2e wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening
De raad van de gemeente Stede Broec;
Overwegende dat het nodig is regels vast te stellen betreffende de huishouding van de gemeente die onder andere zijn opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening;
Overwegende dat het wenselijk is een aantal wijzigingen in de Algemene Plaatselijke Verordening door te voeren;
Gelet op de bepalingen in de Gemeentewet;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 27 september 2022
Vast te stellen de navolgende Verordening tot de 2e wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening
Artikel I Wijziging verordening
De Algemene Plaatselijke Verordening wordt als volgt gewijzigd:
In het opschrift van Hoofdstuk 2, Afdeling 8a, wordt ‘Drank- en Horecawet’ vervangen door ‘Alcoholwet’.
In de artikelen 2:24, eerste lid, onder c, 2:34, 2:48, tweede lid, onder a, 2:48, tweede lid, onder b, en 3:7, eerste lid, onder i, onderdeel 1, wordt ‘Drank- en Horecawet’ vervangen door ‘Alcoholwet’.
In hoofdstuk 2, afdeling 6, wordt na artikel 2:19 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2:19b Gevaarlijke voorwerpen
- 1.
- 2.
In hoofdstuk 2, afdeling 7 komt in artikel 2:26 lid 2, 3, 4 en 5 te vervallen.
In Hoofstuk 2 afdeling 11, wordt artikel 2:48a vervangen door het volgende artikel:
Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.
- 2.
Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.
- 3.
Artikel 2:50a komt te vervallen.
In hoofdstuk 2 afdeling 15, wordt artikel 2:78 vervangen door het volgende artikel:
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 48 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
- 2.
In afwijking van het eerste lid kan de burgemeester bepalen dat een bevel als daar bedoeld wordt opgelegd voor een langere duur dan 48 uur, indien de overtreding is begaan tijdens een meerdaags evenement. De gebiedsontzegging wordt alsdan opgelegd voor ten hoogste de resterende duur van het evenement.
- 3.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste 8 weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
- 4.
- 5.
In hoofdstuk 2, afdeling 15, wordt na artikel 2:79 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2:80 Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
- 1.
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, of voor het publiek openstaande gebouwen en/of de daarbij behorende erven in bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
In hoofdstuk 2 wordt na afdeling 15 een afdeling ingevoegd, luidende:
Afdeling 15a Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- –
- –
- –
- –
Artikel 2:81b Aanwijzing gebouwen, straten, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten
- 1.
De burgemeester kan gebouwen, straten, gebieden, bedrijfsmatige activiteiten of een combinatie daarvan aanwijzen wanneer in of rondom dat gebouw, die straat, dat gebied of ten gevolge van die bedrijfsmatige activiteit de leefbaarheid, de openbare orde of veiligheid onder druk staat of aannemelijk is dat deze onder druk kan komen te staan of indien er signalen zijn van ondermijnende activiteiten.
- 2.
- 3.
Artikel 2:81c Exploitatievergunning uitoefening bedrijf
- 1.
- 2.
- 3.
Artikel 2:81d Eisen aan de exploitant en de bedrijfsleider
De exploitant en de bedrijfsleider:
- –
- –
Artikel 2:81e Weigeringsgronden
- 1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als bedoeld in het eerste lid van artikel 2:81c:
- a.
- b.
- c.
- d.
als de exploitant of een van de bedrijfsleiders van het bedrijf drie jaar voor de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, aantasting van het woon- en leefklimaat gesloten is geweest of waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken; of
- e.
- 2.
Artikel 2:81f Intrekkings- en wijzigingsgronden
- 1.
- 2.
- 1.
- 2.
- 3.
Voor aangewezen gebouwen, straten of gebieden waarbinnen reeds bedrijfsmatige activiteiten worden geëxploiteerd of voor aangewezen bedrijfsmatige activiteiten die op het tijdstip van aanwijzing reeds worden geëxploiteerd stelt de burgemeester een termijn vast waarop de vergunningplicht als bedoeld in artikel 2:81c in werking treedt.
Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing is ingediend dan wordt daarop beslist met toepassing van de verordening zoals die van kracht was ten tijde van het indienen van de aanvraag.
Afdeling 3 wordt als volgt gewijzigd:
AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
- 1.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
- b.
- c.
