HOORN – 12 juli 2014 – Column Sjaak Grosthuizen: Wie ben ik?
Wie ben ik, dat ik dat mag doen? Deze uitspraak is van koningin Juliana. Een koninklijke uitspraak die ongetwijfeld door velen is gedacht aan bij het aanvaarden van een schone taak. Ik bewonder zonder enige terughoudendheid ieder die met deze gedachte aan de slag gaat. Als er, ondanks een lovenswaardige inzet, toch af en toe wat mis gaat, is dat makkelijker te vergeven.
Wie ben ik, dat ik dat mag doen duidt op bescheidenheid. Wanneer dit hardop wordt geschreeuwd door lieden die zich ellebogend naar mooie posities hebben gebaand, dan klinkt dat als het tegendeel. Er bestaat bij die lieden geen enkele twijfel over de eigen capaciteiten. Wanneer het misgaat, ligt dat altijd aan anderen.
Bescheiden, eerbiedig, onderdanig en een hoog ‘wie ben ik dat ik dat mag doen gehalte.’
Ikzelf hang nog steeds tussen beide kijken op de eigen capaciteiten in. Grootgeschopt door mijn vader, die zichzelf zijn hele leven een beetje bij de eerste treden van de maatschappelijke ladder op hield, erfde ik zijn kijk op het gezag. Bescheiden, eerbiedig, onderdanig en een hoog ‘wie ben ik dat ik dat mag doen gehalte.’ Raak dat maar eens kwijt. Ik kijk op tegen elke hotemetoot. Ik betrap me zelfs op hosannareacties wanneer bijvoorbeeld CDA-wethouder Michiel Pijl van gebruik-hetzelfde –lijstje-als –de-vorige-keerzaken mij ongevraagd een minzaam, maar toch redelijk hartelijk glimlachje toont.
Toen kwam de afgelopen week de vraag of ik het bezoek van minister van geruststellende zaken Ivo Opstelten wilde verslaan. Er volgde een koortsachtig verplicht overleg met mevrouw Grosthuizen over de kleding die ik daarbij hoorde te dragen. Nee, geen colbertje. Daar was het veel te warm voor. Mijn lichtblauw gestreepte overhemd stond netjes genoeg. Anders gaan mensen denken dat ik ook een hotemetoot ben, dacht ik instemmend. Wie ben ik, om te doen alsof dat ook zo is.
Ik heb mijzelf een gevoel van afgunst verboden.
Ik zag in mijn herinnering nog beelden van staatssecretaris Tineke Netelenbos, die onze school bezocht om met eigen ogen te zien hoe goed wij in staat waren ondanks allerlei bezuinigingsronden ordentelijk onderwijs te bieden. Ons werd vooraf een aantal zaken voorgehouden. We moesten zo normaal mogelijk les geven. Dat ging ver. Ik diende mijn bureau netjes leeg te ruimen. Het was niet de bedoeling de staatssecretaris uit eigen beweging iets toe te voegen of te vragen. We zagen een kleine colonne hoogwaardigheidsbekleders door de school stiefelen. Alle maal hotemetoten, behalve onze directeur. Ik heb die dag een vriendelijk knikje mogen ontvangen. Het begeleidende comité keek op datzelfde moment ook naar mij, met een blik die me duidelijk maakte dat men mij dat glimlachje gunde, maar dat het wel dankzij hen gebeurde. Ik beleefde dat moment als een mooie opsteker, maar dit viel toch wel in het niet bij wat een paar collega’s wel overkwam. Zij mochten wat vragen van mevrouw Netelenbos beantwoorden. Ik heb mijzelf een gevoel van afgunst verboden. Wie was ik nou, om ook een gesprekje te mogen hebben met een levensechte staatssecretaris?
Zij hangen bijna willoos aan de touwtjes van hun organisatoren.
Deze week werd een bijzondere week, omdat ik zelf een aantal vragen mocht afvuren op een minister, zonder dat een organiserend comité dat eerst van tevoren met mij had doorgenomen. Het korte gesprekje werd wel geregeld via zijn persvoorlichter, maar wij, de mannen van HoornTV bepaalden toch even waar hij moest staan.
Hij schikte zich zonder enige weerstand naar onze wensen. Sterker nog, al zijn activiteiten en gesprekken lagen vast in een draaiboek. De hotemetoten gaan daar zelf niet over. Ze doen ook maar wat ze opgedragen is. Zij hangen bijna willoos aan de touwtjes van hun organisatoren. Zij zijn de verstrekkers van boodschappen, naar de richtlijnen van de organisaties waarmee ze te maken hebben. Je zult maar hotemetoot zijn, dacht ik even.
Hoogwaardigheidbekleders betreden zelden op eigen houtje de kermis van de samenleving, waarin mensen graag frontaal met ze willen laten botsen met botsautootjes, laten zien dat zij met blikjes werpen maar erg matig scoren, dat zij bij het touwtje trekken alleen maar de goedkoopste prijsjes trekken, dat ze in de schiettent nooit de roos goed raken, dat ze in de cakewalk opstoppingen veroorzaken omdat ze steeds net de verkeerde stap doen. Ze zijn namelijk Poetin niet.
Minister Opstelten was blij dat een initiatief om woninginbraken te voorkomen zo mooi past in zijn taak als minister. Hij antwoordde op rustige bezwerende toon die ik kende van de televisiebeelden. En, is dat project een goed project? De dag nadat we het verslag over dit anti-inbraakproject hadden gemaakt, hing aan het keukenraampje bij ons thuis hun waarschuwings- en goede raadkaart aan het raamhaakje. Wie ben ik dan om een oordeel te vellen over dit project?