Beleidskader wind- en zonne-energie Westfriesland
De Nederlandse overheid heeft – in uitwerking van het Akkoord van Parijs uit 2015 – met de ondertekening van het Klimaatakkoord op 28 juni 2019 besloten dat in 2050 een CO2-reductie van 95% moet zijn behaald. Om dat doel te behalen, moet de elektriciteitsvoorziening worden verduurzaamd met onder meer wind- en zonneparken. De ontwikkeling van wind- en zonneparken vraagt meer ruimte dan de huidige energievoorziening (van onzichtbare naar zichtbare energiebronnen). De beschikbare ruimte is schaars en vraagt om kaders hoe hiermee om te gaan.
De regio Westfriesland bestaat uit de gemeenten Koggenland, Drechterland, Stede Broec, Opmeer, Enkhuizen, Hoorn en Medemblik. Vanuit de RES Noord-Holland Noord zijn er in de regio Westfriesland meerdere zoekgebieden aangewezen waar mogelijk ruimte is voor de opwek van zonne-energie en windenergie. De gemeenten in Westfriesland willen een gezamenlijk bovengemeentelijk beleidskader opstellen. Dit omdat het landschap in Westfriesland een geheel vormt. Dat is de gemeenten in Westfriesland lief; versnippering door verschillende gemeentelijke beleidskaders voor de RES-zoekgebieden wordt hiermee voorkomen en initiatiefnemers weten voor de gehele regio Westfriesland waar ze aan toe zijn.
Er is al veel geschreven over de mogelijkheden, eisen en wensen aan initiatieven voor wind- en zonne-energie in Westfriesland. Zo zijn er 4 gebiedskaternen opgesteld waarin richtinggevende principes worden geformuleerd ten aanzien van de ruimtelijke inpassing. Ook is er een enquête gehouden onder een representatieve selectie van inwoners van de gemeenten in Westfriesland om de inzichten van de lokale gemeenschap in beeld te brengen. Dit voorwerk vormt de basis voor dit integrale, bovengemeentelijke beleid dat van toepassing is op de RES-zoekgebieden.
Het doel van dit regionale beleidskader is tweeledig. Belangrijkste doel van het beleidskader is om eenduidigheid in de realisatie van zon- en windenergie te realiseren, dat bestendig is op de langere termijn. Tweede doel is het voorzien in de juiste diepgang in wensen, eisen en beleidsregels om initiatieven goed te kunnen voorzien van input en feedback door de gemeenten. Zo kunnen besluitvorming en vergunningverlening sneller en efficiënter worden georganiseerd.
Dit regionaal beleidskader biedt dan ook houvast voor zowel de gemeenten als voor initiatiefnemers ten aanzien van zon- en windenergieprojecten in de RES-zoekgebieden van Westfriesland. Dit betreft de zoekgebieden in het landschap en niet stedelijk gebied of op daken. Met oog voor de lokale verschillen die er in het landschap zijn. Een afwegingskader ook voor de ontwikkeling en exploitatie van zonneparken, waarbij ruimte is voor initiatieven, de omgevingskwaliteit behouden blijft en waar mogelijk wordt versterkt en de directe omgeving wordt betrokken. Met de vaststelling van dit beleidskader zijn de Westfriese gemeenten in staat om initiatieven te ‘beoordelen’. Daarnaast geeft het ook duidelijkheid richting initiatiefnemers, bewoners, bedrijven en andere belanghebbenden omtrent:
- •
- •
Dit beleidskader voorziet niet slechts in landschappelijke uitgangspunten (vanuit de katernen), maar ook in beleidsregels ten aanzien van procesparticipatie, financiële participatie en ten aanzien van de te volgen indieningsprocedure voor initiatiefnemers.
2. Leeswijzer en beslisboom ruimtelijke uitgangspunten
Onderstaande beslisboom/leeswijzer geeft inzicht in welke uitgangspunten van belang zijn voor de verschillende initiatieven. En verwijzen naar de betreffende hoofdstukken waar deze uitgangspunten beschreven staan.
