijn er op dat moment vogels aan het broeden, dan kunnen de werkzaamheden pas starten als de jongen zijn uitgevlogen. Bij de uitvoering van het plan wordt hier rekening mee gehouden.

In het plangebied kunnen enkele dier- en/of plantensoorten voorkomen waarvoor de specifieke zorgplicht voor flora- en fauna-activiteiten geldt, zoals omschreven in artikel 11.27 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Met de plannen kunnen individuen van enkele dier- of plantensoorten worden verstoord of gedood. Vanwege de specifieke zorgplicht van de Omgevingswet wordt ten minste een week voorafgaand aan de grondwerkzaamheden de ruigte kort gemaaid. Op die manier hebben amfibieën en grondgebonden zoogdiersoorten waarvoor de specifieke zorgplicht geldt, voldoende tijd om zich te verplaatsen naar een locatie buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden.

5.13.3 Conclusie

Aanvullend onderzoek is noodzakelijk, mogelijk in combinatie met bijbehorende maatregelen. Inmiddels is nader onderzoek uitgezet.

De uitvoerbaarheid van het initiatief wordt hier niet door belemmerd. De resultaten van het nader onderzoek moeten bekend zijn voordat de bouwwerkzaamheden van start kunnen gaan. Eventueel zijn dan nadere afspraken gemaakt over mitigerende maatregelen. Het opnemen van een aanvullende regeling in het plan in niet nodig.

5.14 Natuur – gebiedsbescherming

5.14.1 Toetsingskader

Er zijn gebieden in Nederland die voor flora en fauna van groot belang zijn. Dit zijn de Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland-gebieden en andere bijzondere natuurgebieden en landschappen. Hiermee moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden. Bij de beoordeling kan blijken dat sprake is van Natura 2000-activiteiten: dit zijn activiteiten die significant nadelige gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied. Deze zijn meestal vergunningplichtig. Wanneer hiervan sprake is dienen deze direct te worden aangevraagd om vroegtijdig te kunnen beoordelen of er sprake is van een Evenwichtige Toedeling Van Functies Aan Locaties. 

Natura 2000-gebieden

De Europese Vogel- en Habitatrichtlijn beschermt Natura 2000-gebieden. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) wijst de Natura 2000-gebieden aan. Hiervoor gelden instandhoudingsdoelstellingen. De instandhouding moet zijn gericht op behoud. Het gaat ook om herstel dat moet worden nagestreefd om een habitattype of -soort weer in een gunstige staat te brengen. Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. 

Natuurnetwerk Nederland-gebieden (NNN-gebieden)

Het NNN is een samenhangend landelijk ecologisch netwerk. Het is gericht op de bescherming, de instandhouding en zo nodig het herstel van een gunstige staat van instandhouding van:

  • aanwezige dier- en plantensoorten;

  • typen natuurlijke habitats;

  • leefgebieden van soorten die van nature in Nederland voorkomen.

 

Bijna alle aangewezen Natura 2000-gebieden zijn onderdeel van het NNN. De provincie heeft in de omgevingsverordening de NNN-gebieden opgenomen.

Bijzondere natuurgebieden en landschappen

Naast de Natura 2000-gebieden kan de Minister van LNV bijzondere nationale natuurgebieden aanwijzen. De provincie kan in de omgevingsverordening bijzondere provinciale natuurgebieden en bijzondere provinciale landschappen aanwijzen.

  • Houtopstanden (bos)

    Mocht het plan gevolgen hebben voor houtopstanden buiten de bebouwingscontour houtkap (dat wil zeggen: er moeten bomen worden geveld), gelden rijksregels uit het Bal. Bij vellen hoort een herplantingsplicht maar hierop bestaan uitzonderingen (zie artikel 11.111 Bal). Als de rijksregels voor vellen van toepassing zijn, is het vellen van houtopstanden verboden zonder eerst een melding te doen.

5.14.2 Toetsing 

In het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is gekeken naar de effecten op Natura 2000-gebieden. Het plangebied ligt niet in of nabij een Natura 2000-gebied waardoor directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op Natura 2000-gebied op voorhand uitgesloten kunnen worden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het IJsselmeer dat op circa 1 kilometer afstand ligt. Dit gebied bevat geen stikstofgevoelige relevante habitattypen. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied met stikstofgevoelige relevante habitattypen zijn Eilandspolder en ligt op circa 22 kilometer.

