7 mei 2025 – Column Peter Ursem: Over vanzelfsprekendheid en beestenboel
Dat we in Noord-Holland wonen, vaak in een stukje provincie dat onder de zee- of meerspiegel ligt, beseffen we misschien niet zo vaak. Ikzelf sta er nauwelijks bij stil, omdat ik al heel wat decennia op een stukje grond woon, dat bij grote watersnoodramp vol loopt met niet afdoende geweerd water. Ik moet zelfs wennen aan de berichten van de laatste tijd dat het allemaal veel te droog wordt. Dat Nederland een waterland is lijkt een beetje een geschiedenisverhaaltje te worden. In het Zuiderzeemuseum zal ons nageslacht verwonderd kunnen kennis nemen van onze vroegere strijd tegen waterwolven.
In dat licht komen berichtjes over het waterleven met bloeiend onderwaterleven dat we nog wel hebben en koesteren en daarom speciale slimme maatregelen treffen om dat effectief te kunnen blijven doen, bij mij over als seintjes dat niet alles zo vanzelfsprekend is. Ik eet geen vis, maar dat hoeft natuurlijk niet te betekenen dat vis mij dus helemaal niks interesseert. De boerenslootjes die wij tijdens wandelingen nonchalant passeren kunnen een prachtig ecosysteem zijn, waardoor het van alles en nog wat boven water ook beter kan laten functioneren. Als stadsmens ontgaat je gauw een heleboel.
Als stadsmens ontgaat je gauw een heleboel.
Ons hoogheemraadschap heeft de taak om de verschillende waterhoogtes via gemalen in de gaten te houden en te regelen. Hier en daar met pompen. Dat gaat dus wat moderner dan de talloze watermolens die er ooit dienst hebben gedaan. Maar die pompinstallaties zijn voor vissen die argeloos daar in de buurt op zoek zijn naar levensbehoudende hapjes een dodelijke bedreiging. Nu werd het waterleven voorheen ook nog uitgebreid uitgeroeid door boeren die voor hun gewassen voor de menselijke keukens een ruime sortering gif insloegen om daar eens kwistig allerlei ander ongerief mee te bestrijden.
Nu het onderwaterleven steeds minder wordt bedreigd en zich langzamerhand ook in ons eigen voordeel herstelt wordt het ook tijd om onze technische waterbeheerapparatuur eens kritisch te bezien. En dat gebeurt in onze omgeving steeds meer. Bemaling van het water dat vissenlevens niet meer fataal is gebeurt ook door vissen af te schrikken in de buurt van de waterpompen te komen. Afschrikken bij vissen is iets anders dan een nepreiger of-ooievaar neer te zetten. Je moet om succesvol de vissen te kunnen sparen ze echt de stuipen op het lijf jagen, denk ik.
Ze doen het kennelijk niet goed als huisdier en geen dierenpark of dierenopvang zet een uitnodigende deur voor deze dieren open.
Een dier dat mijn wij-zitten-veilig-achter-stevige-dijkengevoel onderuit haalt blijkt de muskusrat te zijn. Anders dan bevers en dassen die ook dijken en spoordijken ondermijnen is de muskusrat niet een beschermde diersoort. De muskusratten zijn in onze omgeving druk doende hun holen te graven in dijken en daar dient een einde aan te komen. Holen worden blootgelegd en de beesten zelf worden zo veel mogelijk gevangen. Nu is dat vangen slechts een deel van de activiteit, die ervaren muskusratvangers doen. De beestjes overleven het nooit. Ze doen het kennelijk niet goed als huisdier en geen dierenpark of dierenopvang zet een uitnodigende deur voor deze dieren open.
Onze hoogheemraadschappen makken ook geen gebruik van apparatuur om muskusrat of andere dieren af te schrikken wanneer ze in de buurt van dijken komen. Wellicht zouden wij er dan zelf ook last van hebben en voor wie is een wandelingetje over een dijk niet af en toe leuk om te doen? De bever en das worden bij onze dijken nog niet actief aangetroffen. Anders hadden we werkelijk een probleem, want deze dieren zijn beschermd en voordat de Partij voor de Dieren ronduit zou instemmen met het verjagen of uitroeien bij dijken moet er nog heel wat water door onze sloten en langs onze dijken stromen.
Wat goed toch dat we af en toe eens iets vernemen over onze eigen leefomgeving. Wanneer daardoor de vanzelfsprekendheid minder vanzelfsprekend wordt is dat alleen maar goed. Wanneer je veilig wilt blijven wonen, zul je daar zelf ook aandacht voor te hebben.