Door de vragen te doorlopen wordt duidelijk welke van de algemene uitgangspunten van belang zijn voor de locatie van het betreffende initiatief en welke specifieke uitgangspunten van belang zijn.
De beslisboom doorloopt daarbij een niet-hiërarchische trechtering:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Na de trechtering wordt een concretiseringslag voor de RES-zoekgebieden gemaakt. Hierin staat weergegeven hoeveel de provinciale verordening maximaal op specifieke locaties in de zoekgebieden toestaat.
Na de landschappelijke uitgangspunten wordt ingegaan op participatie, het elektriciteitsnetwerk en het indieningsproces.
3. Algemene uitgangspunten voor wind- en zonne-energie
Dit beleidskader beschrijft de uitgangspunten vanuit de gemeenten binnen Westfriesland op de RES-zoekgebieden. Daarnaast is een concretisering van de zoekgebieden toegevoegd naar aanleiding van provinciale ruimtelijke regels.
Overige uitgangspunten vanuit de Rijksregelgeving, provinciale verordeningen en bijvoorbeeld de Energieverkenning IJsselmeergebied, bijzonder provinciaal landschap, Natuur Netwerk Nederland, erfgoedrichtlijnen, leidraad landschap en cultuurhistorie en provinciale handreiking wind op land zijn in dit beleidskader niet opgenomen maar moeten wel in acht genomen worden om tot een vergunbaar project te komen.
3.1. Algemene uitgangspunten voor wind- en zonne-energie in het landschap
Er zijn algemene uitgangspunten voor windenergie en voor zonne-energie geformuleerd. Daarnaast is er een aantal – minder dwingende – aanbevelingen voor zonne-energie opgesteld.
Er wordt in deze paragraaf een aantal keer verwezen naar specifieke gebiedsaanduidingen. Deze gebiedsaanduidingen zijn in kaart gebracht op pagina 9.
Algemene uitgangspunten voor windenergie binnen RES-zoekgebieden in Westfriesland
Windinitiatieven vinden uitsluitend plaats binnen de zoekgebieden voor windenergie uit de geldende RES;
Binnen de zoekgebieden voor windenergie uit de geldende RES zijn windinitiatieven (zowel repowering als nieuwe windturbines) alleen mogelijk wanneer de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
- •
- •
- •
- •
- •
- •
Algemene uitgangspunten voor zonneparken binnen RES-zoekgebieden in Westfriesland
- •
- •
- •
- •
- •
- •
Aanbevelingen voor plaatsing zonneparken binnen RES-zoekgebieden
De aanbevelingen hieronder gelden als inspanningsverplichting bij het uitwerken van initiatieven indien op de betreffende locatie relevant:
- •
- •
- •
- •
- •
- •
3.2. Algemene uitgangspunten wind en zon ten behoeve van zelfvoorzienendheid ondernemers
Ondernemers mogen – onder voorwaarden – ook buiten de RES- zoekgebieden microturbines of zonnevelden op erven of bedrijfskavels plaatsen om in de eigen verwachte elektriciteitsbehoefte te voorzien. Dit hoofdstuk geeft die voorwaarden weer.
Uitgangspunten van andere overheden
Ruimtelijke uitgangspunten voor microturbines zoals aangedragen door de provincie Noord-Holland zijn in dit beleidskader niet opgenomen maar moeten wel in acht genomen worden om tot een vergunbaar project te komen.
Overige uitgangspunten vanuit de Rijksregelgeving, provinciale verordeningen en bijvoorbeeld de Energieverkenning IJsselmeergebied, bijzonder provinciaal landschap, erfgoedrichtlijnen en leidraad landschap en cultuurhistorie zijn in dit beleidskader niet opgenomen maar moeten wel in acht genomen worden om tot een vergunbaar project te komen.
Voorwaarden voor plaatsing van microturbines en zonnevelden voor
zelfvoorzienendheid
bij ondernemers
Voor het plaatsen van microturbines en zonnevelden geldt dat deze alleen gerealiseerd kunnen worden wanneer:
- •
- •
- •
- •
- •
Algemene uitgangspunten microturbines en zonnevelden voor Westfriesland
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
Onderstaande visualisaties geven weer hoe erven in verschillende situaties gedefinieerd worden. Deze illustreren de uitgangspunten zoals genoemd in hoofdstukken 3 en 4.
