4. Hoofdstuk 4 Toegang individuele voorzieningen
Artikel 4. Toegang tot jeugdhulp via de gemeente, aanvraag
- 1.
Een aanvraag voor een individuele voorziening wordt door de jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) schriftelijk ingediend bij het college door middel van een perspectiefplan.
- 2.
Toegang tot Hoogspecialistische jeugdhulp kan alleen na een positief advies van het regionaal adviesteam Hoogspecialistische jeugdhulp.
- 3.
Het college wijst de jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) op de mogelijkheid gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.
- 4.
In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende voorziening. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk vast in een beschikking.
- 5.
Het college stelt bij nadere regeling regels vast met betrekking tot de toegang tot de jeugdhulp, waarbij het genoemde in artikel 5, 6, 7 en 8 in acht wordt genomen.
Artikel 5. Toegang naar EED
De school heeft verwijsrecht naar een jeugdhulpaanbieder op het gebied van ernstige enkelvoudige dyslexie (EED). Deze zorg wordt alleen verstrekt als en voor zover de betreffende jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat het gaat om EED volgens het landelijke protocol.
Artikel 6. Toegang jeugdhulp via een wettelijke verwijzer
- 1.
Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts bij een jeugdhulpaanbieder voor zover de jeugdhulpaanbieder door de gemeente gecontracteerd is.
- 2.
De jeugdhulpaanbieder stelt een perspectiefplan op. De jeugdhulpaanbieder kan daarin inbreng vanuit informatie van de verwijzer of vanuit eigen onderzoek en/of instrumenten toevoegen. Over het perspectiefplan vindt, indien aanwezig bij de gemeente, afstemming plaats tussen de aanbieder en het Zorgteam Koggenland.
- 3.
Het college legt de inzet van de betreffende jeugdhulp door een jeugdhulpaanbieder na een verwijzing genoemd in lid 1 van dit artikel vast in een beschikking.
Artikel 7. Toegang jeugdhulp via gecertificeerde instelling
- 1.
Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.
- 2.
De gecertificeerde instelling stelt een perspectiefplan op. De gecertificeerde instelling kan daarin inbreng vanuit de informatie vanuit eigen onderzoek en/of instrumenten kan toevoegen.
Over het perspectiefplan vindt, indien aanwezig bij de gemeente, afstemming plaats tussen de gecertificeerde instelling en het Zorgteam Koggenland over de inhoud van het perspectiefplan.
Artikel 8. Criteria om in aanmerking te komen voor een individuele voorziening
- 1.
Het college neemt het perspectiefplan en indien aanwezig het familiegroepsplan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een individuele voorziening.
- 2.
Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:
- a.
binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:
- i.
gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;
- ii.
het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten;
- iii.
bovengebruikelijke hulp van ouders voor zover zij beschikbaar en in staat zijn de noodzakelijke hulp te bieden, dit geen overbelasting oplevert en er ook geen financiële problemen in het gezin ontstaan als de hulp door de ouder wordt geboden;
- b.
door gebruik te maken van een algemene voorziening, of;
- c.
door gebruik te maken van een voorliggende voorziening.
- 3.
Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouder voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:
- a.
als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en;
- b.
voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.
- 4.
De voorziening als bedoeld in lid 2 kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal 3 maanden vóór de aanvraag.
- 5.
Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.
- 6.
Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste en tweede lid
Artikel 9. Onderzoek en opstellen perspectiefplan
- 1.
Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige of zijn ouders zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag:
- a.
de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige of zijn ouders en het probleem of de hulpvraag;
- b.
het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;
- c.
het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;
- d.
de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;
- e.
de mogelijkheden om de hulpvraag te beantwoorden door het inzetten van een algemene voorziening;
- f.
de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;
- g.
de mogelijkheden om te kiezen voor een pgb, waarbij de jeugdige en/of ouder in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze;
- h.
de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;
- i.
hoe rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.
- 2.
Het college kan, met instemming van de jeugdige of zijn ouders, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts, en met deze in gesprek gaan over de problemen en de meest aangewezen hulp.
- 3.
Het college en de jeugdige en/of zijn ouders leggen de zaken genoemd in het eerste lid vast in het perspectiefplan.
- 4.
Met toestemming van de jeugdige en/of zijn ouder worden in het perspectiefplan afspraken opgenomen over het moment en de wijze waarop de resultaten van het perspectiefplan met de jeugdige en/of zijn ouder, het Zorgteam Koggenland en de zorgaanbieder besproken worden.
- 5.
Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd.
Artikel 10. Inhoud beschikking
- 1.
In de beschikking op een aanvraag wordt in ieder geval vermeld:
- a.
de dagtekening van de beschikking;
- b.
tot welke beslissing het college is gekomen;
- c.
krachtens welk wettelijk voorschrift de beslissing is genomen;
- d.
de motivering van beslissing;
- e.
binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden in gesteld.
- 2.
Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
dat het perspectiefplan onderdeel uitmaakt van de beschikking, indien deze aanwezig is;
- b.
welke de te verstrekken individuele voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;
- c.
wat de ingangsdatum en duur van de individuele voorziening is, tenzij het om een hersteltraject gaat;
- d.
indien van toepassing welke overige en/of andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
- 3.
Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval ook vastgelegd:
- a.
dat het perspectiefplan onderdeel uitmaakt van de beschikking, indien deze aanwezig is;
- b.
voor welk resultaat het pgb mag worden aangewend;
- c.
dat er kwaliteitseisen gelden voor de ingekochte jeugdhulp vanuit het pgb;
- d.
wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
- e.
wat de ingangsdatum en duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;
- f.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
- g.
De jeugdige of zijn ouders moeten zich binnen 3 maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulpaanbieder, dan wel het pgb binnen 3 maanden hebben besteed aan het resultaat waarvoor het is verstrekt.
- 4.
Wijzigingen in de persoonlijke situatie waarvan jeugdige of zijn ouder(s) zich redelijkerwijs bewust moeten zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte moeten zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen twee weken, bij de lokale toegang worden doorgegeven.
6. Hoofdstuk 6 Afstemming met andere voorzieningen
Artikel 13. Afstemming met gezondheidszorg
- 1.
Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel g van de wet en artikel 6 lid 1 van deze verordening, plaatsvindt.
- 2.
Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die jeugdhulp ontvangen en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.
- 3.
Het college draagt zorg dat de jeugdige en/of zijn ouders ondersteund worden richting het CIZ, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.
Artikel 14. Afstemming met gecertificeerde instellingen
- 1.
Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2 en de gecertificeerde instellingen.
- 2.
Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:
- a.
het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 1 van de wet,
- b.
het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;
- c.
de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt,
- d.
wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders,
- e.
hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.
- 3.
Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 lid van de wet.
Artikel 15 Afstemming met het justitiedomein
- 1.
Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet.
- 2.
Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het eerste lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 3.1 lid 5 van de wet.
Artikel 16. Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht
- 1.
Het college zorgt ervoor dat alle locaties voor kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs een contactpersoon hebben bij het Zorgteam van de gemeente.
- 2.
Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in lid 1 genoemde contactpersonen en de leerplichtambtenaren.
- 3.
Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het perspectiefplan van de jeugdige en/of zijn ouders.
Artikel 17. Afstemming met Veilig Thuis
Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en individuele voorzieningen.
Artikel 18. Afstemming met Wmo‐voorzieningen
- 1.
Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen dan wel ouders op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
- 2.
Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.
Artikel 19. Afstemming met voorzieningen werk en inkomen
Het college draagt zorg dat het Zorgteam, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen –zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen – te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.
8. Hoofdstuk 8 Toezicht en Handhaving
Artikel 21. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet
- 1.
Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
- 2.
Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen de jeugdige of zijn ouders aan het college of lokale toegang op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.
- 3.
Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;
- c.
de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;
- d.
de jeugdige langer dan zes weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of
- e.
de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening.
- 4.
Als het college een besluit op grond van het derde lid onderdeel a heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb.
- 5.
Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na toekenning of uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 22. Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen (waaronder ook pgb’s)
- 1.
Het college wijst personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.
- 2.
Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen (waaronder pgb’s) met het oog op de beoordeling van de kwaliteit van dienstverlening, recht- en doelmatigheid daarvan.
Hoofdstuk 10 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 24. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
- 1.
De ‘Verordening jeugdhulp 2020 gemeente Koggenland’ wordt ingetrokken.
- 2.
Een jeugdige of ouder houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de ‘Verordening jeugdhulp 2020 gemeente Koggenland’, tot de einddatum van de lopende voorziening.
- 3.
Aanvragen die zijn ingediend onder de ‘Verordening jeugdhulp 2020 gemeente Koggenland’ en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.
Artikel 25. Indexering
- 1.
Het college kan ieder jaar besluiten om bedragen te indexeren op basis van het prijsindexcijfer zoals bekend gemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. gemaakt.
- 2.
Toegekende individuele voorzieningen in de vorm van een pgb worden gedurende de looptijd van de individuele voorziening niet geïndexeerd, tenzij niet is voldaan aan het landelijk geldend wettelijk minimumloon
Artikel 26. Bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen voor de jeugdige of zijn ouders
Het college kan indien er zeer dringende redenen zijn, ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen leidt.
Artikel 27. Klachtenregeling
Het college behandelt klachten van jeugdigen of ouder(s) die betrekking hebben op de wijze van behandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomst de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 28. Evaluatie
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt voor afloop van het betreffende beleidsplan geëvalueerd.
Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De ‘Verordening jeugdhulp 2021 gemeente Koggenland’ treedt in werking op 1 augustus 2021, onder gelijktijdige intrekking van de ‘Verordening jeugdhulp 2020 gemeente Koggenland’.
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening Jeugdhulp 2021 gemeente Koggenland’.