Onderwijskansenbeleid gemeente Medemblik
De gemeente Medemblik heeft als doel en wettelijke taak ervoor te zorgen dat alle inwoners actief kunnen meedoen in de samenleving. Het meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein Samen aan zet (2024) geeft richting voor ons beleid en uitvoering in het sociaal domein en biedt de paraplu voor beleidsplannen waarin concrete acties en doelen zijn uitgewerkt. Een van de opgaven in het meerjarenbeleidsplan gaat over Kansrijk opgroeien. Daar valt onder meer het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden onder. Dit beleidsplan onderwijskansen geeft richting aan het onderwijsachterstandenbeleid en de uitvoering daarvan.
De gemeente ontvangt geoormerkte middelen van het Rijk voor het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden. Dit betreft het budget voor het gemeentelijk onderwijsachterstanden beleid (de GOAB-middelen). De Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) vormt het belangrijkste onderdeel van het onderwijsachterstandenbeleid van de Rijksoverheid. VVE is bedoeld om kinderen met een risico op een onderwijsachterstand betere kansen te bieden. De voorschoolse educatie (VE) is bestemd voor peuters (2-4 jaar), de vroegschoolse educatie voor kleuters (4-6 jaar). De gemeente heeft de verantwoordelijkheid om een aanbod voor voorschoolse educatie te realiseren, de inrichting van de vroegschoolse educatie is de verantwoordelijkheid van het primair onderwijs.
Sinds 2019 worden de GOAB-budgetten jaarlijks vastgesteld op basis van de CBS-cijfers van de achterstandsscores van de gemeente1, waarbij het Rijk per periode van vier jaar afrekent op resultaten. De huidige periode gaat over de jaren 2023-2026. Over de periode 2019-2022 heeft de gemeente Medemblik een deel van het bedrag terug moeten betalen. De wettelijke taken ten aanzien van VVE zijn uitgevoerd, maar mede door het ontbreken van een onderwijsachterstandenbeleid heeft de gemeente de middelen niet optimaal benut.
We willen kinderen gelijke kansen bieden en kinderen met een (risico op) achterstand ondersteunen om zich optimaal te ontwikkelen. Om de GOAB-middelen bestemd voor peuters en basisschoolleerlingen doelgericht in te kunnen zetten is gemeentelijk beleid nodig.
We richten ons in dit beleidsplan in eerste instantie op de groep peuters en basisschoolleerlingen van 2 tot 13 jaar. Voor deze groep zijn de GOAB-middelen inzetbaar. We spreken voor Medemblik niet van een onderwijsachterstandenbeleid, maar van een onderwijskansenbeleid omdat we denken in mogelijkheden van kansen voor kinderen.
Ons onderwijskansenbeleid gaat over meer dan alleen de GOAB-doelgroep. Het onderwijskansenbeleid kan, bij een jaarlijkse evaluatie, zo nodig worden uitgebreid met de doelgroep van 0-2 jaar en/of de doelgroep van 12-18 jaar (voortgezet onderwijs en de aansluiting op beroepsonderwijs en arbeidsmarkt).
In januari 2024 heeft de gemeente Medemblik binnen Jeugd en Onderwijs een opdracht geformuleerd voor het opstellen van een onderwijskansenbeleid. Er is toegewerkt naar een kader van wat de gemeente moet (wettelijke en lokale kaders), wil (ambities) en kan gaan bieden in de huidige beleidsperiode en in de toekomst. Het beleid is opgesteld in samenwerking met partners van primair onderwijs (van ieder knooppunt2 in Medemblik), het samenwerkingsverband (passend onderwijs), de jeugdgezondheidszorg (JGZ), de VE-kinderopvang en de reguliere kinderopvang. Daarnaast is input gevraagd van de bibliotheek en van de uitvoerders van jeugdhulp, jongerenwerk, schoolmaatschappelijk werk en het minimabeleid. Het conceptbeleidsplan is voorgelegd aan de Lokaal Educatieve Agenda (LEA)3 en de Adviesraad Sociaal Domein4. Na akkoord in het college van burgemeester en wethouders besluit de gemeenteraad.