Erven in een experimenteerlandschap
Voor verdere afbeeldingen voor zon en wind op erven: zie katern Westfriesland – Erven
4. De zes landschappen van Westfriesland
De regio Westfriesland is landschappelijk onderverdeeld in een zestal landschappen, zoals weergegeven in de eerdergenoemde katernen. De landschappen behoren stuk voor stuk bij Westfriesland en heeft de Westfriese identiteit maar ze hebben eveneens kleine verschillen in de landschappelijke opbouw en karakteristieken waardoor sommige ingrepen beter in bepaalde landschappen passen dan in anderen. De zes Westfriese landschappen zijn:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
Er zijn in de verschillende katernen een groot aantal voorwaarden in de vorm van richtlijnen, uitgangspunten, kenmerken en bouwstenen aangedragen voor hoe om te gaan met zonne-energie, windenergie en microturbines in het Westfriese landschap.
Een aantal van deze uitspraken geldt voor de gehele regio, een aantal geldt voor bepaalde landschappen en een aantal geldt voor bepaalde structuren. Om voor de regio een overzicht te creëren van de verschillende uitspraken zijn per katern de belangrijkste uitspraken gedestilleerd en samengevat in een gering aantal kernuitspraken die regio-breed gelden. Om deze regels ook beter landschappelijk te kunnen duiden, zijn de regels per landschapstype uitgeschreven en gerangschikt.
1.
Typische Westfriese landschap
Het typische Westfriese landschap kent een aantal kleine kernen en bebouwingslinten die verspreid liggen. De afstand tussen de linten maakt dat het gebied toch een relatief open karakter kent. Vanuit de linten en kernen zijn er meerdere doorzichten naar het open achterland. Nabij kernen liggen de grotere bedrijfsgebouwen. Deze liggen meestal open in het landschap.
2.
Westfriese landschap met fruitteelt
Het Westfriese landschap met fruitteelt ligt ten noorden van Hoorn en langs de Westfrisiaweg richting Enkhuizen. Het landschap kent door de aanwezige verkaveling veel langgerekte percelen met fruitteelt die vaak met groene hagen omplant zijn. Het is, mede door de sterke lintbebouwing en de kavels met fruitteelt, een halfopen landschap met langgerekte kavels.
Het Experimenteerlandschap kent een uiteenlopend gebruik met kassen en bijbehorende bedrijvigheid. Het is een half open tot besloten landschap met een blokverkaveling, dat het gevolg is van ruilverkaveling. Het gebied kent ook een sterke groene natuur- en recreatiestrook.
4.
Historische Westfriese landschap
Het Historische Westfriese landschap kent veel van de karakteristieken van het Typische Westfriese landschap. Het is eveneens een landschap met oude woonlinten, waardevolle verkavelingsstructuur, langgerekte kavels en aantrekkelijke doorkijkjes naar het open landschap. Nabij de kernen liggen ook hier bedrijventerreinen, veelal open in het landschap aan de rand. Het grote verschil zit hem in de grote openheid van dit historische Westfriese Landschap en de historische gaafheid van de woonlinten.
Het Romantische landschap is een halfopen landschap met bebouwingslinten en langgerekte percelen. Het is enigszins vergelijkbaar met het Westfriese landschap met Fruitteelt. De fruitteelt die aanwezig is op de langgerekte percelen is eveneens omplant met groene hagen. Nabij bedrijfsgebouwen vindt verspreid bollenteelt plaats. Door de bebouwingslinten en beplanting kent het landschap een kleinschalige sfeer.
Het Marker- en IJsselmeer bestaat uit de grote meren ten noorden, oosten en zuiden van Westfriesland met de grote waterwerken die daar een plaats hebben.
Dit document behandelt alleen de mogelijkheden voor wind en zon op land. Om die reden zijn de mogelijkheden voor wind of zon op het Marker- en IJsselmeer hier niet verder behandeld.
