Beleidsregels bij de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Opmeer 2023
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer;
- •
- •
- •
- •
- •
gelet op het bepaalde in artikel 6, lid 8 van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Opmeer 2023 (hierna te noemen de verordening).
besluit vast te stellen de volgende regels:
Beleidsregels bij de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Opmeer 2023
Ouders zijn verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kinderen en zij moeten er zelf voor zorgen dat hun kind iedere dag op school komt. Dit ligt vast in de Leerplichtwet, artikel 4. Meestal is dat geen probleem; de school ligt op loop- of fietsafstand of is met het openbaar vervoer te bereiken. Voor sommige kinderen is de situatie anders, bijvoorbeeld omdat:
- –
- –
- –
De gemeente heeft uitsluitend de wettelijke zorgtaak een passende regeling te verstrekken, waarmee in de vervoerskosten van de leerling, en zo nodig een begeleider, wordt voorzien. Ouders kunnen hun verantwoordelijkheden niet op- of overdragen aan de gemeente. Bij de toekenning van een bekostiging op grond van de verordening wordt gekeken naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van de leerling en zijn/haar ouders, verzorgers en sociale netwerk. Zelfstandigheid van het kind en het streven naar de meest optimale vorm van zelfstandigheid zijn de uitgangspunten. De kern van de verordening is dan ook gericht op reizen per openbaar vervoer of fiets, eventueel met (tijdelijke) begeleiding. In bepaalde gevallen is de leerling blijvend aangewezen op een specifieke vorm van aangepast vervoer. In deze beleidsregels wordt met aangepast vervoer, vervoer per (rolstoel)taxi of schoolbus bedoeld. In andere gevallen kan met behulp van een training en/of tijdelijke begeleiding de leerling leren zelfstandig naar school te reizen. Dit maakt dat het toekennen van leerlingenvervoer maatwerk is, waarbij iedere aanvraag individueel wordt beoordeeld.
Dit sluit aan bij de doelstellingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Jeugdwet. Naast deze doelstellingen moet ook rekening worden gehouden met de eisen van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind.
Het college heeft een actieve rol door het verstrekken van vervoersadviezen en bekostiging van het vervoer aan ouders. De gemeente Hoorn, afdeling Team Doelgroepenvervoer (hierna: TDV), is de regiegemeente voor de 7 Westfriese gemeenten. De planning van het aangepast vervoer ligt bij de vervoerder.
Het college kiest ervoor om per schooljaar een vervoersbeschikking af te geven. Jaarlijks dienen ouders hiervoor een nieuwe aanvraag in, als het kan voor 1 juni van het lopende schooljaar. Dit in verband met het tijdig toetsen en beschikken van de aanvraag.
Een aanvraag voor een vervoersvoorziening kan met een volledig aanvraagformulier of met een verkorte aanvraag.
- •
- •
Bij co-ouderschap/gescheiden ouders in dezelfde gemeente hebben de ouders de keuze:
- •
- •
Artikel 3, lid 6b Ingangsdatum aangepast vervoer
De planning van het aangepast vervoer wordt gedaan door de vervoerder. De gegevens die de vervoerder hiervoor nodig heeft worden via beveiligd e-mailverkeer doorgestuurd of in een beveiligd vervoerssysteem ingevoerd. Mogelijk is hierbij voor de coördinatie de tussenkomst van TDV nodig. Voor het plaatsen van een leerling in een passende route rekent de vervoerder één tot vijf werkdagen. Komt een aanvraag voor aangepast vervoer binnen vlak voor of in de zomervakantie dan kan plaatsing in het vervoer na de vakantie maximaal twee weken duren. De ingangsdatum van het vervoer kan daardoor afwijken van de aangevraagde datum. Ouders moeten in de tussentijd zelf voor het vervoer zorgen.
Er worden geen leerlingen door de vervoerder in het aangepast vervoer geplaatst waarvoor het college geen toestemming heeft gegeven.
Artikel 4. Gesprek over zelfstandigheid en zelfredzaamheid bij de aanvraag
Het aanvraagformulier voor een vervoersvoorziening is zodanig opgebouwd dat alle vragen betreffende zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling aan bod komen. Is het formulier niet voldoende of onvolledig ingevuld dan wordt contact opgenomen met de aanvrager.
