HOORN – Maandag 1 april is Hans Stuifbergen benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Exact 30 jaar na de start op 1 april 1994, toen nog op de Bierkade in Hoorn.
In mei 2023 sprak redacteur Alex Gitzels uitgebreid met Hans Stuifbergen van Musem van de 20e Eeuw. Het museum was een van de vijf genomineerden van de Van der Valk Publieksprijs bij het Westfries Ondernemersgala van 2023. Hij won deze echter niet, de prijs ging naar Restaurant Ridderikhoff uit Hoorn.
Het gehele interview op beeld is te zien via deze link. Aan de podcast tafel is ook John Kok van café de Paus aangeschoven, hij van ook genomineerd.
Interview
Hieronder het deel van het gesprek over het Museum van de 20e Eeuw en Hans Stuifbergen. Deze tekst is gegenereerd via audio van de video. Hoewel deze is nagekeken, kunnen er hierdoor nog kleine foutjes en spreektaal in de tekst verwerkt zitten.
Alex Gitzels:
Wie is Hans Stuijfbergen?
Hans Stuijfbergen:
Hoorninees, geboren en getogen in Hoorn. Een eigenwijs mannetje, die soms dingen doorzet en soms niet. Ik ben nu alweer bijna 30 jaar, ik moet er wel om lachen, soms huilen directeur van het museum van de 20e eeuw, tijd vliegt.
Alex Gitzels:
Zie je zelf als een bedrijf, Hans?
Hans Stuijfbergen:
We runnen het museum als een bedrijf. Niet omdat je dat wil, maar dat moet gewoon. Maar we zijn een stichting en dat betekent automatisch dat we geen winstoogmerk hebben. Mensen denken wel eens bijvoorbeeld dat de collectie van mij als de directeur is, maar dat is niet zo. De collectie is van de stichting. En het is niet zo als we een goed jaar hebben… Dat ik meer salaris krijg of een winstuitkering. Dat is allemaal niet aan de orde.
Een stichting zoals de meeste musea in Nederland. Soms is het nog een onderdeel van de gemeente. Dat is bijvoorbeeld met het Westfrieks Museum zo. Maar we zijn een onafhankelijke stichting. Ik ben directeur-bestuurder. Vroeger had je nog echt een dagelijks bestuur, maar de praktijk was bij onze organisatie al jaren geleden dat ik het meeste deed en de dagelijkse gang van zaken regelde. Dus toen is op voorstel van de toenmalige voorzitter, en die was notaris, van maak er een moderne stichting van. En toen hebben we gekozen voor de opzet dat er een raad van toezicht is die mijn functioneren, mijn werk controleert op afstand. En dat is bij de meeste musea inmiddels het geval.
Alex Gitzels:
Jullie zijn gevestigd op het Oostereiland in Hoorn, dit is niet jullie eerste locatie.
Hans Stuijfbergen:
Nee, wij zijn begonnen op de Bierkade in twee oude kaaspakhuizen. Gouda en Alkmaar, zo heetten die panden. En dat is eigenlijk wel heel mooi geweest zoals we konden beginnen in 1994. 1 april 1994 openden we de deuren. Best wel een lange grap als je het zo beschouwt. Die panden kwamen leeg, dat waren kaaspakhuizen geweest. De kaas ging naar een moderne opslag op een bedrijventerrein. Grote vrachtwagens in de binnenstad is niet handig.
Ik las in de krant dat die panden leeg kwamen te staan. Ik dacht dat het grote panden waren, een dubbel kaaspakhuis. Ongeveer 1700 vierkante meter. Dat wist ik toen nog niet, maar ik wist wel dat het groot was. Ik heb contact opgenomen met de eigenaren, we hebben een plan voor een museum. Ik heb het plan samen met Harry van Lunteren, die helaas niet meer onder ons is, bedacht. Harry en ik waren al jarenlang bevriend. We maakten Reizen door Amerika, we maakten radio in Hoorn bij de lokale omroepen.
De voorlopen daarvan waren we actief. Maar Harry en ik hadden dit plan bedacht, deels al rijden toer Amerika overigens. Maar we kwamen bij dat pand uit en Ik denk dat het feit dat een van de twee eigenaren van die kaasbakhuizen les heeft gehad van mijn opa, dat dat het ijs deed breken. Want wij, Harry en ik, waren eigenlijk twee gekken die met een gek plan gingen voor een museum van de 20e eeuw. We hadden eigenlijk nog niks te bieden. En toch wilden die eigenaren met ons in zee. Daar ben ik ze nog steeds dankbaar voor. En Zo is de start mede mogelijk geworden.