4.1. Het typische Westfriese landschap
Binnen het typische Westfriese landschap (het gebied aangeduid met het cijfer 1 op de kaart op pagina 15) gelden de volgende landschapsspecifieke regels
Zonnevelden in een stadsrand/woonkernrand
- •
- •
- •
- •
- •
Zonnevelden en microturbines in lintbebouwing
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
Zonnevelden nabij Natuur Netwerk Nederland
- •
- •
Bouwstenen voor zonnevelden in het fruitlandschap
- •
- •
4.2. Het Westfriese landschap met fruitteelt
Binnen het Westfriese landschap met fruitteelt (het gebied aangeduid met het cijfer 2 op de kaart op pagina 15) gelden de volgende landschapsspecifieke regels.
Zonnevelden in een stadsrand/woonkernrand
- •
- •
- •
- •
- •
Zonnevelden en microturbines in lintbebouwing
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
Zonnevelden nabij Natuur Netwerk Nederland
- •
- •
Bouwstenen voor zonnevelden in het fruitlandschap
- •
- •
4.3. Het experimenteerlandschap
Binnen het experimenteerlandschap (het gebied aangeduid met het cijfer 3 op de kaart op pagina 15) gelden de volgende landschapsspecifieke regels.
Wind in het experimenteerlandschap
NB:
in het experimenteerlandschap is momenteel geen zoekgebied wind aanwezig, en daarom zijn initiatieven voor windenergie op dit moment niet mogelijk.
- •
- •
In het experimenteerlandschap: toevoegen of repoweren1 van windturbines om een meer leesbaar ensemble te laten ontstaan. Zorg daarbij voor het ontstaan van een grid dat aansluit op bestaande landschappelijke structuren dat aansluit op het experimentele karakter van het landschap.
- •
- •
- •
- •
- •
- •
Zonnevelden in een stadsrand/woonkernrand
- •
- •
- •
- •
- •
Zonnevelden in agrarisch industrieel lint
- •
Zonnevelden nabij Natuur Netwerk Nederland
- •
- •
4.4. Het historische Westfriese landschap
Binnen het historische Westfriese landschap (het gebied aangeduid met het cijfer 4 op de kaart op pagina 15) gelden de volgende landschapsspecifieke regels.
Zonnevelden in een stadsrand/woonkernrand
- •
- •
- •
- •
- •
Zonnevelden en microturbines in lintbebouwing
- •
- •
- •
- •
Zonnevelden nabij Natuur Netwerk Nederland
- •
- •
4.5. Het romantische landschap
Binnen het romantische landschap (het gebied aangeduid met het cijfer 5 op de kaart op pagina 15) gelden de volgende landschapsspecifieke regels.
Zonnevelden in een stadsrand/woonkernrand
- •
- •
- •
- •
- •
Zonnevelden en microturbines in lintbebouwing
- •
- •
- •
- •
- •
Zonnevelden nabij Natuur Netwerk Nederland
- •
- •
5. Provinciale regelgeving met betrekking tot initiatieven voor zonne-energie in RES-zoekgebieden
Provincie en gemeenten hebben regelgeving opgesteld die de mogelijkheden voor zonnevelden in de zoekgebieden bepalen. Onderhavig regionaal beleidskader geldt aanvullend op deze regelgeving. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de provinciale regelgeving.
De locatie en omvang van de opstelling voor zonne-energie
- a)
- b)
De omvang van de opstelling voor zonne-energie is:
- o
- o
- o
op een locatie die aan minimaal één zijde aansluitend is op bestaand stedelijk gebied of een dorpslint en daarnaast aan nog twee andere zijden aansluitend op bestaand stedelijk gebied of een dorpslint, een rijksweg, provinciale weg of spoorweg: maximaal 25 hectare; met dien verstande dat van de maximale oppervlakten genoemd onder 1 tot en met 3, kan worden afgeweken tot niet meer dan 10% van die oppervlakten indien dat noodzakelijk is uit overwegingen van ruimtelijke kwaliteit.