Het plangebied ligt direct naast de natuurverbinding WNV1 aan de noordzijde van het plangebied, West-Friesland (tussen Medemblik, Enkhuizen, Hoorn en Ursem). Er zullen geen werkzaamheden plaatsvinden binnen de begrenzing van het NNN, noch in de watergang die onderdeel uitmaakt van de natuurverbinding. Provincie Noord-Holland hanteert geen externe werking op het NNN, waarmee effecten hierop kunnen worden uitgesloten. Ook op het bijzonder provinciaal landschap zijn geen effecten voorzien als gevolg van de geplande werkzaamheden. 

Met behulp van de nieuwste release van het rekenprogramma AERIUS-calculator is gekeken naar de depositie op de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden (automatische berekening). Vanuit de AERIUS-calculator is vervolgens een PDF-bestand met resultaten gegenereerd. Uit de berekening voor de aanleg- en exploitatiefase blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn om die reden niet aan de orde. Voor de uitvoering van dit project geldt geen vergunningplicht op basis van de Omgevingswet. Het complete onderzoek is te raadplegen in bijlage Stikstofonderzoek.

5.14.3 Conclusie

Wat betreft gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. Het opnemen van een aanvullende regeling in het plan in niet nodig.

5.15 Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

5.15.1 Toetsingskader

Op agrarische percelen kan sprake zijn van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) beoordeelt of gewasbeschermingsmiddelen en biociden veilig zijn voor mens, dier en milieu voordat ze worden toegelaten. Dat betekent echter niet dat nadelige gezondheidseffecten voor omwonenden volledig kunnen worden uitgesloten. Er zijn nog veel onduidelijkheden over de mogelijke relatie tussen blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen en de kans op gezondheidsschade. Op grond van het Bkl gelden weliswaar geen specifieke instructieregels, maar bij de evenwichtige toedeling van functies aan locaties moet in elk geval rekening worden gehouden met het belang van de volksgezondheid. In dat kader dienen ook de mogelijke gezondheidsgevolgen door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te worden beoordeeld.

Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies (zoals woningen) en agrarische gronden waar gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden gebruikt, niet onredelijk wordt geacht. Uit diezelfde jurisprudentie volgt dat het mogelijk is om deze afstand te verkleinen indien daaraan een deugdelijke, locatiespecifieke motivering ten grondslag ligt. Bij deze locatiespecifieke beoordeling dient niet alleen te worden gekeken naar het bestaande, feitelijke gebruik van de agrarische gronden. Uitgangspunt vormen de maximale mogelijkheden (rekening houdend met eventuele omschakeling naar andere teeltvormen en intensivering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen).

5.15.2 Toetsing 

Aan de westzijde grenst het plangebied aan een kwekerij met agrarische gronden en aan de zuidzijde grenst het plangebied ook aan agrarische gronden. Deze agrarische gronden liggen binnen 50 meter van het plangebied. Voor de beoogde ontwikkeling is onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, zie bijlage Spuitzone onderzoek. 

Op de agrarische grond geldt de regeling van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ (onderdeel tijdelijke omgevingsplan). Het naburige perceel ten westen alsook de gronden ten zuiden aan de overzijde van de Vok Koomenweg hebben op grond van genoemde bestemmingsregelingen een agrarische bestemming. Permanente bollenteelt is op deze gronden verboden, evenals sierteelt, fruitteelt, bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen. Teeltondersteuning (bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten bouwvlak) is toegelaten tot een hoogte van 6 meter.

In de huidige situatie wordt het land voornamelijk gebruikt voor sierteelt. Deze sierteelt omvat zowel eenjarige gewassen als pioenrozen, wat een meerjarig gewas is. Verder blijkt ook sprake van tuinbouw en enige akkerbouw. Uit eerdere teeltinformatie vanaf 2009 komt een vergelijkbaar beeld naar voren. Verder blijkt uit deze teeltinformatie van afgelopen jaren dat de agrarische gronden ten westen tot 2016 uitsluitend gebruikt zijn voor de teelt van bloemen en bloemzaden. Bij deze teelten wordt neerwaarts gespoten. 