Onvolledige aanvragen – zonder opgevraagde aanvulling – worden buiten behandeling gesteld of worden afgewezen. Dit wordt schriftelijk aan ouders bevestigd.
Blijkt uit de aanvraag onvoldoende wat de mogelijkheden qua zelfstandig reizen zijn, dan wordt contact opgenomen voor aanvullende informatie en/of worden er bijlagen van deskundigen opgevraagd. Om maatwerk te leveren kan een ‘keukentafel’- gesprek onderdeel van het contact zijn.
Als het kind niet zelfstandig kan reizen dan vragen ouders aan school een formulier met een vervoersadvies over hun kind in te vullen.
School verstrekt hierin de volgende informatie:
- •
- •
- •
- •
Het college bepaalt te allen tijde wanneer een vervoersadvies bij de aanvraag noodzakelijk is.
Wijkt het vervoersadvies van school af van de vervoersaanvraag van de ouder dan kan het vervoersadvies leidend zijn voor de toekenning van een bepaalde vervoersvoorziening.
Artikel 5. OOGO met het samenwerkingsverband
Lid 2b. Verwijzing naar de best passende school
De best passende school voor een leerling is niet altijd de dichtstbijzijnde school van dezelfde onderwijssoort. Voor het toekennen van een vervoersvoorziening naar deze school is het belangrijk om te weten of de dichterbij gelegen school ook toegankelijk is voor de leerling.
Om dit te bepalen is het volgende nodig:
- •
- •
Artikel 6. Algemene voorwaarden voor toekenning van de vervoersvoorziening
Artikel 6, lid 5 Wijze van verstrekking en vergoeding vervoersvoorziening
Het college verstrekt op aanvraag jaarlijks een vervoersvoorziening aan de ouders voor de periode van een schooljaar. Aanvragen die gedurende het schooljaar binnenkomen worden, indien mogelijk, toegekend met ingang van de aangevraagde datum of de datum van ontvangst van de aanvraag.
Een bekostiging voor het fietsen, openbaar vervoer en/of eigen vervoer wordt als voorfinanciering toegekend voor een geheel schooljaar. De betaling is afhankelijk van het bedrag in één of twee termijnen:
- •
- •
Er worden geen vervoersbewijzen of betaalafschriften opgevraagd, tenzij het college er een aanleiding voor heeft. De toekenning is in principe op basis van vertrouwen en ter stimulering van de zelfredzaamheid. De voorwaarden hiervoor worden in de beschikking opgenomen. Ook wordt opgenomen dat ten onrechte genoten bekostiging wordt teruggevorderd (zie artikel 7 verordening). Wijzigt er iets in de bekostiging dan kan dit, als het nodig is, bij de tweede termijn worden aangepast.
Ook kan op basis van maatwerk de betaling in 1 of meer termijnen zijn of achteraf op basis van werkelijke kosten.
Aanvragen voor een vergoeding van vervoerskosten gedurende het jaar gaan in vanaf de ingangsdatum van de aanvraag of de datum van ontvangst van de aanvraag. Een vergoeding met terugwerkende kracht is niet mogelijk.
Een aanvraag voor een tijdelijke vergoeding kan op basis van werkelijke vervoersdagen achteraf worden vergoed, bijvoorbeeld bij:
- •
- •
als de duur van de vervoersvoorziening of het aantal schooldagen per week voor een langere termijn nog niet duidelijk is. Hiervoor kunnen vervoerbewijzen of betalingsafschriften worden opgevraagd. Dit is maatwerk.
Bij een afmelding gedurende het schooljaar omdat de leerling stopt met school, wordt de toegekende vervoersvoorziening beëindigd. Dit wordt per e-mail aan de ouders bevestigd. Is er te veel vergoeding voor het vervoer uitbetaald, dan ontvangen de ouders een brief met een terugbetalingsverzoek.