- c)
- d)
Het bepaalde in sub a, b en c is niet van toepassing op het oprichten van een of meer opstellingen voor zonne-energie op locaties die in gebruik zijn als nutsvoorziening, voor de waterhuishouding, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of infrastructuur voor het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer, niet zijnde leidingtracés voor gas of elektriciteit.
Stimuleringsgebieden zonne-energie, alleen geldend voor het landelijke gebied
Dit hoofdstuk gaat in op procesparticipatie, financiële participatie en het participatieplan dat beide onderdelen beschrijft.
De initiatiefnemer(s) betrekken vanaf de start van het project actief de omgeving. Een en ander uit te werken in een op te stellen participatieplan (zie ook hoofdstuk 6.3). In die situatie krijgt de omgeving de kans om mee te denken over locatie, ontwerp en mogelijkheden voor koppelkansen zoals bijvoorbeeld recreatieve routes en ecologische bermen.
Aspecten ten aanzien van ruimtelijke inpassing worden beschreven in hoofdstuk 3, 4 en 5. Dit betekent niet dat alles al vastligt. De gemeenten in Westfriesland willen graag dat de omgeving kan meedenken over een aantal onderwerpen ten aanzien van de ruimtelijke inpassing. Dit betreft onder andere:
- •
- •
- •
- •
In veel kernen binnen Westfriesland zijn kernraden actief. Deze kernraden (of andere burgerinitiatieven) zijn belangrijke overlegorganen binnen de Westfriese gemeenten. De gemeenten vinden het wenselijk dat de kernraden vanaf de start worden betrokken en inspraak krijgen.
De definitie van ‘omgeving’ verdient een nadere uitwerking. Aan de ene kant is de lokale omgeving de fysieke omgeving van de zonneweide of windpark. Aan de andere kant staat omgeving voor de omgevingsbelangen en belanghebbenden bij het project.
De omgeving bij initiatieven in RES-zoekgebieden
Binnen Westfriesland definiëren wij ‘de omgeving’ bij initiatieven voor zonne-energie in RES-zoekgebieden als volgt:
- •
- •
- •
De omgeving bij initiatieven t.b.v.
zelfvoorzienendheid
bij ondernemers
Voor initiatieven gericht op zelfvoorzienendheid bij ondernemers wordt een andere definitie gehanteerd:
- •
- •
De lokale omgeving – zijnde alle betrokkenen die zich verder dan 50 meter buiten de begrenzing van het plangebied bevinden – hoeft voor dergelijke kleinschalige initiatieven niet betrokken te worden.
De betrokken overheden vinden het belangrijk dat inwoners mee kunnen profiteren in de opbrengsten van duurzame energieopwekking. Dit zorgt ervoor dat naast de lasten ook de lusten van het initiatief in de omgeving terecht komen. Dit kan het draagvlak ook vergroten. Volgens het Klimaatakkoord is dit een van de succesfactoren van de energietransitie. Financiële participatie kan bestaan uit:
Inspanningsverplichting voor financiële participatie
Initiatiefnemers hebben een inspanningsverplichting om 50% lokaal eigenaarschap te organiseren, conform de vastgestelde RES en het Klimaatakkoord. Dit kan bijvoorbeeld middels bijv. mede- eigenaarschap, financiële deelneming, omgevingsregelingen of omwonendenregelingen.
Bij beoordeling van initiatieven op het aspect financiële participatie wordt de Leidraad financiële participatie van de Provincie Noord- Holland als richtlijn gebruikt.
Initiatieven op erven die gericht zijn op zelfvoorzienendheid voor ondernemers, zijn vrijgesteld van het opstellen van een participatieplan voor het aspect financiële participatie.
In het op te stellen participatieplan is aandacht voor zowel procesparticipatie als financiële participatie.