Bij neerwaarts spuiten is sprake van relatief gering risico op verspreiding van druppeldrift. Dit vanwege de lagere spuithoogten, waardoor wind minder snel vat op de druppels zal kunnen krijgen. Verder wordt met de zwaartekracht meegespoten, in tegenstelling tot zijwaarts en opwaarts spuiten, waarbij het risico op druppelverspreiding groter is. Daarnaast heeft een opgaand gewas ook meer te behandelen (blad)oppervlak, zodat over het algemeen ook minder middel zal worden verspoten. 

Om de gezondheid te beschermen (en vanuit het oogpunt van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties) is in het plan een spuitvrije zone opgenomen over het agrarische perceel. De afstand tussen het zwembad en de aangrenzende agrarische percelen bedraagt 29 meter. Om een beschermingsafstand van 50 meter aan te houden, is een contour rondom het plangebied getrokken. Deze contour overlapt gedeeltelijk met het agrarische perceel en vormt daarmee een spuitvrije zone, zoals weergegeven in figuur 5.4. Daarnaast wordt een brede vegetatiestrook (groenblijvende haag) aangelegd als landschappelijke inpassing en bescherming tegen druppeldrift. Deze vegetatie bestaat uit meerjarige, laagblijvende struiken en bomen, waarbij minimaal een haag van 2 meter hoogte wordt gerealiseerd. Op deze wijze wordt de blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen geminimaliseerd. 

afbeelding binnen de regeling
Figuur 5.4: Inpassing zwembad met spuitzone 

(bron: BügelHajema)

5.15.3 Conclusie

Met de inrichting van het plangebied en het opnemen van een spuitvrije zone wordt op ruim voldoende wijze invulling gegeven om de gevolgen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen binnen het plangebied te beperken. 

5.16 Duurzaamheid

5.16.1 Toetsingskader

De Omgevingswet biedt geen specifiek toetsingskader voor duurzaamheid. Wel is duurzaamheid een belangrijk thema waar gemeenten bij het opstellen van hun omgevingsplan rekening mee moeten houden. Duurzaamheid is een breed begrip dat verschillende aspecten omvat, zoals de energietransitie, mobiliteit en hergebruik van materialen. Voor klimaatadaptatie gelden de nationale afspraken, met als doel dat Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust is. Nieuwe ontwikkelingen kunnen bijdragen aan dit doel.

5.16.2 Toetsing 

Het zwembad wordt volledig all-electric gerealiseerd. Een belangrijk onderdeel van de duurzame energievoorziening is riothermie, waarbij warmte wordt gewonnen uit afvalwater. Dit draagt bij aan een efficiënte en milieuvriendelijke energieopwekking.

Gezien de mogelijke uitdagingen op het elektriciteitsnet (netcongestie) wordt onderzocht of een tijdelijke hybride oplossing nodig is. 

5.16.3 Conclusie

Bij de ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van duurzame energie door middel van riothermie. Het opnemen van een aanvullende regeling in het plan in niet nodig.

5.17 Gezondheid

5.17.1 Toetsingskader

Het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit een belangrijk maatschappelijk doel van de Omgevingswet. De aspecten veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit hangen nauw met elkaar samen. De wet benadrukt dat bij het stellen van regels met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL), in ieder geval rekening wordt gehouden met het belang van het beschermen van de gezondheid.

5.17.2 Toetsing 

Uit de toetsing van de verschillende milieuthema’s, zoals beschreven in de voorgaande paragrafen, blijkt dat de ontwikkeling geen negatieve effecten op de gezondheid heeft. Naast de fysieke aspecten draagt het zwembad ook op sociaal en mentaal vlak bij aan een gezonde leefomgeving. Het fungeert als een ontmoetingsplek voor diverse doelgroepen, stimuleert beweging en ontspanning en bevordert sociale cohesie binnen de gemeenschap.

5.17.3 Conclusie

Het aspect gezondheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Het opnemen van een aanvullende regeling in het plan in niet nodig.