Artikel 6, lid 7 Vervoer naar een andere locatie dan de woning
Vervoer naar buitenschoolse opvang (geregistreerde BSO/NSO) of gastgezin/oppasgezin is geen
wettelijke verplichting voor de gemeente. Het vervoer naar de buitenschoolse opvang of andere opvangadressen valt in beginsel niet onder de verordening en niet onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid. In specifieke gevallen kan het college besluiten toch het vervoer te fiatteren. In de vervoersaanvraag hebben ouders de mogelijkheid een tweede opvangadres op te geven. Vervoer naar een naschoolse opvanglocatie is mogelijk als:
- •
- •
- •
- •
- •
Staat de geregistreerde kinderopvang in dezelfde gemeente als de bezochte school dan zorgt de opvang in principe zelf voor het vervoer van/naar school en is aangepast vervoer niet mogelijk.
Maximaal is één tweede vervoersadres toegestaan. Hiervan kan worden afgeweken als er sprake is van bijvoorbeeld co-ouderschap en een oppasadres. Of als er naast het oppasadres ook sprake is van een geïndiceerd zorgcontract (Jeugdwet) bij bijvoorbeeld een zorgboerderij. Als er sprake is van een tijdelijk noodopvangadres, door bijvoorbeeld ziekenhuisopname van de ouder, dan wordt binnen het routenetwerk gekeken wat mogelijk is. Voor vakantie of privédoeleinden is ‘noodopvang’ niet mogelijk.
Voor- en/of naschools vervoer naar bijvoorbeeld een zorginstelling, behandelcentrum, zorgboerderij of een crisisplaats, aangevraagd door de jeugdhulp of jeugdbescherming, valt onder de Jeugdwet en is geen leerlingenvervoer. Dit vervoer kan wel, eventueel gecombineerd met het aangepast leerlingenvervoer, door Doelgroepenververvoer worden ingezet. De (meer)kosten voor dit vervoer komen ten laste van de afdeling Jeugd en niet voor het leerlingenvervoer.
Ook vervoer naar dagbehandelingsinstellingen of crisisplaatsen voor niet-schoolgaande kinderen kan op verzoek van de jeugdhulp of jeugdbescherming, eventueel gecombineerd met het leerlingen-vervoer, worden ingezet. Ook deze vervoerskosten komen niet ten laste van het leerlingenvervoer (zie ook artikel 14 van de verordening).
Verblijft (woont) de leerling (deels) in een instelling dan is dit een (tweede) woonadres waarvoor leerlingenvervoer kan worden aangevraagd.
Artikel 7. Herziening, opschorting, intrekking en terugvordering van de vervoersvoorziening
Artikel 7, lid 4d en e, lid 5 Gedrag en overlast in aangepast vervoer
Ouders zijn verantwoordelijk voor het gedrag van hun kind in de taxi(bus). Zij moeten hun kind vertellen hoe ze zich horen te gedragen zodat tijdens het vervoer geen ongeregeldheden ontstaan.
In het protocol in geval van overlast en in het informatieboekje over het aangepast vervoer staat wat er van de leerling in het aangepast vervoer wordt verwacht. Het protocol en het informatieboekje staan op de website van Doelgroepenvervoer en het informatieboekje ontvangen ouders als er voor de eerste keer een beschikking voor aangepast vervoer wordt afgegeven.
Artikel 8. Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school
Een leerling kan in meerdere woningen verblijven, bijvoorbeeld bij co-ouderschap of als de leerling in een woonvoorziening verblijft. Woont een leerling minimaal één nacht per week in meerdere gemeenten dan kan het vervoer ook in de andere gemeente worden aangevraagd.
Een overnachting op bijvoorbeeld een dagbestedingslocatie, zoals zorgboerderij of andere opvangplek met een zorgindicatie in de eigen of een andere gemeente valt onder de jeugdwet.
Dit wordt niet aangemerkt als woning.
Als gedurende het schooljaar of in de zomervakantie sprake is van een verhuizing, plaatsing in bijvoorbeeld een pleeggezin of op een langdurige crisisplaats binnen de gemeente is de bezochte school niet altijd meer de dichtstbijzijnde school. Het college kan dan, op grond van de hardheidsclausule, besluiten de vervoerstoekenning naar de bezochte school intact te laten.
Als overplaatsing naar een andere school om medische, pedagogische of sociale redenen niet verantwoord is kan hiervoor de hardheidsclausule worden toegepast, overeenkomstig artikel ‘Verordening artikel 26 Hardheidsclausule’ van dit besluit.
