Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Koggenland houdende regels omtrent jeugdhulp (Verordening Jeugdhulp 2021 gemeente Koggenland)
1. Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
- 1.
In deze verordening wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende soorten voorzieningen:
- a.
algemene voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;
- b.
voorliggende voorziening; een adequate en toereikende voorziening die op basis van een andere wet voorliggend is op de inzet van een voorziening op basis van de Jeugdwet;
- c.
individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening op grond van de Jeugdwet die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit.
- 2.
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verder verstaan onder:
- a.
aanvraag: een verzoek van een jeugdige of ouders aan het college om te besluiten op een hulpvraag;
- b.
arrangement: een combinatie van een ondersteuningsprofiel en intensiteit. Het arrangement is daarmee gekoppeld aan een bepaalde zwaarte van hulp/ondersteuning;
- c.
doel: een concrete actie hoe het resultaat behaald kan worden. Doelen worden opgesteld om toe te werken naar dat gewenste resultaat;
- d.
familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren;
- e.
formele hulp: ondersteuning door een professionele zorgverlener in uitoefening van een bedrijf;
- f.
gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders;
- g.
hoogspecialistische jeugdhulp: individuele voorzieningen zoals bedoeld in artikel 1.1 onder c zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een zeer intensieve aanpak en/of specifieke – vaak multidisciplinaire – expertise vragen;
- h.
hulpvraag: behoefte van een jeugdige of ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;
- i.
informele hulp: ondersteuning door een persoon die tot het sociale netwerk van de aanvrager behoort;
- j.
intensiteit: de mate van ondersteuningsbehoefte en benodigde inzet die nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. De intensiteiten zijn gekoppeld aan de ondersteuningsprofielen;
- k.
ondersteuningsprofiel: de aard van de ondersteuningsbehoefte van de inwoner;
- l.
persoonsgebonden budget (pgb): het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of ouder, dat hem in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;
- m.
perspectiefplan: een plan waarin de ondersteuningsbehoefte van de inwoner, jeugdige of gezin is vastgelegd samen met de gewenste resultaten en hoe deze te bereiken. Hierin wordt op verschillende leefgebieden de situatie in kaart gebracht om een effectieve ondersteuning voor de jeugdige of het gezin mogelijk te maken;
- n.
regionaal adviesteam hoogspecialistische jeugdhulp: regionaal team bestaande uit gedragsdeskundigen;
- o.
resultaat: de uitkomst van de ingezette hulp/ondersteuning welke staat omschreven in het perspectiefplan;
- p.
specialistische jeugdhulp: individuele voorziening zoals bedoeld in artikel 1.1 onder c zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een intensieve aanpak en/of hoge dan wel specifieke expertise vragen;
- q.
- r.
Zorgteam Koggenland: de voorziening die de gemeente heeft ingericht om hulp/ondersteuning te bieden aan jeugdige of gezin en tevens de lokale toegang tot (hoog)specialistische jeugdhulp. De focus van het Zorgteam Koggenland ligt op het versterken van de eigen regie/kracht van de jeugdige/gezin en het vergroten van zelfredzaamheid.
- 3.
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.
2. Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen
Artikel 2. Algemene voorzieningen
(lees verder onder deze advertentie)
- 1.
Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening.
- 2.
Onder algemene voorziening wordt alle dienstverlening (eerstelijns) verstaan die door het Zorgteam. Hieronder valt in ieder geval de beschikbaarheid van:
- o
Bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei- en opvoedvragen;
- o
Lichte pedagogische hulpverlening;
- o
Casemanagement: het coördineren, afstemmen en volgen van de benodigde hulpverlening aan de jongere en/of zijn ouders, waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn;
- o
Algemeen maatschappelijk werk;
- o
Schoolmaatschappelijk werk: de schoolmaatschappelijk werker geeft advies en ondersteuning aan ouders/verzorgers en kinderen rondom de opvoeding en sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen door middel van gesprekken, en is hierbij gericht op de schoolomgeving. Op deze manier kunnen vraagstukken vroegtijdig worden opgepakt en kan er, samen met de betrokkenen, naar passende oplossingen gezocht worden. Indien nodig wordt doorverwezen naar ambulante jeugdhulp, die meer intensieve trajecten uitvoeren met gezinnen;
- o
- o
Versterking van de vrijwillige inzet en informele netwerken: hieronder valt bijvoorbeeld onafhankelijke cliëntondersteuning;
- o
- o
Jongerencoaching en jongerenwerk.