6 Juridische toelichting

6.1 Toepassingsbereik

Met deze wijziging van het omgevingsplan worden de bestaande juridisch planologische mogelijkheden en de regels uit het tijdelijk deel van het omgevingsplan gemeente Medemblik vervangen door deze wijziging van het omgevingsplan voor zover het gaat om het gebied waarop dit besluit betrekking heeft. Deze wijziging voldoet aan de Omgevingswet, de instructies vanuit het Rijk en van de provincie Noord-Holland.

Deze wijziging van het omgevingsplan vervangt niet alle regels die deel uitmaken van het tijdelijk deel van het omgevingsplan zoals dat op 1 januari 2024 geldt. De bruidsschat (inclusief vangnetregeling) en de gemeentelijke verordeningen die deel uitmaken van de het tijdelijk omgevingsplan worden niet gewijzigd. Wel heeft afstemming plaatsgevonden op de bruidsschat en waar nodig zijn bruidsschatregels opgenomen die niet van toepassing zijn op het nieuwe deel van het omgevingsplan. In het toepassingsbereik is opgenomen welke regels worden gewijzigd met dit wijzigingsbesluit.

Gemeente Medemblik is momenteel bezig met de ontwikkeling van een structuur van het casco voor het gemeentedekkend omgevingsplan. Voor ontwikkellocaties en projecten is daarom vooralsnog gekozen om deze in een apart hoofdstuk ‘Gebiedsontwikkelingen’ te verwerken. Dit hoofdstuk is als hoofdstuk 21 opgenomen in het casco van het omgevingsplan voor Medemblik. De voorliggende wijziging van het omgevingsplan is in paragraaf 21.2 van dit hoofdstuk opgenomen.

Het is de bedoeling dat vooreerst alle regels van een project in een aparte afdeling per project worden verwerkt om na uitwerking van het betreffende project uiteindelijk te worden verwerkt in de definitieve structuur van het omgevingsplan.

6.2 Begrippen

De begripsbepalingen uit de bijlage van de Omgevingswet zijn van rechtswege van toepassing op het wijzigingsbesluit en hoeven dus niet bij de begrippen te worden opgenomen. De begripsbepalingen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en de Omgevingsregeling zijn niet van rechtswege van toepassing op deze wijziging van het omgevingsplan. Daarom is in de begrippen hierop aangesloten door deze van toepassing te verklaren (artikel 1.1 lid 1).

In bijlage II zijn de begrippen opgenomen die van toepassing zijn op het van rechtswege verkregen Hoofdstuk 22 van het omgevingsplan (Bruidsschat). De begrippen die relevant zijn voor het voorliggende wijzigingsbesluit zijn hieraan toegevoegd. 

6.3 Algemene bepalingen

In subparagraaf 21.2.1 van de regels zijn een aantal bepalingen opgenomen die in zijn algemeenheid gelden voor dit wijzigingsbesluit. Het gaat hierbij om de zogenaamde voorrangsbepaling die aangeeft dat deze wijziging voorgaat op de van rechtswege verkregen bruidsschat (hoofdstuk 22). De parkeerbepaling geldt zowel voor bouwen als gebruik (zie paragraaf 6.4). Om die reden is gekozen de regels hiervoor in deze paragraaf op te nemen.

6.4 Functies en activiteiten

6.4.1 Inleiding

De wijziging van dit omgevingsplan voldoet technisch voldoen aan de Omgevingswet standaarden STOP/TPOD en wordt gepubliceerd in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). De van deze wijziging gaat uit van een indeling in activiteiten op basis van activiteitengroep of thema. 

6.4.2 Aanwijzingen in de fysieke leefomgeving

In subparagraaf 21.2.2 van de regels zijn de gebiedstypen opgenomen die in dit wijzigingsgebied voorkomen. Het gaat hierbij om aanwijzing van gebieden die niet als activiteit worden beschouwd, zoals groen of natuur. Deze ‘gebiedstypen’ functioneren uitsluitend als richtingaanwijzer, de regels die op deze locaties gelden zijn vervolgens gekoppeld aan doelen waarvoor deze gebieden mogen worden gebruikt.

Het onderhavige wijzigingsbesluit voorziet in het gebiedstype ‘groen’, zijnde het gebied ten zuiden van het overdekte zwembad dat gebruikt wordt voor de parkeervoorzieningen en toegang tot het zwembad en waarbij de inrichting een parkachtig karakter krijgt. De inrichting hiervan wordt geborgd met een instandhoudingsplicht. 