Als de leerling zelfstandig naar school kan reizen kan het college besluiten maximaal een bekostiging van de reiskosten naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school toe te kennen.
Dichtstbijzijnde toegankelijke school
School (tijdelijk) niet toegankelijk of de school is vol
Is een school (tijdelijk) niet toegankelijk voor kinderen met een bepaalde zorgproblematiek, dan is de school niet passend voor deze kinderen en wordt een andere verder weg gelegen school als dichtstbijzijnde toegankelijke school aangemerkt. Voor deze kinderen is het vaak niet goed om hen, vanwege de zorgproblematiek in een later schooljaar over te plaatsen, als de dichtstbijzijnde school wel toegankelijk wordt. Dit geldt ook als de dichterbij gelegen school (tijdelijk) vol is.
Als uit een advies van school of het Samenwerkingsverband blijkt dat overplaatsing geen optie is voor de leerling kan het college, op grond van de hardheidsclausule, besluiten de vervoerstoekenning naar de bezochte school intact te laten.
Als overplaatsing naar een andere school om medische, pedagogische of sociale redenen niet verantwoord is kan hiervoor de hardheidsclausule worden toegepast, overeenkomstig artikel ‘Verordening artikel 26 Hardheidsclausule’ van dit besluit.
Soms gaan leerlingen een aantal uren, dagdelen of dagen per week naar een andere school dan de school waarbij zij staan ingeschreven. Het gaat hierbij vaak om extra ondersteuning of uitdaging voor de leerling. Bij deze ‘deeltijdklassen’ gaat het bijvoorbeeld om een taalklas, rekenklas, schakelklas of hoogbegaafdenklas.
Aanvragen voor leerlingenvervoer die betrekking hebben op het bezoek aan een deeltijdklas worden niet gehonoreerd. Ouders kunnen geen aanspraak maken op leerlingenvervoer (uitgezonderd ‘symbiose’ zie Toelichting bij de Verordening, artikel 8, lid 4).
Vervoer naar een nieuwkomervoorziening
Er is een regionale onderwijsvoorziening in West-Friesland voor anderstalige kinderen van
6 tot 13 jaar die uit het buitenland komen en korter dan een jaar in Nederland zijn. Voor deze kinderen is de nieuwkomersvoorziening de dichtstbijzijnde toegankelijke vorm van onderwijs.
Het college kent vervoer toe aan de ouders van de leerling:
- •
- •
- •
Het toegekende vervoer geldt maximaal voor de duur van de plaatsing op de nieuwkomersvoorziening.
Onderwijs in combinatie met dagbehandeling
Voor vervoer naar zorginstellingen zijn in eerste instantie de Jeugdwet 2015 en de Wet Langdurige zorg van toepassing. Volgt een leerling onderwijs op of nabij een zorginstelling, dan kunnen de ouders in aanmerking komen voor een (gedeeltelijke) tegemoetkoming in de kosten. Het college kan ook besluiten dat het vervoer gecombineerd met het reguliere aangepaste vervoer in dergelijke situaties de meest passende en voor de gemeente goedkoopste vorm van vervoer is.
Dit wordt per situatie beoordeeld. Het moet dan gaan om onderwijs in de zin van onderwijswetgeving, de instelling die het onderwijs verzorgt moet een ‘school’ zijn. Hierbij geldt dat, op grond van de verordening, de gemeente het vervoer verzorgt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, volgens het schoolplan. Met uitzondering op de uitvoeringsafspraken met betrekking tot de onderwijs-zorgarrangementen (OZA). Krijgt de leerling voor, tijdens of na schooltijd zorg of behandelingen, dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer. Beveiligd vervoer in de gesloten jeugdhulp valt niet onder het leerlingenvervoer.
Voor het bepalen van ‘wel’ of ‘geen’ leerlingenvervoer naar een dagbehandeling hanteert het college de 50% regeling:
Als behandeling of zorg meer dan 50% van de schooltijd in beslag neemt dan valt het vervoer niet onder het leerlingenvervoer maar onder de jeugdhulp. Gaat het vervoer naar de dagbehandeling door in de schoolvakanties, dan is het geen leerlingenvervoer.