Alex Gitzels:
Ja. Moet ik dat dan ook zien als je eerst de spullen had en toen naar ruimte zocht? Of was er eerst een idee, dan de ruimte en toen de spullen?
Hans Stuijfbergen:
Dat laatste. Meestal musea zoeken voor een bestaande collectie onderdak. Zo zijn alle musea ontstaan, het Rijksmuseum, het Westfriesmuseum. Wij hadden het idee en concept en nog geen collectie. Het was ook niet zo dat Harry en ik als initiatiefnemers een huis vol oude spullen hadden, helemaal niet. We hadden puur het idee in 1992, 1993 ontstond dat idee van het laatste decennium van de 20ste eeuw was ingegaan. Er is eigenlijk geen museum in Nederland waar je dingen ziet of leert over met name de tweede helft van de 20ste eeuw. Tot de jaren 30 zag je nog wel in musea, dat zie je ook in het openluchtmuseum Enkhuizen, toen de tijd ook het openluchtmuseum in Arnhem, Die gingen tot de jaren 30, soms de jaren 40 met interieurs en objecten.
Maar de tweede helft van de 20e eeuw zag je in Nederland bijna niks van… Alleen als het design was. En onze insteek was altijd van design. Dat was voor de elite, voor de mensen die zich dat konden veroorloven. Maar dat stond niet bij de gemiddelde Nederlander in huis. Dus wij wilden juist laten zien wat heeft de gemiddelde Nederlander aan meubilair, aan apparaten in huis. Hoe was hun huis ingericht, hoe leefden ze? En daarbij wilden we de populaire cultuur uit de 20e eeuw laten zien. Dus ook op het gebied van muziek of film of speelgoed.
Vrijheidsbesteding is natuurlijk gigantisch toegenomen in de 20e eeuw. Dus dat idee is gegroeid, dat hebben we op papier gezet. We zijn fondsen gaan benaderen en we kwamen een verzamelaar tegen met een startcollectie, die daar onderdag voor zocht. Die meneer Cohen ging kleiner wonen en had van alles verzameld, van schijfmachines tot keukenspulletjes, tot meubilair, gekke dingen, gewone dingen.
Alex Gitzels:
Hij had thuis al een mini-museum?
Hans Stuijfbergen:
Ja, hij ging verhuizen en had een oproep geplaatst in een verzameltijdschrift. Ik zag die oproep van hem, wie wil mijn collectie lenen. We kregen hem voor 20 jaar in bruikleen. Inmiddels van zijn kleinkinderen, hij leeft niet meer, overgenomen. Nu is het dus wel van het museum, maar het is heel lang een bruikleen geweest en daar konden we mee starten. Vanaf dag 1 zijn er spullen geschonken aan het museum. Elke dag krijg ik mailtjes, soms wel vijf op een dag, van ik heb dit of ik heb dat. Of mijn ouders gaan eindelijk hun huisje verlaten en naar een verzorgingshuis bijvoorbeeld.
Is dit iets voor jullie? De eerste jaren waren we bijna met alles blij, maar nu zeggen we vaker nee dan ja, omdat we het al hebben, of in drie kleuren of in zeven formaten al hebben. Dat is de grootste uitdaging voor musea tegenwoordig. Hou je collectie beperkt en overzichtelijk. Zorg ervoor dat wat niet bij je collectie past, je het kunt afstoten. Afstoten is nu het grootste issue in museumland. Wij zijn op tijd begonnen met bij de voordeur selecteren.
Alex Gitzels:
Hoe doe je het dan met het eigendom van de spullen? Als je die in bruikleen hebt of dat het geschonken is en je gaat het van de hand nemen?
Hans Stuijfbergen:
Als men nu iets aan ons wil geven moet het een schenking zijn. Anders loop je het risico dat iemand zegt dat hij nog drie mooie bromfietsen heeft, maar geen plek om die op te slaan. Dan willen ze het uitlenen aan ons. En als het weer mooi is, kan hij het een weekje uitlenen. Dat werkt niet. Wij zeggen nu wel dat het een schenking moet zijn. Maar ook de garantie dat we het dan niet weg doen en dat we wel proberen iets mee te doen. Het kan tijdelijk in depot belanden.