Dit nieuwe onderwijskansenbeleid bevat de wettelijke kaders ten aanzien van de GOAB-middelen en sluit aan bij de ambities van het meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein, Samen aan zet (2024).
In dit hoofdstuk zijn de wettelijke kaders van het onderwijskansenbeleid beschreven en de rolverdeling vanuit wettelijk oogpunt.
- •
- •
- •
- •
- •
- •
Deze wetten vormen samen de basis van het onderwijsachterstandenbeleid van het Rijk.
We toetsen beleid aan de ambities van het Coalitieakkoord Medemblik 2022-2026. Het meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein, Samen aan zet (2024) vormt het uitgangspunt voor alle beleidsnota’s op het brede terrein van het sociaal domein. Hierin zijn de uitgangspunten en kaders die de gemeenteraad in 2023 heeft meegegeven verwerkt. Het sluit ook aan bij de doelen in de programmabegroting. Het meerjarenbeleidsplan sociaal domein is het raamwerk waarop ook het onderwijskansenbeleid is gebaseerd. Doel is om integraal uitvoering te geven aan de wettelijke taken en daarmee bij te dragen aan de maatschappelijke effecten zoals die in het meerjarenbeleidsplan worden gepresenteerd. Uitgangspunt bij het coalitieakkoord en meerjarenbeleidsplan is dat iedereen mee moet kunnen doen in de samenleving en dezelfde kansen verdient. We gaan daarbij uit van eigen verantwoordelijkheid binnen eigen kunnen en mogelijkheden.
Om te zorgen dat kinderen kansrijk op kunnen groeien focussen we op preventie en vroegsignalering. Daarbij is het ook van belang dat we, waar mogelijk, voorzieningen in dorpskernen behouden. We beschrijven in dit beleid hoe we ondersteuning bieden die bijdraagt aan gelijke kansen voor kinderen met (een risico op) een onderwijsachterstand.
Er zijn verschillende partijen die een rol spelen bij de uitvoering van dit onderwijskansenbeleid. Vanuit wettelijk oogpunt staan de Rijksoverheid, de gemeente, de leerplicht (en kwalificatieplicht), het samenwerkingsverband (passend onderwijs) en de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) centraal. De monitoring van en controle op de kwaliteit van de kinderopvang en de voor- en vroegschoolse educatie en het basisonderwijs liggen bij de GGD (als toezichthouder kinderopvang) en de Inspectie van het Onderwijs. De GGD voert ook de jeugdgezondheidszorg (JGZ) uit en is daarmee verantwoordelijk voor het indiceren van kinderen met (een risico op) een onderwijsachterstand. De verschillende rollen worden hierna verder beschreven.
De Rijksoverheid geeft de wettelijke kaders aan en stelt middelen beschikbaar voor de uitvoering van onderwijsachterstandenbeleid door de gemeente en het basisonderwijs.
De gemeente heeft een wettelijke verplichting tot het bieden van voldoende voorschools aanbod in volume, spreiding en kwaliteit voor peuters met (een risico op) een onderwijsachterstand. Dit wordt gefinancierd uit de Rijksmiddelen voor gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOAB-middelen).
Deze middelen zijn bedoeld voor:
- •
- •
- •
- •
- •
- •
Op het gebied van onderwijshuisvesting is de gemeente onder meer verantwoordelijk voor de bekostiging van nieuwbouw en uitbreiding van schoolgebouwen voor het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs. In het Integraal Huisvestingsplan (IHP) Medemblik staan de wettelijke kaders en ambities voor de huisvesting van het onderwijs in Medemblik beschreven.
Kinderen en jongeren hebben recht op onderwijs. De leerplicht geldt voor leerlingen van 5 tot 16 jaar. De leerplichtambtenaar houdt zich bezig met verzuim en schooluitval in het primair en voortgezet onderwijs.