Lid 4b. Onderwijskundige behoefte
Als onderbouwing voor een vervoersvoorziening naar een verder weg gelegen school vanwege een specifieke onderwijskundige behoefte kan het college een verklaring van de dichterbij gelegen school vragen waaruit blijkt dat deze school niet het onderwijs kan bieden wat de leerling nodig heeft. Voor zover dit niet bekend is bij het college. Een cluster-4 school geeft bijvoorbeeld geen praktijkles of les op havo-niveau, dit is bekend bij het college. Ook een verslag van het Samenwerkingsverband kan onderdeel van de onderbouwing zijn.
Voor het bepalen van de afstand tussen het woonadres en het schooladres maakt het college gebruik van de ANWB-routeplanner (website). Optie fiets en auto, kortste route.
Artikel 10. Aanwijzing opstapplaats
Het college kiest (nog) niet voor centrale opstapplaatsen.
- •
- •
- •
- •
Artikel 13. Schooltijden en wachttijden
Er is geen maximale wachttijd bij afwijkende schooltijden. Het is aan de ouders om te kiezen voor een wachttijd als zij willen dat hun kind meereist in het aangepast vervoer op de reguliere schooltijden. Zij kunnen er ook voor kiezen hun kind zelf naar school te brengen en/of op te halen.
- •
- •
Het gaat hier om maatwerk waarbij de zelfredzaamheid een belangrijke factor is.
Artikel 16. Vestrekking van de vervoersvoorziening
Ter bevordering van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid kan het college besluiten een bekostiging toe te kennen voor een combinatie van verschillende vervoersvoorzieningen. Op basis van maatwerk worden afspraken gemaakt.
- •
Zomer- en wintervervoer: zomers, van 1 april tot 1 november, een fietsvergoeding en voor de wintermaanden, 1 november tot 1 april, een vergoeding voor openbaar vervoer, eigen vervoer of taxivervoer. Van de periodes kan in overleg worden afgeweken, zoals langer doorfietsen of na de winter eerder starten met fietsen (of andersom).
- •
Combinatie van fietsvergoeding en vergoeding voor openbaar vervoer (half/half): Soms is de leerling niet in staat om met slecht weer of harde wind te fietsen of is hij niet in staat een volledige week te fietsen. Afhankelijk van weersomstandigheden of de energie gaat de leerling op de fiets of met het openbaar vervoer of de auto. Ouders kunnen deze combinatievergoeding vrij inzetten voor het fietsen of het reizen met het openbaar vervoer of de auto. De vergoeding is in principe op basis van vertrouwen. Het college kan achteraf een verantwoording opvragen.
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
Artikel 17. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets
Voor het toetsen van zelfstandig reizen hanteert het college geen minimale leeftijd. De afstanden naar het speciaal (basis)onderwijs zijn voor de gemeente Opmeer dermate ver gelegen dat het college dit niet verantwoordelijk vindt voor kinderen in de leeftijd van het basisonderwijs.
Een vervoersaanvraag begint bij de fiets(on)mogelijkheden van de leerling en de begeleiding hierbij. Daarna wordt de optie voor openbaar vervoer en de begeleiding hierbij getoetst.
Vergoeding naar voortgezet speciaal onderwijs
Het college kiest ervoor om artikel 17 en 18 ook van toepassing te laten zijn op leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (VSO). Dit om de leerlingen naar het VSO te stimuleren om zelfstandig naar school te reizen. Er wordt geen onderscheid gemaakt in speciaal basis- of voorgezet speciaal onderwijs.
Het vaststellen van de kosten van openbaar vervoer en de daaraan gerelateerde vergoeding vindt plaats op basis van de beschikbaar gestelde informatie op www.9292.nl op het moment van toekenning. Ook de kosten voor een OV-fiets kunnen hierbij worden meegenomen.
Bij de berekening van een tegemoetkoming in de kosten wordt uitgegaan van een schooljaar van
200 dagen, 40 weken, of 10 maanden. Gaat de vergoeding op een later moment gedurende het lopende schooljaar in dan wordt de berekening naar verhouding toegepast.
Start het zelfstandig reizen in het voorjaar dan vindt de vergoeding eventueel op basis van de werkelijke schooldagen plaats, volgens de schoolgids en/of website van de betreffende school.