Musea die hebben allemaal een depot. Wij hebben redelijk veel, eigenlijk heel veel op zaal. De meeste musea hebben bijvoorbeeld 5% op zaal en de rest is in opslag.Bij ons is het eerder andersom. Maar wij moeten toch ook zorgen dat wat we aannemen, dat we het kwijt kunnen. Of tijdelijk in de opslag, of ooit op zaal.
Alex Gitzels:
Ik denk dat we nu wel een stapje moeten maken naar het nieuwe pand, anders blijven we lang in het verhaal zitten. Hoe is de stap gegaan van de Bierkade naar de Oostereiland?
Hans Stuijfbergen:
We groeiden toen al uit ons jasje, dat doe je als museum als je niet oplet al snel. Het pand, het oude kaasbakhuis had ook nadelen, houten vloeren, het was heel laag, 11 kaasplanken boven elkaar, 2,40 meter hoog was het, heel gehoorig, het was niet ideaal als museumpand. Maar vooral zochten we meer ruimte. We hebben in 2000 al de gemeente laten weten dat als ooit de gevangenis op dat Oostereiland beschikbaar komt, dan willen wij wel meedoen. En pas jaren later kon de gemeente het kopen van het Rijk, want het was nog een Rijkswerkinrichting en een eigendom van het Rijk. En toen moest het nog allemaal opgeknapt worden, vervuilde grond moest afgegraven worden. Uiteindelijk bleek zelfs de hele fundering moest vervangen worden. Dat heeft de gemeente heel veel geld gekost.
Alex Gitzels:
Is het een soort generatiebezoek aan het musuem? De oude generatie neemt de jongere mee en dan zo op als het vroeg was?
Hans Stuifbergen:
Zonder meer. Wij worden ook wel het Oja-museum genoemd. Maar ik zeg altijd, de beste gids is opa of oma. En anders je vader of moeder. Maar het leuke is, we hebben natuurlijk ook een zaal met computers en de ontwikkeling van de computer. En dan kunnen we de kinderen soms aan opa en oma uitleggen, dit is zo’n computer. Of bijvoorbeeld telefoons hebben we ook in alle soorten en uitvoeringen. Dus Het gaat beide kanten op, de informatie.
Maar dat vind ik nog steeds het leukste, om af en toe door de zaal te lopen en te luisteren naar de mensen, wat ze vertellen.
Alex Gitzels:
Belangrijk is ook natuurlijk de hoofdexpositie, of waar je mee naar buiten treedt. Jullie hebben nu een lopende actie, die van het Lego. Er zit een verhaal bij, hoe krijg je dat in horen?
Hans Stuijfbergen:
We wilden Altijd de populaire cultuur uit de 20ste eeuw willen tonen. We hadden in 1994 een Barbie tentoonstelling als eerste museum in Nederland. In 1997 hadden we ook een Lego tentoonstelling. Toen kregen we nog veel medewerking van Lego Benelux. Die kwam met de vrachtwagen voorrijden met 2 meter hoge gebouwde modellen. Daarna ging het zo goed met Lego, ze hadden moeilijke jaren, rond 2000 was het spannend, Lego was bijna failliet. Na de introductie van Star Wars Lego ging het echt heel goed. En nu gaat het eigenlijk al 20 jaar heel goed.
Vorig jaar kwam ik erachter via Facebook dat er een compleet LEGO museum, een particulier LEGO museum in Noord-Brabant aangeboden werd. Maar dat kostte heel veel geld. LEGO is gewoon, zeker historisch LEGO heel duur. Maar het was wel echt een hele complete brede verzameling. Dus we zijn heel lang aan het onderhandelen geweest. We hebben ook een deel niet overgenomen en een deel is verkocht aan een ander museum.
Maar uiteindelijk hebben wij in het najaar vanaf oktober… Met, ik denk, acht vrachtwagens, die hele collectie hierheen gehaald. We gingen 1 dag per week naar Noord-Brabant met 10, 12 medewerkers, vooral vrijwilligers. En bubbeltjesfolie mee, verhuisdozen mee, want alles moest ingepakt worden. Omdat het vorig jaar 90 jaar Lego was, konden we in december nog starten met 90 jaar Lego als wisselexpositie. En dat levert nu heel veel bekijks op. We zitten nu al op 45.000 bezoekers sinds half december. Dus dat gaat heel goed. En de reacties zijn heel leuk. Het was een investering, maar wel een goede.
Alex Gitzels:
Hoeveel personen zijn actief bij het museum?