Toezicht op de kinderopvang en Inspectie van het Onderwijs
De gemeente geeft de GGD Hollands Noorden opdracht tot het houden van toezicht op de kinderopvang. De GGD inspecteert jaarlijks alle locaties die vermeld staan in het Landelijk register Kinderopvang (LRK). De gemeente is eindverantwoordelijk voor toezicht en handhaving op de geregistreerde kinderopvanglocaties en voor correcte vermelding in het LRK.
De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht aan de hand van het onderzoekskader voor het toezicht op de voorschoolse educatie en het primair onderwijs. Het toezicht op de kwaliteit van VVE bestaat uit het voorschoolse deel, het vroegschoolse deel en de taken van de gemeente ten aanzien van VVE. Daarnaast houdt de Inspectie van het Onderwijs toezicht op de taken en de verantwoordelijkheden van de gemeente in het kader van de wet- en regelgeving kinderopvang. Dit toezicht is risico gestuurd.
De GGD Hollands Noorden voert de jeugdgezondheidszorg (JGZ) in Medemblik uit. Binnen de gemeente Medemblik zijn er drie uitvoeringslocaties van de JGZ, beter bekend als het consultatiebureau. De consultatiebureaus bevinden zich in de kernen Medemblik, Wognum en Wervershoof. De jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen onderzoeken kinderen op het consultatiebureau en op school. De JGZ voert een wettelijke taak uit wat betreft het systematisch volgen van risicofactoren die de ontwikkeling van jeugdigen kunnen belemmeren. Zij is een belangrijke samenwerkingspartner op het gebied van signaleren en verwijzen naar voorschoolse voorzieningen. De genoemde consultatiebureaus verzorgen de indicaties voor VE-kinderopvang.
Schoolbesturen primair en voortgezet onderwijs
In de aanpak van onderwijsachterstanden hebben de schoolbesturen een wettelijke taak. Schoolbesturen in het primair onderwijs ontvangen hiervoor OAB-middelen van het Rijk in de lumpsum. Het voortgezet onderwijs ontvangt middelen uit de Regeling onderwijskansen voorgezet onderwijs.
De bibliotheek heeft wettelijke taken op het gebied van leesbevordering en de bestrijding van laaggeletterdheid. Met deze en andere onderwerpen op het gebied van basis- en digitale vaardigheden is de bibliotheek een verbindende partner in het sociaal domein, voor de kinderopvang en het onderwijs. De afspraken zijn vastgelegd in het Convenant bibliotheekwerk.
3. Doel van het beleid en de situatie in Medemblik
Het doel van het onderwijsachterstandenbeleid vanuit de Rijksoverheid is het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden, het voorkomen van segregatie en het bevorderen van integratie. De focus ligt hierbij op de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Het belangrijkste doel van VVE is om kinderen met een (dreigende) taal- en/of ontwikkelingsachterstand als gevolg van sociale, economische en/of culturele oorzaken beter voor te bereiden op de basisschoolperiode.
Om dit beleid concreet te maken heeft de gemeente Medemblik in samenwerking met partners ambities en doelen benoemd. Voorafgaand aan deze ambities en doelen zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:
- •
- •
- •
- •
- •
- •
3.2 Huidige situatie onderwijsachterstanden in Medemblik
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft onderzocht wanneer een kind een onderwijsachterstand kan oplopen. Het CBS vond daarvoor een combinatie van vijf factoren5. De landelijke overheid gebruikt sinds 2019 deze factoren om te bepalen welke kinderen het meeste risico lopen op een onderwijsachterstand. Op basis van de gegevens van het CBS worden (G)OAB-budgetten toegekend aan de gemeente en aan het basisonderwijs.
Landelijk stelt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) voor 15 procent van de kinderen met het hoogste risico op onderwijsachterstand extra financiering beschikbaar. Van de in 2023 gemeten 4320 kinderen van 2 tot 13 jaar uit de gemeente Medemblik valt gemiddeld 14 procent binnen deze landelijke doelgroep. Uitschieters zijn de kernen Medemblik met 25%, Opperdoes met 18% en Sijbekarspel met 21%.