- d.
boomstructuur: lijnvormige boombeplantingen zoals deze zijn vastgelegd in het Omgevingsprogramma bomen 2021 (ook de aangewezen parken groenstroken begraafplaatsen maken deel uit van de bomenstructuur). Particuliere bomen staande op erven waarvan de voor- of zijkant is gesitueerd aan een boomstructuur maken onderdeel uit van de boomstructuur.
- e.
- f.
- g.
- 2.
In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, verplanten maar ook handelingen zoals het voor de eerste keer knotten of kandelaberen, snoeien van meer dan 20% van de kroon in één groeiseizoen, graven binnen de stabiliteitskluit van houtopstanden (kwetsbare zone) en andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging of aantasting van de (natuurlijke) habitus van de boom ten gevolge kunnen hebben.
- a.
- b.
- 1.
- 2.
- 3.
Artikel 4:12 Aanvraag vergunning
- 1.
Artikel 4:12a Toewijzingscriteria
- 1.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning voor het vellen van bomen op grond van de volgende criteria:
- a.
-
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vellen van een waardevolle boom dient gepaard te gaan met een rapport van een onafhankelijke boomtechnisch deskundige waaruit de levensverwachting en/of het risico voor de omgeving blijkt. Of indien er sprake is van een zeer groot maatschappelijk belang dient de afweging van de belangen bij de aanvraag duidelijk gemotiveerd te worden.
- b.
-
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vellen van een potentieel waardevolle boom dient gepaard te gaan met een rapport van een onafhankelijke geregistreerde boomtaxateur waaruit de levensverwachting en/of het risico voor de omgeving blijkt. Of indien er sprake is van een groot maatschappelijk belang dient de afweging van de belangen bij de aanvraag duidelijk gemotiveerd te worden.
-
- c.
-
- •
- •
- •
-
Indien de bomen, staande in grotere groenstroken of parken) geen gevaar opleveren voor de omgeving én plaats bieden aan bijzondere planten en of dieren die ecologische waarden vertegenwoordigen zal alleen bij zwaarwegende argumenten een omgevingsvergunning worden verleend.
Voor het verwijderen van boomvormers uit houtopstanden als uitvoering van een dunning is geen omgevingsvergunning nodig.
- 2.
- 3.
Indien een boom waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Het bevoegd gezag geeft onverwijld kennis van de beslissing om een omgevingsvergunning in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze.
Artikel 4:12c Vervaltermijn vergunning
- 1.
- 2.
Artikel 4:12d Bijzondere vergunningsvoorschriften
- 1.
- 2.
Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan wordt daarbij tevens bepaald dat wordt herplant in een passende groeiplaatsinrichting conform de richtlijnen van Handboek Bomen, met tenminste 3 jaar nazorg. Als de jonge aanplant tussentijds uitvalt, is inboet (vervangende aanplant) verplicht. De nazorgperiode gaat dan opnieuw in.
- 3.
- 4.
Indien een boom waar voor het vellen een omgevingsvergunning is verplicht zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de boom bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, dan wel aan degene die de boom zonder omgevingsvergunning heeft geveld of daartoe opdracht heeft gegeven, een schadevergoeding opleggen ter hoogte van de waarde van de boom.
Artikel 4:12f Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 m voor bomen en nihil voor heggen en heesters.
Artikel 4:12g Bestrijding van ziekte
- 1.
Als op een erf of terrein één of meer bomen aanwezig zijn die volgens het college gevaar opleveren voor het verspreiden van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende die daarvoor door het college is aangeschreven verplicht binnen de daarvoor gegeven termijn:
- a.
- b.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
Artikel 4.12h Verhouding tussen kap- en bouw- of aanlegvergunning
Een omgevingsvergunning voor het vellen van bomen staande in bomenstructuren of parken zoals genoemd in artikel 4:11 lid 1b kan worden geweigerd op de enkele grond dat de voorgenomen velling voortvloeit uit een bouw- of aanlegplan waarvoor nog geen omgevingsvergunning is verleend.
Artikel 4.12i Bescherming bomen
- 1.
- 2.
Artikel 4.12j Activiteiten in de nabijheid van bomen
- 1.