Hans Stuijfbergen:
We zitten nu bijna op 100 vrijwilligers. In het najaar zijn we gestart met een elektrisch busje om te pendelen tussen station, parkeerterrein en het museum. We hebben nu al 15 vrijwillige chauffeurs. Want elke dag zijn we open. We zijn maar drie dagen in het jaar dicht, dus bijna ja continu open en we hebben dus veel vrijwilligers nodig bij de entree, bij onze winkel, bij onze horeca, maar ook achter de coulissen, technici, mensen die de collectie beheren, fotograferen, inschrijven in de computer, noem maar op.
Alex Gitzels:
Hans, waarom ben je zo trots op de organisatie, op je bedrijf?
Hans Stuijfbergen:
Het is toch dat een plan is werkelijkheid geworden. En het is nu kun je ook zeggen, na bijna 30 jaar, niet voor een paar jaar geweest. Ik heb ook wel eens een raadslid horen zeggen al heel lang geleden, van ja, het gaat nu goed, maar op een gegeven moment houdt het op. Nou nee, als je, ja, denk ik goed onderneemt, want dat moeten wij ook, en Goed aan je publiek denkt en aan je medewerkers, dan kan het langer meegaan. En we willen ook eigenlijk, dat ook als ik over een paar jaar stop, dat het wel blijft bestaan. Dus we zijn nu juist bezig om na te denken over hoe het gaat over een paar jaar qua bezetting en organisatie.
Waar ik het meest trots op ben, is dat we met relatief weinig middelen, aanvankelijk zelfs echt met heel weinig centjes of geen centjes, het opgestart hebben, gegroeid zijn, professioneler zijn geworden, meer bezoek hebben getrokken. En dat vooral, wat ik in het begin ook zei, met al die vrijwilligers. Want die zitten dus bij ons echt in elke afdeling. Niet alleen, wat bij sommige organisaties is, aan de buitenkant, bij een loket of een bar. Bij ons zitten ze echt in alle afdelingen. En ja, dat is gewoon goud waard.
En Met 2,6 FTE op dit moment en 100 vrijwilligers zie je die verhouding wel. Daar ben ik het meest trots op. Ik vind het leuk dat ik in mijn eigen stad dit heb kunnen doen. Want ons museum zou overal in Nederland gevestigd kunnen zijn. We zijn ook nog eens benaderd door burgemeester van Lelystad. Van kunnen jullie niet naar ons komen? Hebben we ook overleg gevoerd, want onze locatie kent ook wel nadelen. Het is een prachtige plek, maar moeilijk bereikbaar, zeker voor auto’s. Eigenlijk niet bereikbaar.
En het punt dat je meer ruimte kunt gebruiken… Hebben we wel een gesprek gevoerd, maar uiteindelijk heb ik toch gezegd… We blijven lekker hier, dan maar wat beperkingen. En Dat hebben we onder andere met een elektrisch busje opgelost. Of deels opgelost. Dus ja, iets leuks in je eigen omgeving creëren, dat is mooi. En ik vind het zelf ook prettig dat ik niet een half uur in de file sta. Ik ben met een paar minuten thuis.
Alex Gitzels:
Jij noemde nu van sinds half december al 45.000 bezoekers. Dat moet je ook trots maken.
Hans Stuijfbergen:
Ja. Ik heb tegen mijn raad van toezicht al een paar maanden geleden gezegd dat ik dit jaar voor 100.000 ga. Toen lachten ze een beetje, dat is wel hoog gegrepen. Ik denk echt dat dat haalbaar is dit jaar. Ik denk dat de loop er ook wel in blijft. Onze kerstvakantie was extreem druk. Toen hadden we soms 1000 tot 1200 mensen op een dag. En dan is het eigenlijk te druk voor ons en voor de bezoeker. Deze vakantie hebben we gemiddeld 400 tot 500 mensen per dag had.
Dat is net mooi en dat is ook een mooi aantal. Maar voor corona zaten we, zeg maar het gemiddelde van 10 jaar, was 50.000 bezoekers. En Dat is voor een museum in Hoorn heel netjes. Na de stoomtram zijn we het tweede museum qua bezoekersaantallen. Je ziet ook op sommige sites dat wij als de tweede attractie van Hoorn worden genoemd. Dat is natuurlijk mooi.
Alex Gitzels:
Is die erkenning er ook voldoende? Ik lees ook wel eens wat negatieve berichten in relatie tot toerisme. Maar ook wel dat er toch wel heel veel in de gemeente gekeken wordt naar de grote broer in het Westfries Museum.