Verdeeld over de stad Medemblik en de verschillende dorpskernen zien we het volgende beeld6:
- *
- **
- ***
Gemeenten zijn verplicht een doelgroependefinitie te hanteren om te bepalen welke kinderen in aanmerking komen voor een gesubsidieerd aanbod in het kader van voorschoolse educatie. De basis hiervoor ligt in de definitie van het ministerie van OCW (§ 3.2). De gemeente heeft hierbij de beleidsvrijheid om, in de lokale context, de definitie van een doelgroeppeuter te bepalen.
De volledige beschrijving van de doelgroependefinitie uit 2019 staat beschreven in bijlage 2, met een voorstel voor wijziging hiervan. De doelgroependefinitie is sinds 2019 niet meer aangepast. Deze moet jaarlijks worden geëvalueerd met de VVE partners, bij wijziging worden voorgelegd aan de LEA en vastgesteld door het college.
4. Wat willen we bereiken en wat gaan we doen
Samen met partners hebben we voor de periode vanaf 2024 onderstaande ambities gesteld. Bij deze ambities worden de gewenste resultaten en acties beschreven. In de Uitvoeringsagenda maken we deze acties concreet en stellen we prioriteiten. De Uitvoeringsagenda zal jaarlijks worden geëvalueerd, verder ontwikkeld in overleg met partners en worden voorgelegd aan de LEA.
We stellen een regisseur aan vanuit de gemeente, die alle betrokken partijen verbindt en bijdraagt aan goede voorwaarden voor uitvoering en realisatie van de hieronder beschreven ambities.
Ambitie 1: Voldoende gespreid en kwalitatief goed aanbod
De gemeente is wettelijk verantwoordelijk voor voldoende onderwijshuisvesting en er is een wettelijke verplichting om een voldoende gespreid en kwalitatief goed aanbod te hebben op het gebied van voorschoolse educatie. Een kwalitatief goed en gevarieerd aanbod van kinderopvang en scholen in de hele gemeente, zorgt ervoor dat alle kinderen worden uitgedaagd om het beste uit zichzelf te halen en dit bevordert inclusie.
- ○
Iedere dorpskern heeft, waar mogelijk, een basisschool en een aanbod kinderopvang7.
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
Voorzieningen voor VE-peuteropvang financieel toegankelijk te houden voor alle peuters vanaf 2 jaar8: voor kinderen met en zonder VE-indicatie, van ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag.
- ○
Ambitie 2: Waarborgen van een doorgaande lijn
Afspraken maken over een doorgaande leerlijn van voorschool naar onderwijs is een wettelijke taak. Het gaat hier om een doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen van de voorschoolse educatie naar de basisschool. Wij willen de doorgaande lijn breder zien: niet alleen voor de overgang van voorschoolse voorzieningen naar onderwijs, maar ook tussen scholen en van basis- naar voortgezet onderwijs. We investeren om de keuze-en overgangsmomenten te verbeteren en kinderen in hun schoolloopbaan vooruit te helpen. Ook maken we afspraken over het betrekken van ouders bij deze keuze- en overgangsmomenten.
- ○
Afspraken over een uniforme (digitale) overdracht van voorschoolse voorzieningen naar primair onderwijs. Dit sluit aan bij al gemaakte afspraken over de uniforme overdracht van primair naar voortgezet onderwijs en de afspraken over de overgangen tussen nieuwkomersonderwijs, speciaal- en regulier basisonderwijs.
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
Implementatie van een uniforme overdracht voor de overgang van opvang naar onderwijs. Afspraken tussen onderwijs en VE-kinderopvang over SLO-doelen9. De begindoelen van het primair onderwijs zijn de einddoelen van de voorschoolse educatie.
- ○
- ○
Ambitie 3: Toeleiding naar VVE
De gemeente heeft een wettelijke taak in de toeleiding van doelgroeppeuters naar een voorziening voor voorschoolse educatie. Wij hebben daarin de focus op de doelgroeppeuters. We willen ook graag stimuleren dat alle peuters gebruik maken van een voorschoolse voorziening omdat kinderopvang bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen en een goede start op de basisschool. Wij streven naar gemengde groepen met doelgroeppeuters en reguliere peuters.