Totstandkomingsproces participatieplan
Initiatiefnemers moeten een participatieplan indienen bij de aanvraag van het initiatief. Hieruit moet blijken dat de initiatiefnemer in staat is een participatieproces te organiseren dat aansluit op de wensen van de (lokale) overheden. Uit het participatieplan moet blijken dat de initiatiefnemer oog heeft voor de belangen vanuit de omgeving. Het participatieplan wordt als bijlage toegevoegd aan de anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer en is basis voor de planologische medewerking van de gemeente en basis voor het proces van vergunningverlening. De volgende stappen worden gevolgd om te komen tot plan en uitvoering van proces- en financiële participatie:
Stap 1.
De initiatiefnemer dient bij zijn principeverzoek een participatieplan in. In het participatieplan geeft initiatiefnemer aan:
- a)
- b)
- c)
- d)
Stap 2.
De initiatiefnemer start een gebiedsproces op conform zijn participatieplan. De resultaten van dat proces legt initiatiefnemer vast in een verslag. Daarin maakt hij inzichtelijk:
- a)
- b)
- c)
- d)
Aan de hand van dit verslag actualiseert hij het participatieplan.
Stap 3.
De gemeente beoordeelt dit geactualiseerde plan.
- a)
- b)
bij afkeuring is initiatiefnemer gehouden de aanwijzingen van de gemeente (om alsnog tot goedkeuring te kunnen komen) op te volgen. In de uitzonderlijke situatie dat het gebiedsproces, ondanks de inzet van initiatiefnemer, niet heeft geleid tot afspraken met omwonenden beoordeelt de gemeente of de geleverde inspanningen voldoende zijn geweest. Is dat niet het geval, dan zal initiatiefnemer alsnog de beloofde inspanningen moeten plegen. Heeft initiatiefnemer wel voldoende inspanningen gepleegd, dan geldt hetgeen hieronder bij stap 4 staat.
- c)
Stap 4.
Nadat de gemeente het geactualiseerde participatieplan heeft goedgekeurd of heeft geoordeeld dat initiatiefnemer – ondanks het uitblijven van afspraken – voldoende inspanningen heeft gepleegd, zullen de initiatiefnemer en de gemeente een anterieure overeenkomst sluiten. Daarin leggen bieder en initiatiefnemer ook vast welke onderdelen van het participatieplan voor het starten van het proces van vergunningverlening worden uitgevoerd. Het geactualiseerde participatieplan wordt als bijlage toegevoegd aan de anterieure overeenkomst.
Aspecten van het participatieplan
In het participatieplan komen de volgende aspecten ten aanzien van procesparticipatie en financiële participatie terug:
1.
Invulling van procesparticipatie
De initiatiefnemer geeft aan over welke onderwerpen hij de direct omwonenden betrekt. Dit betreft minimaal de volgende onderwerpen:
- •
- •
- •
- •
- •
De initiatiefnemer omschrijft stap voor stap het proces hoe deze participatie vorm krijgt en hoe daarbij de omgeving bij de besluitvorming wordt betrokken. Zo start (zie hierboven beschreven stap 2) de initiatiefnemer een gebiedsproces. Hij gaat daarbij in overleg met de omgeving om tot overeenstemming te komen op welke wijze hij uitvoering gaat geven aan het project. Het participatieplan vormt hiervoor de basis. In het participatieplan geeft initiatiefnemer aan hoe hij tot overeenstemming met de omgeving gaat komen en welk proces hij hiervoor gaat organiseren. Daarbij gaat initiatiefnemer in op de volgende elementen:
- •
- •
- •
- •
- •
Onderdeel van het participatieplan is ook hoe vaak en op welke manier(en) de initiatiefnemer de omgeving betrekt. Zo hoort initiatiefnemer van direct omwonenden en de lokale omgeving hoe zij aankijken tegenover de hiervoor aangegeven onderwerpen van het project. Daarnaast organiseert de initiatiefnemer digitale bijeenkomsten om de lokale omgeving enthousiast te maken voor de financiële participatie in die gevallen waarin dat van toepassing is.