Artikel 18. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer of vervoer per fiets ten behoeve van een begeleider
Het college sluit, als het om het begeleidingsvraagstuk in het leerlingenvervoer gaat, aan bij vaste jurisprudentie. Er kunnen omstandigheden zijn die maken dat ouders niet in staat zijn om de begeleiding voor hun kind te organiseren. In dergelijke situaties kan het college overgaan tot het aanbieden van aangepast vervoer. Bij het toetsen van de begeleidingsmogelijkheden wordt rekening gehouden met de van ouders redelijkerwijs te vergen inzet (op 200 schooldagen per jaar). De toekenning vindt plaats op een wijze die voor de leerling en de ouders passend is.
Van ouders mag een bepaalde mate van inzet worden verwacht maar dit mag niet zover gaan dat sprake is van een ernstige benadeling van het gezin. Hiervan is in ieder geval sprake als het reizen per openbaar vervoer of op de fiets de begeleider meer tijd kost dan 3 uur reistijd per dag.
Verder is van een ernstige benadeling van het gezin naar het oordeel van het college sprake als één of meer van de volgende situaties aan de orde zijn:
- •
- •
- •
- •
Het college vergoedt de kosten van openbaar vervoer die de begeleider samen met de leerling maakt. Of het college betaalt een fietsvergoeding voor de begeleider voor de kilometers samen met de leerling. Zie artikel 17 voor de hoogte van de vergoeding.
Vergoeding vindt niet plaats wanneer:
- •
- •
Ook voor het oefenen met het zelfstandig leren reizen met het openbaar vervoer of het fietsen kan voor een bepaalde periode een vergoeding worden toegekend voor de begeleider. Dit is maatwerk en wordt per aanvraag beoordeeld.
Artikel 19. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer
Uitgangspunt is het streven naar een zo kort mogelijke reistijd en wachttijd. De gemeente heeft echter ook rekening te houden met efficiënte uitvoering van het aangepast vervoer door bijvoorbeeld het combineren van vervoer. De breng- en ophaaltijd bij school moet liggen binnen een marge van 15 minuten voor de aanvangstijd respectievelijk na de eindtijd van de school.
Artikel 19b. Openbaar vervoer ontbreekt
Naast het ontbreken van openbaar vervoer kan sprake zijn van ontoereikend openbaar vervoer door de volgende situaties:
- –
- –
- –
In die gevallen ontbreekt er een goede aansluiting in het openbaar vervoer van de woning naar school en kan op grond van dit artikel aangepast vervoer worden toegekend.
Artikel 19c. Begeleiding niet mogelijk
Voor het toetsen of ouders kunnen begeleiden in het vervoer hanteert het college een leeftijd vanaf 9 jaar, peildatum 1 augustus van het betreffende schooljaar (zie ook artikel 18).
Artikel 20. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer
Bij de bepaling van de tegemoetkoming in de kosten van eigen vervoer wordt uitgegaan van een schooljaar van 200 dagen, 40 weken of 10 maanden.
Het college staat positief tegenover aanvragen voor een vergoeding voor (deels) eigen vervoer, ongeacht of het wel of niet goedkoper is dan aangepast vervoer. Het college stimuleert hiermee de zelfredzaamheid en het zelf organiseren van vervoer door de ouders. De ouder neemt hiermee zelf de verantwoording voor het bezoek van hun kind aan school, zoals vastgelegd in de Leerplichtwet. De vergoeding is in dat geval op grond van artikel 20, lid 2c van de verordening.
Op de dagen van het eigen vervoer waarvoor ouders een vergoeding krijgen, is geen aangepast vervoer mogelijk.
Gaat de leerling zelf met de bromfiets, scooter of auto naar school dan is de bekostiging afhankelijk van de vervoersmogelijkheden van de leerling. Er wordt in dat geval een vergoeding op grond van
Artikel 21. Bekostiging andere passende vervoersvoorziening
Waar mogelijk wordt het zelfstandig leren reizen gestimuleerd (zie ook artikel 16). Als dat (eenmalige) meerkosten meebrengt anders dan in de verordening opgenomen, dan werkt het college daaraan mee door het bieden van maatwerk. Dit moet wel in verhouding staan tot de uiteindelijke kostenbesparing die het oplevert.