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
Ambitie 4: Monitoren van bereik, kwaliteit en resultaten
Het maken van resultaatafspraken met het onderwijs over VVE is een wettelijke taak, evenals het monitoren van bereik, kwaliteit en resultaten van VVE. We hebben echter ambities voor alle opvang en onderwijs. In overleg met de LEA gaan wij in gesprek over het monitoren van doelstellingen en resultaten.
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
Ambitie 5: Aandacht voor talent
Om kinderen kansen te bieden in deze samenleving is het ontwikkelen van talent en vaardigheden essentieel. Talent is heel divers: cognitief, sociaal, artistiek, sportief, digitaal, technisch enzovoort. Vaardigheden die erin zitten hebben ook een omgeving nodig om eruit te komen. De uitdaging is om kinderen de ruimte, middelen, ondersteuning en aanmoediging te bieden om hun talenten te ontwikkelen. Talentontwikkeling draagt bij aan persoonlijke ontwikkeling, maar maakt ook kansen in het onderwijs en voor de toekomst gelijker.
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
Ambitie 6: Samenwerking rondom de ontwikkeling van kinderen
Het van oorsprong Afrikaanse gezegde ‘It takes a village to raise a child’ wordt wereldwijd gebruikt. De opvoeding en ontwikkeling van kinderen is primair de verantwoordelijkheid van ouders, maar de omgeving heeft ook invloed. We versterken, samen met inwoners en organisaties, de sociale basis en netwerken van kinderen en gezinnen. Verwachtingen, vaardigheden en gedrag van pedagogisch medewerkers, leraren en ouders zijn van invloed op de kansen van kinderen. Ouderbetrokkenheid betekent partnerschap. Vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid en partnerschap wordt gewerkt aan onderwijskansen voor een kind, door ouders, voorschoolse voorzieningen, onderwijs en maatschappelijke organisaties.
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
Ambitie 7: Voor ieder kind een zo passend mogelijke plek
We willen een inclusieve samenleving waarin kinderen de kans krijgen om mee te doen en zo gewoon mogelijk op te groeien. Scholen zijn verplicht om leerlingen een passende plek te bieden, ook als een leerling extra ondersteuning nodig heeft10. Voor de voorschoolse voorzieningen ontbreekt een wettelijke basis. Dat betekent dat het verschilt per kinderopvangorganisatie of en hoe zij kinderen met een ondersteuningsbehoefte in reguliere groepen op (kunnen) vangen. Ook is de overdracht van peuters met een ondersteuningsbehoefte naar het basisonderwijs niet goed geregeld. Voor de voorschoolse periode (0 tot 4 jaar) is er behoefte aan een ondersteuningsstructuur. Het uitgangspunt is inclusieve opvang en onderwijs in de buurt, maar hoe we dit structureel vorm geven, hoe ver we gaan, wie welke verantwoordelijkheid heeft en hoe het zit met de financiën moeten we eerst onderzoeken.
- ○
- ○
- ○
- ○
- ○
In 2025 onderzoeken we, in gesprek met partners, of en hoe de ondersteuning binnen de (VE)- kinderopvang vormgegeven kan worden om een inclusief aanbod te realiseren. We onderzoeken daarbij ook of en in hoeverre we aan kunnen sluiten bij het Ondersteuningsplan 2022-2026 van het samenwerkingsverband. Daarin worden o.a. ambities genoemd dat het samenwerkingsverband eerder betrokken wordt bij peuters die extra ondersteuning nodig hebben; om een ondersteuningsstructuur voor peuters te ontwikkelen en aan te laten sluiten op die van het basisonderwijs; en het opzetten van een expertiseteam Jonge Kind.