Als in de nabijheid van (potentieel) waardevolle en/of gemeentelijke houtopstanden werkzaamheden gaan plaatsvinden die mogelijk een negatief effect hebben op de houtopstand, is de uitvoerder verplicht een Boom Effect Analyse op te laten stellen, door een boomtechnisch deskundige, van en voorafgaand aan de werkzaamheden. Het is verplicht de daaruit voortvloeiende maatregelen met betrekking tot bescherming van de houtopstand op te volgen.
- 2.
- 3.
Bij aangerichte schade ten gevolge van de aanleg, instandhouding en opruiming van werkzaamheden in de nabijheid van bomen, laat de gemeente het herstel laten verrichten door een door de gemeente geselecteerde aannemer. De marktconforme kosten worden aan de uitvoerder doorberekend. De uitvoerder wordt hiervan vooraf (schriftelijk of per mail) op de hoogte gebracht door de gemeente;
- 4.
De schade aan bomen wordt achteraf vastgesteld op basis van de Richtlijnen NVTB (Nederlandse vereniging van taxateurs van bomen). De aansprakelijkheidsstelling voor de schade vindt plaats volgens het civiele aansprakelijkheidsrecht. Het totale schadebedrag wordt opgebouwd uit de getaxeerde schade inclusief taxatiekosten, beredderingskosten en overige bijkomende kosten zoals voor verhalen van schade.
Artikel 4:12k Hardheidsclausule
Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van de artikelen van afdeling 3 van deze verordening naar zijn oordeel leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de betrokkene(n), ten gunste van de aanvrager af te wijken.
In hoofdstuk 5, afdeling 6, wordt na artikel 5:25 een artikel ingevoegd, luidende:
- 1.
- 2.
- 3.
Aldus besloten door de raad van de gemeente Stede Broec in zijn openbare vergadering van 27 oktober 2022.
De raad voornoemd,
de griffier,
M.P. van der Horst
de voorzitter,
R.A.P. Wortelboer
Met dit nieuw voorgestelde artikel kan de burgemeester gebieden en publiek toegankelijke gebouwen aanwijzen waar messen en steekwapens voor zover deze niet gereguleerd zijn via de Wet wapens en munitie verbieden. Het messenverbod heeft geen betrekking op (steek)wapens die reeds verboden zijn op grond van de Wet wapens en munitie. Hiermee wordt een instrument in de APV opgenomen waarmee indien dat nodig is snel in een gebied extra kan worden opgetreden tegen messen of andere steekwapens. De burgemeester is in dit geval het bevoegde bestuursorgaan omdat deze bevoegdheid samenhangt met zijn openbare orde bevoegdheden zoals de fouilleerbevoegdheid uit artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden.
Een algemeen, voor de gehele gemeente geldend gebruiksverbod stuit op belangrijke juridische bezwaren en is vanuit oogpunt van proportionaliteit ook niet te verdedigen. Daarmee zou er geen evenredigheid meer zijn tussen middel en doel, en dat zou in strijd met artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarom beperkt het verbod in het eerste lid zich tot concrete situaties van oneigenlijk lachgasgebruik, voorbereidingen of het bij zich hebben van hulpmiddelen voor dat gebruik, die gepaard gaan met verstoring van de openbare orde, nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat of anderszins hinder tot gevolg hebben. Bij de handhaving moet de gemeente kunnen aantonen dat genoemde situaties de oorzaak zijn van de overlast en dergelijke.
Op grond van het tweede lid kan het college openbare plaatsen aanwijzen waar het oneigenlijk lachgasgebruik, voorbereidingen of het bij zich hebben van hulpmiddelen voor dat gebruik op voorhand verboden is, los van de vraag of dat in de concrete situatie tot ordeverstoring en dergelijke leidt. In het aanwijzingsbesluit moet het college motiveren waarom het verbod in dat specifieke gebied geldt (het belang van de openbare orde of bescherming van het woon- of leefklimaat). Uit politierapportages kan bijvoorbeeld blijken dat op bepaalde openbare plaatsen sprake is van aantoonbare en structurele overlast door lachgas. Het college kan – als dat afdoende lijkt te zijn – in het aanwijzingsbesluit opnemen dat het verbod op bepaalde tijden geldt, bijvoorbeeld tijdens de uitgaansavonden (derde lid).