Ondersteuning op weg naar zelfstandigheid
Het college staat open voor projecten voor het begeleiden van leerlingen bij het oefenen in zelfstandig reizen. Hierbij wordt gekeken naar:
- •
- •
- •
Soms heeft een school een eigen reis/vervoersproject voor leerlingen. Of school werkt samen met een organisatie die hierbij begeleiding biedt. Als het college hier ook voor een specifieke leerling of meerdere leerlingen bij betrokken wordt, kunnen contractkosten en/of kosten voor het begeleiden in het vervoer die hieraan verbonden zijn voor rekening van de gemeente (het leerlingenvervoer) komen. In overleg wordt een vervoersplan op maat gemaakt, waarvoor een afgesproken vergoeding wordt betaald. Met als doel dat de leerling na afloop zelfstandig naar school reist.
Ook kan het college zelf een contract afsluiten met een zelfstandig reisproject, bijvoorbeeld
De Reiskoffer, de GoOV-app, Samen Reizen met, MEE op Weg. Vooralsnog kiest het college hier niet voor. De kosten van dergelijke projecten wegen (nog) niet op tegen de enkele leerling die hiervan gebruik kan maken.
Het college kan besluiten voor maximaal één schooljaar een vergoeding voor het openbaar vervoer toe te kennen als tegemoetkoming in de bekostiging van een e-bike. Deze vergoeding bedraagt maximaal tien keer het goedkoopste maandabonnement voor de bus over de afstand gelijk aan de afstand van de woning naar school. De vergoeding wordt bij voorschot uitbetaald zodat ouders deze kunnen gebruiken voor de aanschaf van een e-bike. De daaropvolgende jaren komen ouders bij een vervoersaanvraag in aanmerking voor een fietsvergoeding.
Ook bestaat de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor een (gedeeltelijke) vergoeding voor bijvoorbeeld (het leasen van) een handbike, bakfiets of duofiets. Soms kan hiervoor ook (deels) een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand of WMO worden toegekend. Voor een bekostiging van leerlingenvervoer kan hiervoor een maatwerkplan worden gemaakt.
Artikel 23. Eigen bijdrage in de vorm van een drempelbedrag
Bij de verstrekking van een vervoersvoorziening betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt een eigen bijdrage.
De gemeente stelt het drempelbedrag jaarlijks vast op basis van de kosten van een jaarabonnement met reductie voor openbaar vervoer over een afstand van 6 km. Voor 2023 is dit een Randstad Noord Zone Abonnement Jaar Sterwaarde 1. Verdwijnt dit abonnement, dan komt daar het best passende abonnement voor in de plaats.
Artikel 23. Eigen bijdrage in de vorm van drempelbedrag en
Artikel 24. In de vorm van een draagkrachtafhankelijke bijdrage
Het drempelbedrag wordt geheven per leerling. Er is geen maximum aan het aantal kinderen per gezin als er meerdere kinderen in het leerlingenvervoer zitten. (Bij eigen vervoer per auto wordt het drempelbedrag eenmaal – voor één kind – geheven.) De draagkrachtafhankelijke bijdrage wordt geheven per gezin. Het drempelbedrag en de draagkrachtafhankelijke bijdrage worden in mindering gebracht op de toegekende vergoeding. In situaties waarbij de hoogte van het drempelbedrag en de eigen bijdrage als onredelijk hoog wordt ervaren kan het college ten gunste van ouders afwijken van de bepalingen door middel van het toepassen van de hardheidsclausule (artikel 26 van de verordening).
Het drempelbedrag en de draagkrachtafhankelijke bijdrage zijn (samen) nooit meer de werkelijke vervoerskosten.
Artikel 25. Beslissing college in gevallen waarin de regeling niet voorziet
Het college heeft voor de uitvoering van de verordening bekostiging leerlingenvervoer, beleidsregels opgesteld en handelt overeenkomstig deze beleidsregels. Als dit gevolgen heeft voor een of meer belanghebbenden die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen, kan hiervan gemotiveerd worden afgeweken (Awb, artikel 4:84).
Deze afwijkingsmogelijkheid ziet op incidentele bijzondere gevallen, waarmee ‘geen rekening is gehouden bij het vaststellen van de beleidsregels’. Wordt de afwijking structureel, dan moeten de beleidsregels worden gewijzigd (Awb, artikel 4:84).