- ○
- ○
- ○
Na het vaststellen van het onderwijskansenbeleid starten we met het prioriteren van de doelen en acties voor het komend jaar in de uitvoeringsagenda. Dit doen we in de LEA, met input van samenwerkingspartners. Deze doelen en acties vormen vervolgens vaste agendapunten in overleg en/of werkgroepen van onderwijs, (VE) kinderopvang en maatschappelijke partners. In bijlage 3 beschrijven we welke overleggen er zijn of moeten komen en wat hun doel is. Overleggen en werkgroepen kunnen advies voorleggen aan de LEA.
Naast de samenwerking met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en maatschappelijke partners is interne samenwerking binnen de gemeente Medemblik van groot belang. Onderwijskansenbeleid is effectiever als het in verbinding staat met andere beleidsterreinen. Het onderwijskansenbeleid raakt andere beleidsterreinen en onderwerpen. Het overkoepelende meerjarenbeleidsplan sociaal domein borgt dat deze verbinding en samenwerking er is.
We bereiken overeenstemming met de LEA op welke maatschappelijke thema’s ingezet zal worden middels acties in de uitvoeringsagenda. We zoeken aansluiting bij o.a. armoede en minimabeleid, gezondheid, jeugdhulp, verkeer, sport, cultuur en jongerenwerk.
6. Volgen, evalueren en verbeteren beleid
We gaan de uitvoering en de opbrengsten van het onderwijskansenbeleid systematisch in kaart brengen, afspraken evalueren en conclusies trekken waarmee we het beleid kunnen verbeteren. Zo evalueren we of de goede dingen worden gedaan en of de dingen goed worden gedaan, maar ook welke resultaten we bereiken en welke verbeteringen we signaleren.
De gemeente Medemblik speelt een belangrijke rol in de uitvoeringsagenda van het onderwijskansenbeleid. De samenwerkingspartners zijn betrokken bij de totstandkoming van deze agenda en partner in de uitvoering ervan. We benoemen per deelresultaat wie betrokken is, hoe en met wie we evalueren en welke afspraken we verder ontwikkelen.
Een goede kwaliteitscyclus is niet eenvoudig. We hebben ambities geformuleerd om kinderopvang, onderwijs, het consultatiebureau, jeugdzorg en maatschappelijke voorzieningen beter met elkaar te verbinden. Er ligt een grote opdracht en er zijn voldoende middelen. De praktijk kan echter weerbarstig zijn. We vragen advies aan een externe partij bij monitoring, data-analyse en evaluatie van de VVE- en overige GOAB-activiteiten. Zo vergroten we onze kennis en kunnen we deze inzichten met partners delen om beleid verder te ontwikkelen.
We monitoren tenminste jaarlijks de verschillende onderdelen van het onderwijskansenbeleid met:
- ○
- ○
- ○
- ○
Tenslotte leggen we verantwoording af over het beleid richting de onderwijsinspectie met de jaarlijkse vragenlijst over het verplichte overleg (LEA) en voor- en vroegschoolse educatie. De vragenlijst moet door het college worden vastgesteld.
De gemeente ontvangt Rijksmiddelen voor de uitvoering van (gemeentelijk) onderwijsachterstandenbeleid (GOAB, ook wel OAB). Er zijn strikte voorwaarden waaraan de gemeente het geld mag besteden. De besteding van dit budget wordt separaat (SiSa11) verantwoord aan het Rijk. De Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) is hierin de belangrijkste kostenpost en wettelijk verplicht. Binnen de regels kan bekeken worden wat inhoudelijk prioriteit moet krijgen en waarvoor de GOAB-middelen exact worden ingezet.
7.2 Besteding van de budgetten
Het onderwijskansenbeleid wordt hoofdzakelijk uitgevoerd door onze samenwerkingspartners. Aan de hand van de Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen en onderwijskansenbeleid kunnen kinderopvangorganisaties subsidie aanvragen voor de uitvoering van voorschoolse educatie. Deze subsidieregels worden uitgebreid met afspraken over de subsidiëring van overige activiteiten uit het onderwijskansenbeleid,
De toegekende subsidies worden gefinancierd uit de GOAB-middelen. De begroting is te vinden in bijlage 1.