In de huidige APV staat dat een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats zich op mag houden bij de eerste overtreding. Op basis van ervaring is gebleken dat een gebiedsverbod van 24 uur ontoereikend is. Een persoon die op de eerste dag van een evenement een gebiedsverbod krijgt kan dan weer op de derde dag op het evenement verschijnen. Dit is in de huidige situatie niet wenselijk. Daarom is het voorstel om het aantal uur te verhogen naar 48 uur en in lid 2 is opgenomen dat als het strafbare feit tijdens een meerdaags evenement plaatsvindt het gebiedsverbod voor het gehele duur van het evenement in stand blijft
Het sluiten van voor publiek openstaande gebouwen is een aanvulling op bestaande wetgeving om gebouwen te sluiten. Dit is vaak zeer specifiek zoals bij de Opiumwet of een zeer complex en langdurig proces zoals bij de Woningwet. Met deze bepaling kan sneller worden overgegaan tot de sluiting van een gebouw of een deel daarvan als de openbare orde of gezondheid daarom vraagt. Reden om deze bepaling tevens op te nemen is om een ongewenst waterbedeffect tegen te gaan vanuit omliggende gemeenten.
Dit artikel kan worden gebruikt bijvoorbeeld ten aanzien van:
- •
- •
- •
Afdeling 15a Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat (artikelen 2:81a t/m 2:81h)
De aanpak van ondermijning is een van de prioriteiten uit het nationale, regionale en lokale veiligheidsbeleid. Het terugdringen van ondermijnende (drugs)criminaliteit lukt alleen met een integrale aanpak. Strafrecht, bestuursrecht en (fiscaal) afpakken van (crimineel) vermogen gaan daarbij hand in hand. Het Strategisch Beraad Ondermijning heeft in 2020 de Handreiking APV en ondermijning opgesteld met daarin voorbeelden van hoe de gemeenten, naast het toepassen van het wettelijk instrumentarium op grond van de Wet Bibob en de Opiumwet, ook de Algemene Plaatselijke Verordening als belangrijk juridisch instrument kunnen inzetten. De vergunningsplicht stelt de burgemeester in staat om in het kader van de openbare orde en veiligheid op gerichte locaties, gebouwen en branches een vergunningsplicht in te stellen. Het aanwijzingsbesluit zorgt ervoor dat maatwerk mogelijk is. Locaties, gebouwen en branches kunnen snel aangewezen worden als vergunningsplichtig, maar alleen als de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid onder ernstige druk staat. Dit maatwerk voorkomt dat de goeden onder de kwaden lijden. Als een dergelijke specifieke vergunningsplicht is ingesteld dan werpt dit een extra drempel op voor malafide bedrijven om op die specifieke locatie of binnen die branche actief te zijn binnen Stede Broec. De vergunningsplicht maakt het mogelijk een Bibob-onderzoek uit te voeren. De uitkomsten kunnen aanleiding geven tot het weigeren van de vergunning. Is er toch een vergunning verleend en blijkt er achteraf toch sprake te zijn van ondermijnende criminaliteit dan heeft de burgemeester met de vergunning een instrument om de bedrijfsvoering te stoppen. In Stede Broec hebben zich nog geen concrete situaties voorgedaan waarbij deze regels werden gemist. In de aanpak van ondermijning is het echter belangrijk om vooraf over het juiste instrumentarium te beschikken. Mocht een situatie zich voordoen dan kan er in de integrale aanpak gelijk doorgepakt worden. Achteraf repareren kost tijd, waardoor het momentum verloren gaat en bestuurlijk ingrijpen niet meer mogelijk is. Tevens gaat er een preventieve werking vanuit als een gemeente het handhavingsinstrumentarium op orde heeft. Voorbeelden waarbij de vergunningsplicht voor branches en locaties effectief zijn ingezet:
- –
- –
- –
AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
In 2021 is het Omgevingsprogramma Bomen vastgesteld. In dit programma worden regels en richtlijnen beschreven die tot doel hebben bomen beter te beschermen en met name de (potentieel) waardevolle bomen en boomstructuren.
De regels en wensen en normen die in het omgevingsprogramma zijn beschreven zijn de uitwerking van de visie op bomen. Bomen dienen een bijdrage te leveren aan een prettige, veilige, groene leefomgeving en maken deel uit van een duurzaam bomenbestand.