- 3.
Daarnaast is er nog een voorziening die voor alle burgers vrij toegankelijk is, te weten Veilig Thuis. Veilig Thuis is het meldpunt waar iedereen (zowel inwoners als professionals) terecht kan voor het melden van zorgen over kinderen en/of hun ouders bij vermoedens van kindermishandeling of andere vormen van huiselijk geweld. Eén ieder kan hier ook terecht voor het inwinnen van advies. Veilig Thuis heeft de volgende wettelijke taken (art. 4.1.1. van de wet maatschappelijke ondersteuning):
- o
Het geven van advies en zo nodig het bieden van ondersteuning aan ieder die in verband met een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling om dit advies vraagt;
- o
Het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling;
- o
Het naar aanleiding van een melding onderzoeken of daadwerkelijk sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling;
- o
Het beoordelen van de vraag of – en zo ja tot welke stappen de melding aanleiding geeft;
- o
Het in kennis stellen van een instantie die passende professionele hulp kan verlenen, van de melding, indien het belang van de betrokkene of de ernst van de situatie daartoe aanleiding geeft;
- o
Het in kennis stellen van de politie of de raad voor de kinderbescherming van een melding van (een vermoeden van) huiselijk geweld of kindermishandeling indien het belang van de betrokkene of de ernst van het feit daar aanleiding toe geeft;
- o
Indien Veilig Thuis een verzoek tot onderzoek doet bij de raad voor de kinderbescherming, het in kennis stellen van het college van B&W;
- o
Het op de hoogte stellen van de melder van de stappen die naar aanleiding van zijn melding zijn ondernomen.
- 4.
Het college kan nadere regels vaststellen over welke algemene voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.
3. Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen
Artikel 3. Soorten individuele voorzieningen
- 1.
Een individuele voorziening kan bestaan uit:
- a.
Specialistische jeugdhulp. Dit betreft alle ambulante jeugdhulp en jeugdhulp met (kortdurend) verblijf, niet zijnde dyslexiezorg bij ernstig enkelvoudige dyslexie (EED), pleegzorg of hoogspecialistische jeugdhulp. Specialistische jeugdhulp wordt toegekend in de vorm van zorg in natura (een arrangement) of pgb.
- b.
Ambulante jeugdhulp betreft jeugdhulp die op vaste of onregelmatige tijden plaats vindt bij de jeugdige thuis, op locatie van de aanbieder of elders (school, kinderdagverblijf e.d.).
- c.
Bij Jeugdhulp met (kortdurend) verblijf verblijft een jeugdige in een (open) instelling.
- 2.
De volgende vormen van specialistische jeugdhulp vallen niet binnen de regionaal vastgelegde arrangementen en kunnen apart toegekend worden:
- a.
dyslexiezorg bij EED: ondersteuning voor jeugdigen met (een vermoeden van) EED, in de vorm van dyslexieonderzoek en/of behandeling.
- b.
pleegzorg: ondersteuning waarbij pleegouders de jeugdige verblijf, verzorging en opvoeding bieden. De pleegzorgaanbieder zorgt voor professionele begeleiding van het pleegkind, de pleegouders en de biologische ouders.
- 3.
Hoogspecialistische jeugdhulp: dit betreft zeer complexe, intensieve specialistische jeugdhulp, waarbij een klinische achtervang en 24/7 beschikbaarheid noodzakelijk is. Er is sprake van meervoudige ernstige problematiek die vraagt om een multidisciplinaire aanpak uit meerdere jeugdhulpdisciplines.
