Verordening op de heffing en invordering van Onroerende-Zaakbelastingen 2025
Artikel 1 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
- a.
- b.
- 2.
- a.
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
- b.
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
- 3.
Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 2 Voorwerp van de belasting
- 1.
- 2.
- 3.
Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning als de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
- 1.
- 2.
Als voor een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid van de Wet waardering onroerende zaken.
- 1.
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
- g.
- h.
- i.
- j.
- k.
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;
- l.
- m.
- 2.
- 3.
Artikel 7 Termijnen van betaling
- 1.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, dat ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso, het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen gemeentelijke fiscale heffingen € 25,00 of meer maar niet meer dan € 10.000,00 bedraagt, de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn een maand later vervalt volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
- 3.
De in het tweede lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend als twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. In dit geval gelden de betaaltermijnen als bedoel in het eerste lid.
- 4.
Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De “Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen 2024” wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2025, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan en voor zover de Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen 2025 geen rechtskracht krijgt.
- 2.
- 3.
- 4.