Met de regels in deze afdeling worden enerzijds waardevolle bomen en boomstructuren beschermd en anderzijds geeft het de boomeigenaren meer handelingsvrijheid om bij de overige bomen zelf een keuze te maken in het beheer van de bomen waarbij wel rekening gehouden dient te worden met de uitgangspunten zoals deze zijn vermeld in het Omgevingsprogramma Bomen.
Voor technische uitvoeringmaatregelen wordt verwezen naar het Handboek Bomen. Het Handboek Bomen is opgesteld door het Norminstituut Bomen en geldt als een standaard waarmee door groenaannemers en opdrachtgevers wordt gewerkt. Voor de hantering van de richtlijnen en maatregelen is het meest recente Handboek van toepassing.
- 1.
- 2.
- 2.
- 3.
Uit de aanvraag van de omgevingsvergunning dient duidelijk te worden aangegeven om welke boom of bomen het gaat. Er mag hier geen enkele onduidelijkheid over bestaan.
- 1a
Met het toekennen van de status waardevolle boom wordt een dusdanig waarde toegekend aan de betreffende boom dat deze boom onvervangbaar is door zijn beeldbepalendheid, de ecologische waarde, de cultuurhistorische waarde of zijn zeldzaamheid (solitair of als samenhangende groep) of zeldzaamheid, en dat de boom daarom behouden moet blijven.
- 1b
Een potentieel waardevolle bomen staat op een locatie waarbij deze alle mogelijkheden heeft om uit te groeien en te ontwikkelen tot een waardevolle boom. Dergelijke bomen zijn de waardevolle bomen voor de volgende generatie en genieten een zeer hoge bescherming. Alleen bij groot maatschappelijk belang kan het college toestemming verlenen de bomen te kappen.
- 1c
- 3
Een vergunning is twee jaar geldig. Hierdoor heeft de aanvrager voldoende gelegenheid om rekening te houden met de bepalingen uit de Wet natuurbescherming. De vergunning kan verlengd worden.
Niet altijd kan op dezelfde plaats een boom herplant worden. Bij het verwijderen van een vergunningsplichtige boom of een gemeentelijke boom dient herplant plaats te vinden:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Bij de herplantplicht behoort ook een verzorgingsplicht. Hiermee moet voorkomen worden dat door nalatige zorg een geplante boom alsnog verloren gaat en daarmee uiteindelijk niet aan het gewenste resultaat van een herplantplicht wordt voldaan.
Voor de waarde van de boom en de berekening van de schade wordt verwezen naar de boomwaarde-indextabel van het Handboek Bomen.
De afstand van bomen tot de erfgrens is van toepassing op nieuw aan te planten bomen. In bestaande situaties is de oude regelgeving van toepassing of is sprake van verjaring.
Het vervangen van bomen (inboet) op de oude plantplaats wordt gezien als het handhaven/herstellen van een bestaande situatie.
Het college is bevoegd om ten behoeve van het behoud van houtopstanden en overige beplantingen dwingende aanwijzingen te geven om verspreiding van ziekte en plagen te voorkomen of te beperken.
Om te voorkomen dat bomen gekapt worden voordat er daadwerkelijk een bouw- of aanlegvergunning is verleend zal een kapvergunning alleen worden verleend gelijktijdig of nadat en bouw- of aanlegvergunning. Weigeringsgronden voor bomen met een aangewezen status blijven onverkort van kracht.
Werken aan of in nabijheid van bomen dient met alle voorzorgsmaatregelen en zorgvuldigheid te geschieden om daarmee onnodige schade en kwaliteitsverlies van de bomen te voorkomen. Mede hierom moet een Boom Effect Analyse worden opgesteld en deze ter goedkeuring aan de boombeheerder worden voorgelegd.
Onder werkzaamheden wordt ook verstaan het transport en opslaan van grond en bouwmaterialen, het plaatsen van keten en containers en het parkeren anders dan op de reguliere parkeerplaatsen.
Met de bepaling over ‘vaartuigwrakken’ kan de gemeente handhaven op vaartuigwrakken die worden aangetroffen in de openbare wateren. Vaartuigwrakken kunnen leiden tot verrommeling van de openbare ruimte, kunnen overlast geven, de bruikbaarheid van het water verminderen of teniet doen, maar bovenal kunnen zij zorgen voor onveilige situaties. Middels dit artikel kan doorgepakt worden bij dit soort overlast en ongewenste situaties.