Hans Stuijfbergen:
Het Westfries Museum is een gemeentelijk onderdeel, een gemeentelijk museum. Ik vind het logisch dat hij meer subsidie krijgt, meer dan wij. Ook meer aandacht. Wij zullen nooit op de gemeentelijke pagina staan in de krant. Wat we ook organiseren of bereiken, omdat we niet bij de gemeente horen. Ik vind dat wel eens jammer, maar daar leer je ook mee leven. De politiek is zich niet altijd bewust van wat we doen en hoe we het doen. Bijvoorbeeld de inzet van die 100 vrijwilligers, maar ook het bereik dat we gewoon hebben, dat we mensen uit het hele land trekken, dat vind ik ook wel eens jammer.
Maar daar leer je ook wel mee leven. Wat ik het belangrijkste vind, is dat onze bezoekers een prettige ervaring hebben en dat onze gemiddelde reactie, of gemiddelde beoordeling, dat die goed is. En wat ik zie, of het nu op Google een beoordeling is of op Facebook, ons gemiddelde zit op 4.5 uit 5, dus een schoolschrijver van 9. En dat is netjes. En dat zien wij ook in onze eigen enquêtes… En in ons reactieboek zien we dat terug.
Alex Gitzels:
Maar je bent natuurlijk ook afhankelijk van toerisme. Elke eurotourisme die de gemeente investeert, want het zit nu helemaal weer bij de gemeente, brengt jou natuurlijk weer bezoekers.
Hans Stuijfbergen:
Ja, ik denk trouwens dat de bedrijven in Hoorn meer investeren dan de gemeente. Er zou best wel wat meer aandacht nog kunnen zijn voor toerisme, of het geld beter besteed kunnen worden. Wat dat betreft ben ik altijd wel kritisch geweest. Er wordt me niet altijd in dank afgenomen, maar ik neem geen lat voor mijn mond, omdat ik ook al een beetje ervaring inmiddels heb en dingen zie en hoor en lees. Kijk, de promotie van de stad, daar erger ik me al heel lang groen en geel aan. Ik ben jaloers op steden als Medenblik en Enkhuizen… Die het beter doen dan Hoorn. En Blijkbaar kunnen wij als Hoorn in zijn geheel, ondernemers, bewoners, gemeenten, noem maar op, alle partijen, dat niet goed samen.
En dat is jammer. Ik ben ooit ook bestuurslid van de VVV geweest. De VVV’s zijn wij bijna opgedoekt in ons land. Ik vind het jammer dat we niet een fysiek punt hebben waar we de toerist kunnen ontvangen. Ik heb meerdere wethouders meegemaakt die zeggen dat de toerist niet meer bij de VVV komt of geen papieren folder meer wil, want hij doet alles op zijn telefoon. Dat is niet waar, dat is niet de praktijk. Jonge mensen gaan misschien als eerste naar hun telefoon, maar heel veel 40-, 50-plussers vinden het heel mooi als ze een plattegrondje krijgen, als de weg wordt gewezen.
Alex Gitzels:
Maar er zijn toch twee toeristische informatiepunten?
Hans Stuijfbergen:
Jawel, maar of die nu op de juiste plek zitten, dat is de vraag, want dan moet je al bij de haven zijn beland. En dan, nota bene, op 100 meter afstand hebben we er twee. Ja. En de een functioneert beter dan de ander. Ik laat even in het midden welke ik beter vind. Maar ik weet wel dat er nu plannen zijn voor nog een informatiepunt bij het station. En dat is natuurlijk de plek. Ik heb zelf op privé initiatief en ook op commerciële basis het ook een jaar geprobeerd tegenover het station.
Alex Gitzels:
Je hebt ook een museumshop. Hoe belangrijk is dat voor het museum?
Hans Stuijfbergen:
Kijk, De belangrijkste inkomstenbron is de entree. Overigens komt de helft van onze bezoekers met een museumkaart. Mensen weten niet precies hoe dat gaat, maar voor de beeldvorming… Krijgen we bij elk bezoek ongeveer 50 procent van de landelijke stichting die dat beheert. En meestal als het goed is gegaan, krijgen we dan nog wat extra… Dus de organisatie van de museumkaart is eigenlijk heel goed. We hebben een musea en de gebruikers hebben daar baat bij.
