Sjaak Grosthuizen 10 augustus 2013 – Historisch besef
Dat Hoorn een stad is met een indrukwekkende geschiedenis is genoegzaam bekend. De naam, de plek en de markante personen met hun activiteiten, maar ook de gebouwen die er in de loop der eeuwen zijn neergezet maken de stad tot een memorabele plek op de aarde, waar je als wereldbewoner minimaal eenmaal in je leven geweest moet zijn. De Hoornse geschiedenis is het waard met alle zintuigen ervaren te worden. Mevrouw Grosthuizen en ik hebben dat besef ooit in de VS zeer duidelijk gevoeld toen wij in St. Augustine een bezoek brachten aan een krakkemikkig houten bouwsel dat met allerlei ontsierende maatregelen overeind werd gehouden. America’s Oldest Wooden Schoolhouse heette het en het had wellicht elk praktisch gebruik jaren geleden afgezworen. Wij konden er toen niet naar binnen en hoewel een stuk jonger dan nu, voelden wij er weinig voor het noodlot te tarten. Het gebouw dateert uit de beginjaren van de 18e eeuw. We hebben er nog een fraaie dia van.
Wij glimlachten even naar elkaar en stelden vast dat we in Hoorn bouwsels hadden staan die nog enkele eeuwen ouder waren. Die waren alle in een betere staat van onderhoud. Toch vonden wij het een compliment voor het historische besef van de Amerikanen dat men het gebouwtje niet had opgeruimd.
In mijn jeugdjaren, ik heb het nu over de vijftiger jaren, liep ik regelmatig door de Overdiestraat in Alkmaar. Een smal straatje met vooroorlogse huisjes en op een enkel huisje na, hingen daar bordjes met ‘onbewoonbaar verklaard’ erop. Zelfs bij huisjes die nog bewoond werden door mensen met wie wij van onze ouders absoluut niet mochten omgaan. De huisjes zijn alle tegen de vlakte gegaan en ook het stratenplan werd veranderd. Nu staan daar keurige huisjes. Ik heb dit geen moment als een verloren kostbaar erfgoed beschouwd.
krakkemikkige huisjes tegen de vlakte te gooien
Roger Tonnaer fulmineert en foetert omdat de leden van het college het in hun bolle hoofd halen om in Hoornse smalle straatjes wat krakkemikkige huisjes tegen de vlakte te gooien. Hij verwijt het college niet het historische besef te hebben waar hij zo overvloedig over beschikt.
Omdat ik zelf ook altijd moeite heb met weggooien van oude spullen kan ik hem goed begrijpen. Zolang zaken nog prima gebruikt kunnen worden, doe je ze niet weg. Ik denk dat ik dit gevoel van mij wel eens beschouw als historisch besef. Mevrouw Grosthuizen heeft het daar wel eens moeilijk mee. In mijn gedachten vormden zich reeds enkele prikkelende opmerkingen die uitstekend geschikt zouden zijn voor een column. Totdat ik in de Volkskrant, op pagina twee nota bene, het artikel las dat men plaatste na een interview met onze CDA-wethouder van volksvermaak Michel Pijl. Als wethouder van een provinciestad kom je niet snel in een krant als de Volkskrant. Ja, wel in het zuiden des land wanneer er weer wat gesjoemel boven water komt.
‘Is kermis Hoorn te liederlijk als echt cultureel erfgoed?’ luidde de zeer verontrustende titel. Michiel werd aan de tand gevoeld omdat hij voor de Hoornse Kermis inclusief Lappendag een Unesco-verklaring wil hebben. Als de bloemencorso van Zundert op de lijst staat, dan toch zeker de Hoornse traditie van feesten en zuipen! Per slot van rekening dateert deze uitspatting uit de 15e eeuw. Michiel meldde dat aan de 70.000 inwoners van Hoorn gevraagd is wat als belangrijkste cultuuruiting van de stad moet worden beschouwd en dat de kermis daar ver bovenuit sprong. Ik besef dat je best kunt verklaren dat een vraag aan alle inwoners gesteld is. In mijn ervaring als leraar weet ik dat de meeste vragen niet of nauwelijks worden gehoord. Nu begreep ik ook de zorg die uit de titel van het stukje sprak. Desondanks spreekt Michiel van een rijke geschiedenis. Je zou bijna denken dat Michiel al een beetje aan het indrinken geslagen was. Deze keus zegt, naar ik vrees, ook iets over het historisch besef van de Hoornse bevolking.
Als J.P.Coen mag blijven staan, dan die huisjes toch ook wel?
De Binneblijfstraat met zijn pittoreske huisjes die voor de meeste gezinnen veel te klein zijn bestaat veel korter dan Lappendag. De huisjes werden gebouwd in de tijd dat men het normaal vond dat arbeiders niet alleen op het werk moesten afzien, maar ook thuis. Een stukje geschiedenis waar we ons achteraf best over mogen schamen. Als J.P.Coen mag blijven staan, dan die huisjes toch ook wel?
Ach, wanneer we ze als schrijnend voorbeeld moeten bewaren voor ons nageslacht of om tegemoet te willen komen aan het historisch besef van toestromende toeristen, dienen we de route van de citytourkarretjes ook aan te passen.
Ik ben nog nooit in de Binneblijfstraat geweest en naar Lappendag ga ik al jaren niet meer. Ben ik nou een cultuurbarbaar zonder historisch besef?