- 4.
De arrangementen (bestaande uit ondersteuningsprofielen en intensiteiten) worden nader toegelicht in de door het college vast te stellen nadere regels.
4. Hoofdstuk 4 Toegang individuele voorzieningen
Artikel 4. Toegang tot jeugdhulp via de gemeente, aanvraag
- 1.
Een aanvraag voor een individuele voorziening wordt door de jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) schriftelijk ingediend bij het college door middel van een perspectiefplan.
- 2.
Toegang tot Hoogspecialistische jeugdhulp kan alleen na een positief advies van het regionaal adviesteam Hoogspecialistische jeugdhulp.
- 3.
Het college wijst de jeugdige en/of zijn ouder(s)/verzorger(s) op de mogelijkheid gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.
- 4.
In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende voorziening. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk vast in een beschikking.
- 5.
Het college stelt bij nadere regeling regels vast met betrekking tot de toegang tot de jeugdhulp, waarbij het genoemde in artikel 5, 6, 7 en 8 in acht wordt genomen.
Artikel 5. Toegang naar EED
De school heeft verwijsrecht naar een jeugdhulpaanbieder op het gebied van ernstige enkelvoudige dyslexie (EED). Deze zorg wordt alleen verstrekt als en voor zover de betreffende jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat het gaat om EED volgens het landelijke protocol.
Artikel 6. Toegang jeugdhulp via een wettelijke verwijzer
- 1.
Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts bij een jeugdhulpaanbieder voor zover de jeugdhulpaanbieder door de gemeente gecontracteerd is.
- 2.
De jeugdhulpaanbieder stelt een perspectiefplan op. De jeugdhulpaanbieder kan daarin inbreng vanuit informatie van de verwijzer of vanuit eigen onderzoek en/of instrumenten toevoegen. Over het perspectiefplan vindt, indien aanwezig bij de gemeente, afstemming plaats tussen de aanbieder en het Zorgteam Koggenland.
- 3.
Het college legt de inzet van de betreffende jeugdhulp door een jeugdhulpaanbieder na een verwijzing genoemd in lid 1 van dit artikel vast in een beschikking.
Artikel 7. Toegang jeugdhulp via gecertificeerde instelling
- 1.
Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.
- 2.
De gecertificeerde instelling stelt een perspectiefplan op. De gecertificeerde instelling kan daarin inbreng vanuit de informatie vanuit eigen onderzoek en/of instrumenten kan toevoegen.
Over het perspectiefplan vindt, indien aanwezig bij de gemeente, afstemming plaats tussen de gecertificeerde instelling en het Zorgteam Koggenland over de inhoud van het perspectiefplan.
Artikel 8. Criteria om in aanmerking te komen voor een individuele voorziening
- 1.
Het college neemt het perspectiefplan en indien aanwezig het familiegroepsplan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een individuele voorziening.
- 2.
Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:
- a.
binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:
- i.
gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;
- ii.
het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten;
- iii.
bovengebruikelijke hulp van ouders voor zover zij beschikbaar en in staat zijn de noodzakelijke hulp te bieden, dit geen overbelasting oplevert en er ook geen financiële problemen in het gezin ontstaan als de hulp door de ouder wordt geboden;
- b.
door gebruik te maken van een algemene voorziening, of;
- c.
door gebruik te maken van een voorliggende voorziening.
- 3.
Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouder voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:
- a.
als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en;
- b.
voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.
- 4.
De voorziening als bedoeld in lid 2 kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal 3 maanden vóór de aanvraag.
- 5.
Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.
- 6.
Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in het eerste en tweede lid
Artikel 9. Onderzoek en opstellen perspectiefplan
- 1.
Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige of zijn ouders zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag:
- a.
de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige of zijn ouders en het probleem of de hulpvraag;
- b.
het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;
- c.
het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;
- d.
de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;
- e.
de mogelijkheden om de hulpvraag te beantwoorden door het inzetten van een algemene voorziening;
- f.
de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;
- g.
de mogelijkheden om te kiezen voor een pgb, waarbij de jeugdige en/of ouder in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze;
- h.
de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;
- i.
hoe rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.