We maken een meerjarenplan om structureel vorm te geven aan beleid. GOAB-middelen worden per periode van vier jaar toegekend. Dat betekent dat we de begroting per periode van vier jaar plannen. De huidige beleidsperiode betreft 2023-2026. In 2026 wordt het GOAB-beleid door de Rijksoverheid geëvalueerd en worden afspraken bekend over financiering voor de periode daarna.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Medemblik,
gehouden op 23 januari 2025,
De griffier.
De voorzitter,
Activiteiten, mede gericht op toeleiding naar VE (bijv. Samen voorlezen / ambitie 2) |
||
Advies over tarieven, subsidieafspraken VE en OAB (ambitie 4) |
||
- *
Bedragen zijn indicatief. Tussen kostenposten kan geschoven worden.
Bijlage 2: Doelgroep definitie gemeente Medemblik
In deze doelgroependefinitie staat beschreven welke kinderen in aanmerking komen voor voorschoolse educatie (VE) in de peuteropvang. Kinderen hebben voor deelname aan VE een indicatie nodig. De subsidievoorwaarden staan beschreven in de Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen en onderwijskansenbeleid.
Doelgroependefinitie per 2019:
De jeugdarts of jeugdverpleegkundige van de JGZ (het consultatiebureau) in Medemblik geeft de VE indicatie af indien er sprake is van één of meer van de volgende kenmerken:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
- 7.
Doelgroependefinitie nieuw voorstel
:
De jeugdarts of jeugdverpleegkundige van de JGZ (het consultatiebureau) in Medemblik geeft de VE indicatie af indien er sprake is van één of meer van de volgende kenmerken:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
De jeugdarts of verpleegkundige beoordeelt op basis van eigen expertise en professionaliteit of er sprake is van omgevingsfactoren die de ontwikkeling van kinderen belemmeren, die niet onder de kenmerken 1 t/m 3 vallen. Het betreft kinderen uit gezinnen waar mogelijk meerdere (sociale, economische, culturele) factoren spelen die effect hebben op hun ontwikkeling.
- •
De VE-kinderopvang heeft de mogelijkheid om op basis van objectieve observatiegegevens kinderen te laten (her)indiceren op basis van een (dreigende) taalontwikkelingsachterstand en/of een achterstand in de motorische of sociaal-emotionele ontwikkeling. De JGZ beoordeelt dit verzoek en geeft zo nodig de indicatie af.
- •
Bijlage 3: Overlegstructuur tussen gemeente en partners
De Lokaal Educatieve Agenda (LEA) is een overleg van de gemeente met bestuurders van primair onderwijs, voortgezet onderwijs, mbo en de (VE) kinderopvang. In de LEA worden afspraken gemaakt over het onderwijskansenbeleid en wordt een beroep gedaan op het gezamenlijk belang. De in dit beleidsplan vastgestelde koers geldt als richtlijn voor de komende jaren. Op bestuurlijk niveau worden de gemaakte afspraken helder en eenduidig richting de werkvloer gecommuniceerd.
Overleg over en met de uitvoering
We stellen een regisseur aan voor VVE en GOAB activiteiten. De regisseur zal met de betrokken partners een overlegstructuur ontwikkelen. De betrokken partners zijn in ieder geval:
- –
- –
- –
- –
- –
Er kunnen werkgroepen worden gevormd op gebiedsniveau en/of thema’s, of de regisseur sluit aan bij bestaande overleggen zoals de knooppunten van het primair onderwijs.
Doel is om elkaar meer op te zoeken en meer samenhang tussen verschillende activiteiten en beleidsterreinen te bewerkstelligen. Daarnaast om de GOAB activiteiten (ambities uit dit beleidsplan) blijvend te versterken.
We vragen advies aan een externe partij bij monitoring, data-analyse en evaluatie van de VVE- en overige GOAB activiteiten. We zoeken naar een eenvoudige manier om kennis en inzichten met partners te delen om beleid verder te ontwikkelen.
Bijlage 4: Lijst van begrippen en afkortingen