Ook is voor de spuitvrije zone een gebiedstype opgenomen. In de gebruiksregels is geregeld dat het verboden is om in dit gebied (synthetische – chemische) gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken. In afwijking van de rest van de gebieden die in dit plan geregeld zijn, geldt dat ter plaatse het onderliggende bestemmingsplan van toepassing blijft en dat de spuitzone daarop een aanvulling is. Eén en ander is in het toepassingsbereik geborgd.

6.4.3 Gebruiksactiviteiten

In subparagraaf 21.2.3 van het omgevingsplan zijn de gebruiksactiviteiten opgenomen die gelden voor dit project (sportactiviteiten in de vorm van overdekte recreatieve zwemactiviteiten). Deze paragraaf bevat in de eerste subparagraaf een ‘insluitingsregel’ waarbij is bepaald dat gebruiksactiviteiten die niet worden genoemd in deze paragraaf niet zijn toegestaan.

Zoals hiervoor al is aangegeven zijn ook gebruiksregels opgenomen voor de groene inrichting van het gebied en voor de spuitvrije zone.

6.4.4 Bouwactiviteiten

In paragraaf 19.1.4 van het omgevingsplan zijn de bouwactiviteiten opgenomen die gelden voor dit project. Deze paragraaf bevat in de eerste subparagraaf een aantal algemene bouwregels waaronder de meetbepalingen, de anti-dubbeltelregel, beoordelingsregels over het uiterlijk van bouwwerken (voorheen welstand), alsmede een aantal afwijkingsregels voor bouwactiviteiten die voorheen in als algemene afwijkingsregels in het bestemmingsplan waren opgenomen (zoals de 10%-regeling).

Verder komen de volgende bouwactiviteiten voor in het plangebied die per subparagraaf zijn ingedeeld:

Gebouw bouwen

Voor het zwembadgebouw  zijn beoordelingsregels voor het verlenen van een omgevingsvergunning opgenomen die zijn afgestemd op de uitgangspunten die voor de bouw van het zwembad gelden (zie paragraaf 2.3). De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als wordt voldaan aan die voorwaarden. Het gaat hierbij om beoordelingsregels die de situering en de maatvoering van het gebouw borgen, zoals de bouwhoogte.  

Ander bouwwerk bouwen

Andere bouwwerken betreffen de bouwwerken die niet als gebouw of overkapping zijn aan te merken, zoals bijvoorbeeld erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten. Voor zover deze niet vergunningvrij zijn, gelden de beoordelingsregels uit deze paragraaf. In algemene zin zijn andere bouwwerken (met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen) toegestaan tot 5 meter hoog, maar voorwaarde is wel dat deze bouwwerken moeten passen binnen de activiteiten die op de betreffende locatie zijn toegestaan.

7 Financieel-economische uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt getoetst of de betreffende ontwikkeling economisch niet evident onuitvoerbaar is. Dit houdt in dat:

  • a.

    de ruimtelijke ontwikkeling niet evident financieel onuitvoerbaar mag zijn en 

  • b.

    als de ruimtelijke ontwikkeling kostenverhaalplichtige activiteiten omvat, het kostenverhaal verzekerd moet zijn.

7.2 Financiële uitvoerbaarheid

Voor wat betreft de financieel-economische uitvoerbaarheid dient te worden beoordeeld of de ontwikkeling financieel haalbaar is. Als op voorhand duidelijk is dat de toegedachte functie om financiële redenen op langere termijn niet zal worden gerealiseerd, behoort de functie niet mogelijk te worden gemaakt. 

De gemeente is de initiatiefnemer en realiseert deze ruimtelijke ontwikkeling voor eigen rekening en risico. De gemeente heeft middelen beschikbaar om de ontwikkeling te realiseren. Daarmee is aan de eerste vereiste voldaan. 

7.3 Kostenverhaal

Indien de wijziging van het omgevingsplan nieuwe kostenverhaalplichtige activiteiten mogelijk maakt is kostenverhaal aan de orde. Een plan is financieel onuitvoerbaar als het kostenverhaal van door het plan mogelijk gemaakte kostenverhaalplichtige bouwactiviteiten en gebruikswijzigingen als aangewezen in artikel 8.13 Omgevingsbesluit niet is geregeld. 