- 2.
Het college kan, met instemming van de jeugdige of zijn ouders, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts, en met deze in gesprek gaan over de problemen en de meest aangewezen hulp.
- 3.
Het college en de jeugdige en/of zijn ouders leggen de zaken genoemd in het eerste lid vast in het perspectiefplan.
- 4.
Met toestemming van de jeugdige en/of zijn ouder worden in het perspectiefplan afspraken opgenomen over het moment en de wijze waarop de resultaten van het perspectiefplan met de jeugdige en/of zijn ouder, het Zorgteam Koggenland en de zorgaanbieder besproken worden.
- 5.
Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd.
Artikel 10. Inhoud beschikking
- 1.
In de beschikking op een aanvraag wordt in ieder geval vermeld:
- a.
de dagtekening van de beschikking;
- b.
tot welke beslissing het college is gekomen;
- c.
krachtens welk wettelijk voorschrift de beslissing is genomen;
- d.
de motivering van beslissing;
- e.
binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden in gesteld.
- 2.
Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
dat het perspectiefplan onderdeel uitmaakt van de beschikking, indien deze aanwezig is;
- b.
welke de te verstrekken individuele voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;
- c.
wat de ingangsdatum en duur van de individuele voorziening is, tenzij het om een hersteltraject gaat;
- d.
indien van toepassing welke overige en/of andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
- 3.
Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval ook vastgelegd:
- a.
dat het perspectiefplan onderdeel uitmaakt van de beschikking, indien deze aanwezig is;
- b.
voor welk resultaat het pgb mag worden aangewend;
- c.
dat er kwaliteitseisen gelden voor de ingekochte jeugdhulp vanuit het pgb;
- d.
wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
- e.
wat de ingangsdatum en duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;
- f.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
- g.
De jeugdige of zijn ouders moeten zich binnen 3 maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulpaanbieder, dan wel het pgb binnen 3 maanden hebben besteed aan het resultaat waarvoor het is verstrekt.
- 4.
Wijzigingen in de persoonlijke situatie waarvan jeugdige of zijn ouder(s) zich redelijkerwijs bewust moeten zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte moeten zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen twee weken, bij de lokale toegang worden doorgegeven.
5. Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budget
Artikel 11. Regels voor pgb
- 1.
Het college kan een individuele voorziening verstrekken in de vorm van een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet. Een pgb kan worden verstrekt indien:
- a.
de jeugdige of zijn ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, aantoonbaar in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
- b.
de jeugdige of zijn ouders kunnen motiveren waarom zij de individuele voorziening die door een gecontracteerde aanbieder wordt geleverd, niet passend achten;
- c.
Het college kan nadere regels vaststellen over de aan het pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.
- d.
Naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een professionele aanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk van goede kwaliteit is. Dit betekent onder meer dat de hulp veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verleend.
- 2.
Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouder voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, kan het college hier slechts een pgb voor verstrekken:
- a.
als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en;
- b.
voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.
- 3.
Het pgb kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal 3 maanden vóór de aanvraag.
- 4.
Het college kent geen persoonsgebonden budget toe als:
- a.
in de drie járen, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 8.1.4, lid 1 sub a, d, of e en lid 3 van de wet;
- b.
als de cliënt (en diens eventuele vertegenwoordiger) niet voldoende pgb vaardig is;
de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is geborgd;
- c.
de zorg die aangevraagd wordt, valt onder gebruikelijke hulp;
- d.
behandeling geboden wordt door een ouder of door personen waarbij sprake is van een persoonlijke band die de behandeling mogelijk in de weg staat.
- 5.
Het pgb mag niet worden besteed aan:
- a.
kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;
- b.
kosten voor het voeren van een pgb-administratie;
- c.
kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;
- d.
kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.
- 6.