De initiatiefnemer geeft in het participatieplan aan welke mediakanalen hij inzet om de omgeving te betrekken (inclusief financiële participatie). Daarbij kan worden gedacht aan:
- •
- •
- •
- •
- •
- •
Initiatiefnemer verzorgt tenslotte een digitale nieuwsbrief over de voortgang van het project. Deze nieuwsbrief is voor alle geïnteresseerde direct omwonenden, inwoners uit de lokale omgeving en andere geïnteresseerden. Deze doelgroepen kunnen zich opgeven voor deze nieuwsbrief bij initiatiefnemer.
2.
Invulling van financiële participatie
De gemeenten in Westfriesland vinden het belangrijk dat zoveel mogelijk inwoners uit de lokale omgeving mede-eigenaar kunnen worden in duurzame energie-initiatieven Dit geldt speciaal voor de direct omwonenden en de lokale omgeving.
Pas nadat de omgeving van het project voldoende gelegenheid is geboden om financieel in het project te participeren en hier nog ruimte aanwezig is, komen andere inwoners aan bod. De initiatiefnemer geeft in het participatieplan aan hoe hij dit gaat organiseren.
Bij de uitwerking van de financiële participatie vinden de lokale overheden twee elementen belangrijk:
- a)
- b)
Het betreffen minimale criteria. Initiatiefnemer dient in het participatieplan aan te geven hoe beide opties gerealiseerd worden in het project. Andere vormen van financiële participatie (zoals financiële deelneming via obligaties of kWh-certificaten) mag de inschrijver wel aanbieden, maar zijn niet verplicht.
Er zijn meerdere partijen die in onze regio ervaringen hebben met het organiseren van lokaal eigendom. We denken bijvoorbeeld aan Energie Samen, Participatiecoalitie Noord-Holland of de Zonnecoöperatie Westfriesland. Initiatiefnemers kunnen deze partijen vrijblijvend betrekken bij het initiatief.
De financiële participatie geldt niet als verplichting voor plannen die bedoeld zijn om in de eigen energiebehoefte te voorzien.
7. Aansluiting elektriciteitsnet
Elk initiatief voor wind- of zonne-energie moet aangesloten worden op het elektriciteitsnet. De initiatiefnemer draagt zelf de kosten voor de aansluiting. De diepte-investeringen om het achterliggende elektriciteitsnetwerk aan te passen, zodat de elektriciteit getransporteerd kan worden, zijn voor de netbeheerder.
Alle investeringen die de netbeheerder (Liander) doet worden verwerkt in de tarieven. Dit zijn dus ‘maatschappelijke kosten’. Vanuit het ‘laagste maatschappelijke kosten’-perspectief geldt de volgende voorkeursvolgorde:
- 1.
- 2.
Om in te kunnen schatten of de capaciteit van het netwerk van Liander toereikend is moet, minimaal een jaar voordat met een duurzaamheidsproject wordt gestart, een zogeheten Nettoets worden uitgevoerd. Dit houdt in dat er gemotiveerd wordt ingegaan op het optimaliseren van de energieopwek, al dan niet ondanks dat er sprake is van netcongestie (bijvoorbeeld door zon onder wind te realiseren).
Voor wat betreft het aanvraagproces voor een nieuwe aansluiting wordt verwezen naar de website van de netbeheerder.
De Westfriese gemeenten staan in principe positief tegenover initiatieven om netcongestie te voorkomen of te beperken. Innovatieve oplossingen (bijvoorbeeld smart grids, waterstofopslag, power-to-heat, batterijopslag, et cetera) die bijdragen aan het oplossen van netcongestie en goed landschappelijk ingepast kunnen worden, staan gemeenten toe.
Dit hoofdstuk beschrijft het indieningsproces voor initiatieven voor wind- en zonne-energie ten aanzien van het doorlopen van ruimtelijke procedures.
Van schaarse vergunningen is sprake wanneer zich bij de gemeente meer gegadigden aanbieden dan dat er ontwikkelmogelijkheden zijn. De schaarste in het kader van dit beleidskader bestaat uit fysieke schaarste (beperkt in ruimte of natuurlijke hoeveelheid) voor initiatieven voor wind- en/of zonne-energie.