Want Met de museumkaart kom je ook om half 5 voor een half uurtje. Of je komt 2-3 keer per jaar als je in de buurt woont. Dat is een mooi iets. Voor ons was het lastig om te zien dat het museum leeg was. Normaal lopen er allemaal mensen en dan heb je lege zalen. Dat was best even wennen. We zijn ook niet stil gaan zitten en hebben dingen bedacht. We zijn bijvoorbeeld via bol.com spullen uit onze museumshop gaan verkopen.
En dat was nog heel aardig ook. En Ik kon zelfs winkeldochters, dus spullen die al jaren in je winkel lagen waarvan je dacht zullen we het afprijzen of niet, die kon ik nu via Bol prima verkopen en dan waren weer andere mensen blij. Maar achteraf ook die regelingen waar wij gebruik van hebben gemaakt, denk ik, van die extra energie is eigenlijk zonde geweest, want dat werd weer verrekend met steun. Dus je schoot er uiteindelijk netto niets mee op. En Wat ik wel jammer vind is, wij huren van de gemeente, we zijn een culturele instelling. Ondanks verzoeken van onze kant werd er niets gedaan met de huur. Niet een tijdelijke verlaging of uitstel van betaling. Dan vind ik dat de overheid wel, nou ja, erg op afstand blijft.
Alex Gitzels:
Wat brengt het museum over vijf jaar?
Hans Stuijfbergen:
Ik hoop dat we de continuïteit van het museum dan goed georganiseerd hebben. Dat we qua betaalde medewerkers iets zijn gegroeid. Daar zijn we nu ook mee bezig. Per 1 juni komt er een bedrijfsleidster in dienst.
Ja, en vanochtend had ik nog een gesprek met iemand die reageerde op een nog openstaande vacature voor een conservator. Nu komt er toch bij mij heel veel op mijn schouders terecht. En dan doe je soms dingen toch niet 100% omdat je te veel misschien wel moet doen. Ik hoop dat we voldoende vrijwilligers kunnen blijven vinden. We hebben trouwe vrijwilligers, sommige zijn al 15 of 20 jaar actief bij ons. Daar zijn we heel blij mee. Maar het wordt wel gemiddeld lastiger. Mensen willen steeds meer vrijheid, steeds minder binding.
Alex Gitzels:
Denk je dat je over 5 jaar misschien kleiner wilt?
Hans Stuijfbergen:
Nee, alleen maar grotere.
Je hebt altijd wat verloop, zeker omdat de gemiddelde vrijwilliger wat ouder is. Je moet altijd blijven werven. Binnenkort gaan we naar de Soldaat van Oranje met de vrijwilligers. Dat is voor ons een duur uitje, maar ze hebben hun best gedaan. Laatst met de opbouw en verhuizing van die hele Lego-collectie. Gigantische inzet. Met de hele drukke vakantieweken die we hebben gehad. We willen ze iets extra belonen.
Alex Gitzels:
Over vijf jaar zit het museum nog in Hoorn en ben jij nog de voorzitter, directeur?
Hans Stuijfbergen:
Voorzitter niet, wel directeur, bestuurder ja. Ik hoop dat we in Hoorn of directe omgeving kunnen blijven. De Kop van Noord-Holland heeft niet veel te bieden als het gaat om toeristische attracties. Het wordt in Hoorn alleen maar leuker als het stadstrand af is en ontdekt wordt. Ik wil nogal een paar jaar doorgaan bij het museum. Een nog groter pand is altijd nog wel een wens van me, maar het moet ook wel een leuk pand zijn. Ik wil niet in een loods op een bedrijventerrein belanden. Zelfs al is daar veel meer ruimte en meer parkeergelegenheid, dat is niet ideaal.
Kijk, nu zeggen bijna alle bezoekers, jeetje Wat een mooie plek, wat een mooi pand. En dat is ook heel belangrijk.
Alex Gitzels:
Maar dat betekent dus ook dat er toch een kleine onzekerheid is voor de huisvesting. Omdat je altijd op zoek bent naar iets beters…
Hans Stuijfbergen:
Oh nee hoor, we hebben een huurcontract van 20 jaar, daarvan zitten we nu dus 12 jaar op. Dus het is ook niet zomaar dat we… En ik denk dat de gemeente, Ik weet wel zeker dat de gemeente ons daar wil houden. Maar ik zeg nooit ‘nooit verhuizen’.
Het museum van de 20ste eeuw bestaat bijna 30 jaar en wij hebben al meer dan een miljoen mensen mogen ontvangen, enthousiaste bezoekers. En dat willen we nog vele jaren doen, samen met de bijna 100 vrijwilligers.