15 september 2022 – Column Peter Ursem: Kletspraat over woningnood
We hebben in de tijd dat ik al rondloop op deze aarde al vaker berichten gehoord over woningnood. Die was er waarschijnlijk al decennia en af en toe bereikt die het stadium van landelijke bekendheid. Cabaretiers maakten daar grappen over. Ik hoor nog Adèle Bloemendaal met wanhoop in haar stem ‘Woningnood! Woningnood!’ roepen in een nummer waarin Frans Halsema een sneldichter speelt en met het woord woningnood een lullig versje maakt dat absoluut niet getuigt van inzicht in de ernst ervan.
De Amsterdamse politicus Jan Schaeffer, als Amsterdams wethouder en als staatssecretaris bloedserieus bezig met volkshuisvesting, deed de pakkende uitspraak: ‘In gelul kun je niet wonen.’ En wanneer zaken niet vlot genoeg van de grond kwamen: ‘Is dit beleid of is hierover nagedacht?’ En wanneer je nagaat hoeveel hij daarmee heeft betekend voor het netjes onderdak brengen van het volk, dan mag je zeggen dat hij hier en daar een deuk in pakjes boter heeft geslagen.
Hadden we nog maar een legertje Jan Schaefers.
Ik ben geen deskundige op woningbouwgebied, maar wanneer je ervan uitgaat dat het bouwen en exploiteren van woningen een flink verdienmodel is en er heeft een flinke tijd een politieke wind gewaaid die vierde dat het communisme failliet was en dat de vrije markt dus mooiere oplossingen kon bieden voor alle ingewikkelde zaken, dan moet je nu kunnen constateren, dat er dan ook flink verdiend is aan woningen. Het is ook aan te nemen dat wanneer je teveel woningen bouwt, het verdienmodel een stuk minder oplevert.
Wat in deze tijd ook sterker dan vroeger speelt is dat zich op de woningmarkt noodkreten klinken vanuit veel meer groepen. We hebben bijvoorbeeld ook de plicht om asielzoekers op te vangen uit de diverse noodgebieden in de wereld. Onze Nederlandse beschaving vertaalt dat verder door naar het bieden van fatsoenlijke woonruimte aan ieder die woonruimte nodig heeft. En op het moment dat gemeenten vanuit Den Haag een opdracht krijgt om een door hen bepaalde hoeveelheid woningen toe te wijzen aan andere groepen dan de uitdijende eigen bevolking, dan gaan zaken wringen en daar is politieke munt uit te slaan.
met een scheef oog wordt gekeken naar de categorie gescheiden mensen
Om te voorkomen dat kiezersgunst naar de partijen gaan die de woningbehoefte aan eigen volk het eerst bevredigt wil zien en daarna kijken we nog wel eens, heeft minister Hugo de Jonge voorgesteld om nu de helft van de vrij komende woningen te bestemmen voor de eigen gemeentebevolking. Nu ben ik benieuwd of er ooit een politieke beweging komt die de opvatting huldigt dat bij het bepalen van grootste woningbehoefte bij eigen volk eens met een scheef oog wordt gekeken naar de categorie gescheiden mensen. Na scheiding is er voor een uiteengevallen gezin een woning erbij nodig. Krijgen we een beweging die verkondigt dat je eens wat meer moeite moet gaan doen om je huwelijk goed te houden en dat een scheiding niet betekent dat je recht heb op een woning erbij?
In hoeverre zit een soort van genetisch ingebakken stamdenken in ons en is daarom een eerste reactie dat ieder van een duidelijk andere stam niet meteen welkom is en zeker niet wanneer die met wensen komt aan zaken waar een krapte in bestaat? En is dit tevens niet een mooi instrument om te kunnen meten in hoeverre je in staat bent geen discriminerende gedachten te krijgen tegen ieder die iets anders is dan de mensen waarvoor je onbewust een stamgenootschap voelt?
Natuurlijk kun je dit gelul vinden en hiermee bouw je nog niet voldoende huizen. Nog wat: ik ben met pensioen en moet ik nu eigenlijk voor mijn eigen bestwil hopen dat mijn pensioenfonds een succesrijke vastgoedcowboy is?