Het college weigert in ieder geval een pgb indien zij verwacht dat de budgethouder of zijn vertegenwoordiger niet kan voldoen aan de taken verbonden aan het pgb. Het pgb kan in ieder geval geweigerd worden als:
- a.
De budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger handelingsonbekwaam is.
- b.
De budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger geen inzicht in zijn functionele beperkingen heeft.
- c.
De budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger als gevolg van een verstandelijke handicap of ernstig psychische problemen onvoldoende inzicht heeft.
- d.
De budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger als gevolg van vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis onvoldoende inzicht heeft.
- e.
De budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger als gevolg van het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift onvoldoende inzicht heeft.
- f.
Er sprake is van verslavingsproblematiek.
- g.
Er eerder misbruik is gemaakt van het pgb.
- h.
- i.
Er een schuld is bij de zorgverlener waar de voorziening wordt/zal worden ingekocht.
- j.
Het perspectiefplan als onvoldoende wordt beoordeeld door het college of het perspectiefplan niet of onvolledig wordt ingeleverd.
- k.
De in te kopen zorg onder een andere wet dan de Jeugdwet valt.
- l.
Indien aanwezig een wettelijke vertegenwoordiger niet expliciet instaat voor het uitvoeren van de taken die komen kijken bij een pgb.
- m.
De zorgaanbieder geregistreerd staat bij het informatie Knooppunt Zorgfraude of het waarschuwingsregister.
- n.
De vertegenwoordiger mag geen banden hebben met de in te zetten zorg, tenzij het de eigen ouders zijn.
-
Bovenstaande opsomming is niet limitatief.
- 7.
Aanvullende regels voor pgb bij:
De pgb-houder mag geen vaste maandlonen afspreken met hun zorgverlener(s). De zorgverlener wordt via een declaratie of factuur uitbetaald door de SVB.
Artikel 12. Wijze van berekenen van een pgb
- 1.
De hoogte van een pgb:
- a.
wordt vastgesteld op basis van onder andere het perspectiefplan;
- b.
wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede ondersteuning van derden te betrekken, en
- c.
bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de desbetreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare individuele voorziening in natura mits daarmee passende jeugdhulp bij tenminste 1 zorgaanbieder kan worden ingekocht.
- 2.
Het college stelt bij nadere regels de hoogte van tarieven voor pgb’s vast. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van ondersteuning (formele en informele ondersteuning) en voor zover van toepassing, de te bieden deskundigheid en/of de in de branche geldende kwaliteitseisen.
- 3.
Het tarief voor formele ondersteuning wordt gebaseerd op maximaal 100% van het zorg in natura tarief;
- 4.
Het tarief voor informele ondersteuning wordt gebaseerd op het maximum zoals genoemd in het eerste lid van artikel 5.22 van de regeling langdurige zorg en een maximum van € 45,- per etmaal indien er sprake is van logeren/verblijf.
- 5.
Als een persoon vanuit het eigen netwerk zorg verleent op basis van een pgb, maar ook professional is, gelden in principe de maximale bedragen die gelden voor informele ondersteuning zoals genoemd in lid 4.
- 6.
In nadere regels kunnen aanvullende voorwaarden worden vastgesteld.
6. Hoofdstuk 6 Afstemming met andere voorzieningen
Artikel 13. Afstemming met gezondheidszorg
- 1.
Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel g van de wet en artikel 6 lid 1 van deze verordening, plaatsvindt.
- 2.
Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die jeugdhulp ontvangen en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.
- 3.
Het college draagt zorg dat de jeugdige en/of zijn ouders ondersteund worden richting het CIZ, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.
Artikel 14. Afstemming met gecertificeerde instellingen
- 1.
Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2 en de gecertificeerde instellingen.
- 2.
Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:
- a.
het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 1 van de wet,
- b.
het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;
- c.
de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt,
- d.
wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders,
- e.
hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.
- 3.
Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 lid van de wet.
Artikel 15 Afstemming met het justitiedomein
- 1.
Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet.
- 2.
Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het eerste lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 3.1 lid 5 van de wet.
Artikel 16. Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht
- 1.