De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling ziet toe op de bouw van een zwembad. De bouw van een of meer hoofdgebouwen anders dan gebouwen met een woonfunctie (het zwembad) is op grond van artikel 8.13 van het Omgevingsbesluit aangewezen als kostenverhaalplichtige activiteit. Op grond van artikel 13.12 Ow is het verboden kostenverhaalplichtige activiteiten uit te voeren voordat de hiervoor geldende kostenverhaalbijdrages zijn betaald. Dit verbod geldt niet in het geval dat het kostenverhaal is verzekerd. 

In dit geval is de gemeente Medemblik eigenaar van de gronden waar de kostenverhaalplichtige activiteit plaatsvindt. Omdat de gemeente zelf alle gronden waarop de kostenverhaalplichtige activiteit mogelijk wordt gemaakt in eigendom heeft, is kostenverhaal niet aan de orde. In het geval dat de gemeente zelf exploitant is, blijven de kosten voor rekening van de gemeente. Deze kosten worden gedekt door eventuele opbrengsten uit de grondexploitatie en middelen van de gemeente. Hiermee is ook aan de tweede vereiste voldaan en hieruit volgt dat de ruimtelijke ontwikkeling niet evident economisch onuitvoerbaar is.

8 Evenwichtige toedeling van functies aan locaties

8.1 Evenwichtige toedeling van functies aan locaties

Alle regels in het omgevingsplan samen moeten leiden tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De gemeente moet daarbij rekening houden met alle betrokken belangen. Ten behoeve van de wijziging van het omgevingsplan voor het nieuwe doelgroepenbad aan de Vok Koomenweg in Wervershoof zijn de voor de fysieke leefomgeving relevante aspecten onderzocht en afgewogen. De wijziging van het omgevingsplan is ook getoetst aan het relevante beleid. Hieruit is gebleken dat het project in overeenstemming is met het beleid op de verschillende overheidsniveaus. Bij de wijziging van het omgevingsplan voor het nieuwe doelgroepenbad in Wervershoof is daarmee sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

I Overzicht Documentenbijlagen

M.e.r.-beoordeling

/join/id/pubdata/gm0420/2025/6381bf2dda734791b1e51dc4a2a9c330/nld@2025‑07‑08;14291916

Beelkwaliteitsplan doelgroepenbad Wervershoof

/join/id/pubdata/gm0420/2025/33c63ecbcbd24b6fa70485ed45b1d58f/nld@2025‑07‑08;14291916

Verkeersonderzoek

/join/id/pubdata/gm0420/2025/b0b84bb3948e4c4d9b7552fdb4bad6a2/nld@2025‑07‑08;14291916

Akoestisch onderzoek Zwembad Wervershoof

/join/id/pubdata/gm0420/2025/9e84f4923bb64601aa881d29afa507a9/nld@2025‑07‑08;14291916

Advies geur

/join/id/pubdata/gm0420/2025/3781e20df2f04fd4a26e5a3b02f037cb/nld@2025‑07‑08;14291916

Verkennend bodemonderzoek

/join/id/pubdata/gm0420/2025/fafca4c49ea24121b0fd7655db3c565b/nld@2025‑07‑08;14291916

Wateradvies

/join/id/pubdata/gm0420/2025/91f7cb3c28bc4e38805349158d7298ba/nld@2025‑07‑08;14291916

Ophoogadvies

/join/id/pubdata/gm0420/2025/00e1496b366545bd81cb9b8f1e60ee25/nld@2025‑07‑08;14291916

Advies archeologie

/join/id/pubdata/gm0420/2025/e10d5ca7c0f643e9911ad136816379a2/nld@2025‑07‑08;14291916

Natuurtoets – Quickscan ecologie

/join/id/pubdata/gm0420/2025/6912407a58854573bf27fc863a90db37/nld@2025‑07‑08;14291916

Stikstofonderzoek

/join/id/pubdata/gm0420/2025/02abf312395a433b9bdeac6118df8eea/nld@2025‑07‑08;14291916