In het geval er kans is op schaarste moeten de beschikbaarheid van het schaarse recht, de verdelingsprocedure, het aanvraagtijdvak en de toe te passen criteria duidelijk zijn. De gemeente zal hierover tijdig, voorafgaand aan de start van de aanvraagprocedure, duidelijkheid scheppen in de selectieprocedure die wordt ingezet.
8.1. Initiatieven voor zonne-energie
De procedure voor indiening van een aanvraag voor een initiatief voor zonne-energie ziet er als volgt uit.
Initiatiefnemers dienen eerst een principeverzoek in bij de gemeente en beantwoordt de vragen die de gemeente heeft over het principeverzoek. Het principeverzoek moet minimaal voorzien zijn van de volgende bijlagen:
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
De gemeente zal dit beleidskader ook als toetsingskader voor ingediende principeverzoek hanteren. De gemeente laat weten hoe groot de kans is dat er een vergunning wordt afgegeven, of wijst het principeverzoek direct af.
Stap 2: Aanvraag omgevingsvergunning
Bij een positief besluit op het principeverzoek dient de initiatiefnemer een aanvraag buitenplanse omgevingsplanactiviteit in, met daarbij alle relevante documenten (vooraf af te stemmen met gemeente) en het aanleveren van een goede onderbouwing van de fysieke leefomgeving. Ook dienen de omwonenden en stakeholders, conform ingediend participatieplan, te zijn betrokken bij de plannen. Vragen hierover van de gemeente dienen te worden beantwoord.
Stap 3: Toetsing indieningsvereisten
Het principeverzoek, de aanvraag omgevingsvergunning en alle relevante documenten dienen te voldoen aan de wettelijke indieningsvereisten en dit beleidskader (aanvrager gemachtigd, onderbouwing fysieke leefomgeving, onderzoeken, etc.).
Stap 4: Omgevingsvergunning afwijken omgevingsplan
Zonnevelden worden alleen ruimtelijk mogelijk gemaakt met behulp van een omgevingsvergunning waarbij van het omgevingsplan wordt afgeweken. Het omgevingsplan zelf wijzigt niet.
Stap 5: Aanvullende voorwaarden
In de omgevingsvergunning worden voorwaarden opgenomen, bijvoorbeeld over de termijn dat de opstelling er mag staan (maximaal 25 jaar), het verwijderen van de opstelling en de financiële zekerheid daarvoor.
8.2. Initiatieven voor windenergie
Voor wat betreft de indieningsprocedure voor windenergie wordt verwezen naar de stappen beschreven in hoofdstuk 8.1.
Het Rijk en de provincie kunnen windparken via een projectbesluit mogelijk maken. De gemeente kan windturbines of windparken toelaten met het omgevingsplan of een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Hierbij moet worden uitgegaan van een evenwichtige toedeling van functies. Het bevoegd gezag voor het toelaten van windturbines is als volgt (en conform de Elektriciteitswet) geregeld is:
- •
- •
- •
Anders dan bij initiatieven voor zonne-energie is voor een initiatief voor windenergie een milieuvergunning nodig, naast de planologische vergunning. Voor wat betreft de milieuvergunning geldt het volgende:
Gaat het om een initiatief voor 1 of 2 windturbines, dan moet u een melding milieubeheer (melding Activiteitenbesluit) doen bij de gemeente.
Gaat het om een initiatief voor 3 of meer windturbines, bijvoorbeeld in een windturbinepark? Dan heeft u een vergunning nodig. Dit kan zijn:
- •
- •
Welke van de twee vergunningen van toepassing is, hangt af van de hoeveelheid windturbines en of u een milieueffectrapportage (m.e.r.) moet (laten) maken. Dat bepaalt het bevoegd gezag.
Is voor het initiatief een m.e.r. benodigd? Dan moet u een omgevingsvergunning milieu aanvragen via het Omgevingsloket.
Soms heeft u ook een omgevingsvergunning voor andere activiteiten nodig, zoals een omgevingsvergunning wateractiviteit of een omgevingsvergunning voor een Natura 2000- en/of Flora- en fauna-activiteit. Informeer hiernaar bij het bevoegd gezag.
Reacties over post