Het college zorgt ervoor dat alle locaties voor kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs een contactpersoon hebben bij het Zorgteam van de gemeente.
- 2.
Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in lid 1 genoemde contactpersonen en de leerplichtambtenaren.
- 3.
Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het perspectiefplan van de jeugdige en/of zijn ouders.
Artikel 17. Afstemming met Veilig Thuis
Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en individuele voorzieningen.
Artikel 18. Afstemming met Wmo‐voorzieningen
- 1.
Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen dan wel ouders op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
- 2.
Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.
Artikel 19. Afstemming met voorzieningen werk en inkomen
Het college draagt zorg dat het Zorgteam, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen –zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen – te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.
7. Hoofdstuk 7 Prijs-kwaliteitverhouding
Artikel 20. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering (gecertificeerde instellingen)
- 1.
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
- a.
de aard en omvang van de te verrichten taken;
- b.
een redelijke toeslag voor overheadkosten;
- c.
een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
- d.
kosten voor bijscholing van het personeel;
- e.
de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie.
- 2.
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitsverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:
- a.
de marktprijs van de voorzieningen, en
- b.
de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd.
8. Hoofdstuk 8 Toezicht en Handhaving
Artikel 21. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet
- 1.
Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
- 2.
Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen de jeugdige of zijn ouders aan het college of lokale toegang op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.
- 3.
Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;
- c.
de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;
- d.
de jeugdige langer dan zes weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of
- e.
de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening.
- 4.
Als het college een besluit op grond van het derde lid onderdeel a heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb.
- 5.
Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na toekenning of uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 22. Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen (waaronder ook pgb’s)
- 1.
Het college wijst personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.
- 2.
Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen (waaronder pgb’s) met het oog op de beoordeling van de kwaliteit van dienstverlening, recht- en doelmatigheid daarvan.
9. Hoofdstuk 9 Participatie
Artikel 23. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
- 1.
Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
- 2.
Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.
- 3.
Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste en tweede lid.
Hoofdstuk 10 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 24. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
- 1.
De ‘Verordening jeugdhulp 2020 gemeente Koggenland’ wordt ingetrokken.
- 2.
Een jeugdige of ouder houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de ‘Verordening jeugdhulp 2020 gemeente Koggenland’, tot de einddatum van de lopende voorziening.
- 3.
Aanvragen die zijn ingediend onder de ‘Verordening jeugdhulp 2020 gemeente Koggenland’ en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.
Artikel 25. Indexering
- 1.
Het college kan ieder jaar besluiten om bedragen te indexeren op basis van het prijsindexcijfer zoals bekend gemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. gemaakt.
- 2.
Toegekende individuele voorzieningen in de vorm van een pgb worden gedurende de looptijd van de individuele voorziening niet geïndexeerd, tenzij niet is voldaan aan het landelijk geldend wettelijk minimumloon
Artikel 26. Bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen voor de jeugdige of zijn ouders
Het college kan indien er zeer dringende redenen zijn, ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen leidt.
Artikel 27. Klachtenregeling
Het college behandelt klachten van jeugdigen of ouder(s) die betrekking hebben op de wijze van behandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomst de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 28. Evaluatie
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt voor afloop van het betreffende beleidsplan geëvalueerd.
Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De ‘Verordening jeugdhulp 2021 gemeente Koggenland’ treedt in werking op 1 augustus 2021, onder gelijktijdige intrekking van de ‘Verordening jeugdhulp 2020 gemeente Koggenland’.
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening Jeugdhulp 2021 gemeente Koggenland’.
De raad van de gemeente Koggenland,
5 juli 2021, agendapunt …
de griffier,
Mevrouw drs. E.M.L. Marijnissen
de voorzitter,
mevrouw mr. M.M. Bonsen-Lemmers
Link naar bekendmaking
Nieuws of Tips? Correcties of aanvullingen? Foto’s bij het nieuws? Mail naar redactie@onswestfriesland.nl, stuur ons een berichtje via Whatsapp 06-49 522 000 of via facebook @OnsWestfriesland.