Spuitzone onderzoek

/join/id/pubdata/gm0420/2025/12f37be0be594962b0571d23bbc82474/nld@2025‑07‑08;14291916

Link naar bekendmaking

Tags: BekendmakingenGemeente Medemblik
ShareTweetSendShareSend
Advertenties van onze sponsoren
• BHV materialen nodig? BHVtotaal uw partner in veiligheid!
• Ook hier adverteren? Vanaf €25,- p/maand
• Renovatie badkamer, keuken, toilet? Vertelman Tegelwerken
• De HorlogeSmit voor horlogereparaties en onderhoud 0611040316

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Inschrijven voor Nieuws Updates:

Skoftig; Nieuws uit jouw regio in je mailbox Abonneren

Populair afgelopen 24 uur

  • Poging tot inbraak bij juwelier in Blokker: daders vluchten na alarm en mistmachine

    Poging tot inbraak bij juwelier in Blokker: daders vluchten na alarm en mistmachine

    360 shares
    Share 144 Tweet 90
  • Medemblik zet stap richting nieuw overdekt zwembad aan Vok Koomenweg in Wervershoof

    289 shares
    Share 116 Tweet 72
  • Burgemeester sluit voormalig restaurant en woning in Medemblik vanwege grote hennepkwekerij

    208 shares
    Share 83 Tweet 52
  • Natuurlijk begraven op Zuiderveld lijkt haalbaar, college werkt plannen verder uit

    205 shares
    Share 82 Tweet 51
  • Derde brug en fiets- en wandelpad tussen stadsstrand en Hulk geopend

    140 shares
    Share 56 Tweet 35

Lokaal nieuws en bekendmakingen

  • Drechterland
  • Enkhuizen
  • Hoorn
  • Koggenland
  • Medemblik
  • Opmeer
  • Stede Broec
Facebook Twitter Instagram Telegram LinkedIn

Nieuws, informatie en bekendmakingen per gemeente

  • Drechterland
  • Enkhuizen
  • Hoorn
  • Koggenland
  • Medemblik
  • Opmeer
  • Stede Broec
Volg OnsWestfriesland en mis geen nieuws
  • Bluesky:  ons.wf/bluesky
  • Instagram:  ons.wf/Instagram
  • Twitter: ons.wf/twitter
  • facebook: ons.wf/facebook
  • Youtube: ons.wf/youtube
  • Telegram: ons.wf/telegram
  • Threads: ons.wf/threads
  • Mastodon: ons.wf/mastodon
  • Whatsapp Channel: WestfrieslandNieuws
  • whatsapp: 06-49 522 000 (nieuws, tips en foto's)
Samen groeien wij door naar de nummer 1 nieuwswebsite gericht op Westfriesland.

Laatst toegevoegd

Poging tot inbraak bij juwelier in Blokker: daders vluchten na alarm en mistmachine

Derde brug en fiets- en wandelpad tussen stadsstrand en Hulk geopend

Ontwikkelcombinatie gaan haalbaarheid woningbouw onderzoeken voor Eikstraatkwartier in Hoorn

Burgemeester sluit voormalig restaurant en woning in Medemblik vanwege grote hennepkwekerij

Medemblik zet stap richting nieuw overdekt zwembad aan Vok Koomenweg in Wervershoof

Opmeer scoort hoger in burgeronderzoek: vertrouwen, leefomgeving en digitale dienstverlening verbeteren

Onderzoek naar vaarroute tussen Hoogkarspel en Medemblik krijgt vervolg

© 2013-2024 OnsWestfriesland.nl een Westfriesland Media productie. Alle rechten voorbehouden. | Disclaimer

Welcome Back!

Login to your account below

Forgotten Password

Retrieve your password

Please enter your username or email address to reset your password.

Log In
Beheer toestemming
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt. De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door je Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een site of over verschillende sites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.
Beheer opties Beheer diensten Beheer {vendor_count} leveranciers Lees meer over deze doeleinden
Bekijk voorkeuren
{title} {title} {title}
  • Drechterland
  • Enkhuizen
  • Hoorn
  • Koggenland
  • Medemblik
  • Opmeer
  • Stede Broec
No Result
View All Result

© 2013-2024 OnsWestfriesland.nl een Westfriesland Media productie. Alle rechten voorbehouden. | Disclaimer