17 juli 2024 – column Peter Ursem: Pruttofiel
Westfriesland en prut horen bij elkaar, zonder dat er een denigrerende houding bij komt kijken. Integendeel zelfs. Voel je gezegend met datgene waar je rijk aan bent: prut. Westfriezen zijn niet uit de klei getrokken, ze zijn door de prut gehaald en met een hoop lol!
Er worden nergens anders ter wereld prutspelletjes gespeeld die een hoop bekijks trekken en waar je pas echt goed bezig bent, wanneer je van onder tot boven in de prut zit. Oôs Joôs hebben een schitterend Westfries lied gemaakt: Prut an me leêrze. En er zijn al heel wat Westfriezen die mee kunnen zingen: ‘Deur die prut an me leêrze Weet ik geloik Ben roik.’ In Wijdenes is slootje springen zelfs opgenomen in het lespakket. Het gaat weliswaar wat op z’n Fries met een polsstok, maar ook in onze contreien is de polsstok al eeuwenlang geen importdingetje meer. Dat een sprong mislukken kan en ook mag, levert ervaring op met prut.
alleen als burgemeester Gerard van den Hengel hem voorgaat en probeert voor te blijven
Prutlessen worden ook geleerd met de echte uitdaging: de prutrace. In de Weere is voor de 24e keer de prutrace gehouden en zelfs in regenachtig weer is het een prachtig evenement. Ook hier kunnen nu kinderen al meedoen en de slootrijke omgeving is een ideaal wedstrijdterrein. De notabelen zijn nu nog best genegen het startschot te geven, maar zich zelf wagen aan de prutrace is dit jaar nog een stap te ver. Volgend jaar gaat het natuurlijk gebeuren. Wethouder Robert Tesselaar zegde toe volgend jaar mee te doen wanneer het hele college gaat meedoen. Natuurlijk is deze gewiekste politicus ook bereid om voor de gelegenheid sportieve prutproof kleding aan te trekken als alleen burgemeester Gerard van den Hengel hem voorgaat en probeert voor te blijven.
Ben ik dan toch een beetje een nep-Westfries?
Ik zal hier toch maar eerlijk bekennen, dat ik de afgelopen tijd zelf niet al te pruttofiel heb opgesteld. Door de regenbuien zijn bospaden op de Veluwe niet al te droog gebleven. In de laatste boswandeling die wij maakten versperden flinke modderpoelen de normale wandelroute. Dat wij niet de enigen waren die deze prut liever niet doorkruisten op onze wandelschoenen werd steevast aangetoond door de olifantenpaadjes om belendende bomen heen. Soms waagden wij ons over de voetbrede strookjes drogere grond langs zo’n prutvoorraad. De wilde zwijnen zullen zich ongetwijfeld zeer vermaken op deze plekken.
Ben ik dan toch een beetje een nep-Westfries? Heeft het wonen in steden mijn prutrootsgevoel grotendeels weggeveegd? Ik weet het niet. Zo’n prutproef zou een duidelijke indicatie moeten geven. Ik weet nog wel dat ik bij extra grote modderpoelen een klein stemmetje hoorde dat het toch prachtig moet zijn om daar, met laarzen desnoods, doorheen te batavieren. Onze kleinzoon zou zich geen moment bedenken.
Ik heb wel even teruggedacht aan het moment in mijn jeugd dat ik in de prutsloot voor ons huis in Alkmaar belandde om een bal te pakken. Mijn moeder heeft op het achterplaatsje mij eerst uitgebreid moddervrij gespoten met de tuinslang. Haar boze blik op dat moment was gespeeld voelde ik aan, waardoor mijn berouw niet al te uitgebreid getoond hoefde te worden. Ik merk dat ik met deze herinnering toch tracht om iets Westfries in mij te duiden, maar je hoeft het natuurlijk niet te beamen. Ik troost me met de gedachte dat het aantal echte Westfriese prutgangers heel klein is in vergelijking met het werkelijke aantal streekgenoten. Ik hoef me dus niet heel erg te schamen.